Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 februari 2002
gepubliceerd op 29 maart 2002

Koninklijk besluit betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen

bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
numac
2002000268
pub.
29/03/2002
prom.
28/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/28/2002000268/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 142bis tot 142sexies;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen IV.I.28, IV.II.32, IV.II.34 en IV.II.49;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 24 augustus 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 8 november 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de noodzaak tot het reglementair bevestigen van de financiële waarborgen met betrekking tot de opleidingscycli die sedert de inwerkingtreding van het nieuwe politiestatuut in de politiescholen werden aangevat. Het is bovendien noodzakelijk om zo vlug mogelijk, door middel van het huidig ontwerp van koninklijk besluit, een juridische basis te creëren voor de uitbreiding van het voordeel van de subsidies bedoeld in het koninklijk besluit van 19 augustus 1997, tot de leerlingen die geen lid zijn van de gemeentepolitie en die in het jaar 2000-2001 door de politiescholen werden toegelaten. Zoniet zou de vereffening van de subsidies toe te kennen aan de politiescholen voor het toelaten van federale politieambtenaren, op basis van de hier toepasselijke budgettaire regels, hen zeker nadeel berokkenen in strijd met de met hen gemaakte afspraken.

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 december 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Verdeling van de kandidaten

Artikel 1.De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt, in functie van de beschikbare budgettaire middelen en op basis van de mogelijkheden van de politiescholen, de verdeling van de kandidaten : - voor de basisopleiding van het basiskader tussen de erkende scholen en de scholen ingericht door de minister; - voor de basisopleiding van het kader van hulpagenten van politie, van het basiskader, van het middenkader en voor de voorbereidende opleiding van het middenkader tussen de erkende politiescholen onderling. HOOFDSTUK II. - Voorwerp van de financiële tussenkomst

Art. 2.Binnen de perken van de beschikbare kredieten opgenomen in de begroting van de geïntegreerde politie, wordt een financiële tussenkomst toegekend : 1° aan de overeenkomstig de artikelen IV.II.14 en volgende RPPol erkende politiescholen voor : a) de organisatie van bepaalde selectieproeven van de kandidaten voor het kader van hulpagenten van politie en het basiskader;b) het verstrekken van de basisopleiding van het kader van hulpagenten van politie, het basiskader en het middenkader, overeenkomstig de door Ons vastgelegde bepalingen met betrekking tot die basisopleidingen;c) het verstrekken van de door Ons bepaalde voortgezette opleiding;d) het verstrekken van de door Ons bepaalde functionele opleiding; 2° aan elke andere instelling die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel IV.II.26 RPPol, voor het verstrekken van bepaalde functionele opleidingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken is gemachtigd om het in hoofdstuk IV bedoeld bedrag van de financiële tussenkomsten proportioneel te verminderen, in functie van de beschikbare kredieten.

Art. 3.De opleidingen goedgekeurd en gesubsidieerd in het raam van dit besluit kunnen niet het voorwerp uitmaken van een bijkomende facturering aan de federale politie of aan het korps van de lokale politie waartoe de kandidaat tijdens zijn opleiding behoort. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden tot toekenning van een financiële tussenkomst Afdeling 1. - Selectieproeven

Art. 4.Om de in artikel 2, 1°, a), bedoelde financiële tussenkomst te kunnen genieten, moet de inrichtende macht van de erkende politieschool ten laatste op 31 januari van elk jaar aan de algemene directie personeel van de federale politie een verslag toezenden betreffende de rechtvaardiging van het aantal kandidaten die tussen 1 januari en 31 december van het vorige jaar hebben deelgenomen aan de door de betrokken politieschool georganiseerde selectieproeven voor het kader van hulpagenten van politie en het basiskader. Afdeling 2. - Beroepsopleidingen

Art. 5.Om de in artikel 2, 1°, b), c), d), en 2°, bedoelde financiële tussenkomst te kunnen genieten, moet de inrichtende macht van de erkende politieschool of de betrokken instelling : 1° minimum één maand voorafgaand aan de organisatie van elke opleidingscyclus een erkenningsdossier, te bepalen door de directie van de opleiding binnen de algemene directie personeel van de federale politie, dat onder andere de volgende stukken bevat, voor goedkeuring bezorgen aan de Minister van Binnenlandse Zaken : a) het profiel van de op het einde van de opleiding te bereiken bekwaamheden;b) het gedetailleerd opleidingsprogramma;c) de gebruikte opleidingsmethodes;d) het doelpubliek;e) de samenstelling van het lerarenkorps, met inbegrip van de leraars, opleiders, praktijkmonitoren, evenals de identiteit van de stagecoördinatoren en van de mentoren, evenals de motivering van elke aanwijzing;f) het lessenrooster;g) de regels inzake de evaluatie en de samenstelling van de examencommissie en van de jury;h) het intern schoolreglement;2° op het einde van elke opleidingscyclus en ten laatste op 31 januari van elk jaar, aan de algemene directie personeel van de federale politie het aantal en de identiteit van de aspiranten of de cursisten toezenden die regelmatig waren ingeschreven voor een opleidingscyclus, die regelmatig de lessen hebben bijgewoond en die aan de eindexamens hebben deelgenomen. Bij gebrek aan antwoord vóór de aanvang van de opleidingscyclus vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken of de door hem aangewezen dienst van de federale politie, wordt de in het eerste lid, 2°, bedoelde goedkeuring geacht te zijn gegeven.

Art. 6.Het niet naleven van de voorwaarden vermeld in artikel 5 brengt het verlies van het recht op de financiële tussenkomst met zich mee. HOOFDSTUK IV. - Berekening van de financiële tussenkomst Afdeling 1. - Selectieproeven

Art. 7.Het bedrag van de financiële tussenkomst voor de organisatie van de selectieproeven voor het kader van hulpagenten van politie en het basiskader, wordt berekend op basis van het aantal kandidaten die aan de selectieproeven hebben deelgenomen. De tussenkomst per kandidaat wordt als volgt vastgesteld : 1° 18,6 EUR voor de cognitieve geschiktheidsproef;2° 18,6 EUR voor de selectiecommissie. Afdeling 2. - Beroepsopleidingen

Art. 8.Het bedrag van de financiële tussenkomst voor de organisatie van de cycli van de beroepsopleiding wordt berekend op basis van het aantal aspiranten of cursisten die werkelijk hebben deelgenomen aan de volledige opleidingscyclus overeenkomstig de bepalingen van het algemeen studiereglement bedoeld in artikel IV.II.42 RPPol.

Art. 9.Per type opleiding, regelmatig georganiseerd en goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken of de door hem aangewezen dienst van de federale politie, wordt per aspirant of cursist eenzelfde forfaitair bedrag toegekend.

Art. 10.Een financiële tussenkomst wordt slechts verleend voor zover een minimum aantal aspiranten of cursisten werkelijk deelnemen aan de opleidingscyclus.

Het in het eerste lid bedoelde minimum bedraagt : 1° 20 aspiranten voor een cyclus van basisopleiding;2° 30 cursisten voor een cyclus van voortgezette opleiding;3° 15 cursisten voor een cyclus van functionele opleiding. De financiële tussenkomst bedraagt : 1° 1.487,4 EUR per aspirant voor de basisopleiding van het kader van hulpagenten van politie; 2° 4.957,9 EUR per aspirant voor de basisopleiding van het basiskader; 3° 2.479 EUR per aspirant voor de voorbereidende opleiding van het middenkader; 4° 3.098,7 EUR per aspirant voor de basisopleiding van het middenkader; 5° 5 EUR per uur per cursist met een maximum van tien uur per jaar per cursist voor de voortgezette opleiding;6° voor de functionele opleidingen : a) 5 EUR per uur per cursist indien het aantal lesuren minder bedraagt dan 40;b) 297,5 EUR per cursist indien het aantal lesuren gelegen is tussen 40 en 80;c) 495,8 EUR per cursist indien het aantal lesuren gelegen is tussen 81 en 150;d) 619,8 EUR per cursist indien het aantal lesuren meer bedraagt dan 150.

Art. 11.De bedragen van de financiële tussenkomsten worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, van de maand waarop dit besluit in werking treedt.

Deze bedragen worden jaarlijks aangepast door ze te koppelen aan een coëfficiënt gelijk aan de verhouding tussen het indexcijfer van de consumptieprijzen op iedere verjaardag van de datum van inwerkingtreding van dit besluit en het cijfer bedoeld in het eerste lid.

Het resultaat van deze verhouding wordt, in voorkomend geval, tot op de tweede decimaal afgerond. HOOFDSTUK V. - Terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen

Art. 12.Een opleider per klas, die lid is van de federale politie, wordt voor de basisopleidingen en de voorbereidende opleiding van het middenkader ter beschikking gesteld van de erkende politiescholen.

In afwijking van het eerste lid wordt, voor de basisopleiding van het kader van hulpagenten van politie, per twee klassen een opleider ter beschikking gesteld.

De terbeschikkingstelling vindt plaats vóór de aanvang van de opleidingscyclus. Zij wordt besloten in overleg tussen de directeur-generaal personeel van de federale politie of zijn vertegenwoordiger en de directeur van de betrokken school.

Art. 13.De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de nadere praktische regels van de terbeschikkingstelling. HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen

Art. 14.De directeur-generaal personeel van de federale politie legt, na advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, de nodige kredieten vast om de in artikel 2 bedoelde financiële tussenkomsten die kunnen worden toegekend aan de erkende politiescholen, te dekken.

Art. 15.De directeur-generaal personeel van de federale politie of zijn afgevaardigde kunnen, op eenvoudig verzoek, op ieder ogenblik ter plaatse alle stukken raadplegen die het bewijs leveren dat de in artikel 5 bedoelde voorwaarden voor de toekenning van de financiële tussenkomst, vervuld werden. HOOFDSTUK VII. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 16.Onverminderd het tweede lid, wordt het koninklijk besluit van 19 augustus 1997 tot regeling van de subsidiëringsmodaliteiten van de selectieproeven en de beroepsopleidingen georganiseerd door de erkende trainings- en opleidingscentra voor de gemeentepolitie opgeheven.

Dit koninklijk besluit blijft evenwel van kracht voor de opleidingen die ten laatste op 31 maart 2001 aanvatten.

Art. 17.Voor de toepassing van artikel 16, tweede lid, moet begrepen worden onder : 1° de woorden « wordt de subsidie enkel verleend voorzover ten minste vijftien leerlingen regelmatig zijn ingeschreven en de lessen hebben bijgewoond » in artikel 8, d, van het in artikel 16 bedoelde koninklijk besluit : de woorden « wordt de subsidie enkel verleend voor zover ten minste vijftien leerlingen regelmatig zijn ingeschreven en de lessen hebben bijgewoond, ongeacht hun oorspronkelijk politiekorps »;2° de woorden « van de leden van de gemeentepolitie » in artikel 8, f, van het voornoemde koninklijk besluit : de woorden « van de leden van het operationeel kader van de politiediensten ».

Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.

Art. 19.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 februari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^