gepubliceerd op 13 januari 2021
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart
28 DECEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Belgisch Scheepvaartwetboek, artikel 2.2.1.4;
Gelet op de wet van 5 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/2018 pub. 17/07/2018 numac 2018031463 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart, de artikelen 11, § 1, tweede lid en 13;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020031121 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake registratie van zeeschepen sluiten inzake registratie van zeeschepen;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 23 oktober 2020;
Gelet op het advies 68.272/4 van de Raad van State gegeven op 9 december 2020 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies 105/2020 van de Gegevensbeschermingsautoriteit gegeven op 5 november 2020 met toepassing van artikel 23 van de wet van 3 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit;
Overwegende dat het advies van het Federaal Overlegplatform voor de Pleziervaart werd ingewonnen betreffende het uitstel van de termijn waarbinnen vereist wordt dat een praktisch examen voor het beperkt stuurbrevet en het algemeen stuurbrevet wordt afgelegd. Op 8 oktober 2020 werd het advies verleend om de termijn van 1 januari 2021 te wijzigen naar 1 juli 2021 ten gevolge van de corona-epidemie.
Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit en de Minister van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1.1 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart wordt aangevuld met de bepalingen onder 28° en 29°, luidende: "28° praktijktestcentrum: een door de minister erkende instantie overeenkomstig artikel 4.17 waar de kandidaten voor een vaarbevoegdheidsbewijs hun praktisch examen afleggen; 29° verkeersscheidingsstelsel: een door de Internationaal Maritieme Organisatie ingesteld routeringssysteem gericht op de scheiding van tegengestelde verkeersstromen door passende middelen en door de instelling van verkeersroutes."
Art. 2.Hoofdstuk 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "HOOFDSTUK 4 - VAARBEVOEGDHEIDSBEWIJZEN Afdeling 1 - Ontheffingen
Art. 4.1. § 1. Er is geen vaarbevoegdheidsbewijs nodig in de zone 0. § 2. Er is geen vaarbevoegdheidsbewijs nodig in de zones 1 en 2, tenzij het pleziervaartuig: 1° wordt ingezet voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, of 2° door motor voortbewogen, sneller dan 20 kilometer per uur kan varen, of 3° een romplengte groter dan 15 meter heeft. § 3. Tot 31 december 2021 is er geen vaarbevoegdheidsbewijs nodig in de zones 3, 4, 5, 6 en 7, tenzij het pleziervaartuig: 1° wordt ingezet voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, of 2° een romplengte heeft van minimaal 24 meter. Vanaf 1 januari 2022 is er geen vaarbevoegdheidsbewijs nodig in de zones 3, 4, 5, 6 en 7, tenzij het pleziervaartuig: 1° wordt ingezet voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, of 2° door motor voortbewogen, sneller dan 20 kilometer per uur kan varen, of 3° een romplengte groter dan 15 meter heeft. § 4. Onverminderd paragraaf 1, 2 en 3, zijn personen die lessen volgen onder toezicht van een lesgever met als doel het leren varen met een pleziervaartuig of lessen volgen in functie van het behalen van een scholingsbrevet of van een vaarbevoegdheidsbewijs, ontheven van de verplichting een vaarbevoegdheidsbewijs te hebben. Afdeling 2 - Vaarbevoegdheidsbewijzen
Onderafdeling 1 - Soorten en geldigheid Art. 4.2. § 1. De volgende vaarbevoegdheidsbewijzen worden door de administratie afgegeven: 1° het beperkt stuurbrevet dat geldig is in de zone 0 en 1;2° het algemeen stuurbrevet dat geldig is in de zones 0, 1, 2, 3 en 4;3° brevet yachtman dat geldig is in de zones 0, 1, 2, 3, 4, 5 en 6;4° brevet yachtnavigator dat geldig is in alle zones 0,1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7. In afwijking van het eerste lid, is het algemeen stuurbrevet geldig in de Belgische territoriale zee en de EEZ voor de gevallen bedoeld in artikel 4.1, § 3, tweede lid, 2° en 3°. § 2. Het beperkt stuurbrevet, het algemeen stuurbrevet en het brevet yachtman bevatten de vermelding "M" of de vermelding "MS", waarbij de vermelding "M" betekent enkel geldig te zijn om te varen met motorboten en de vermelding "MS" geldig te zijn om te varen met zowel motorboten als zeilboten.
Het brevet yachtnavigator is geldig voor het varen met zowel motorboten als zeilboten. § 3. In afwijking van paragraaf 1 moet in de zones 4, 5, 6 en 7 de bemanning van pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik voldoen aan het koninklijk besluit van 22 augustus 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/08/2020 pub. 31/08/2020 numac 2020042375 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende zeevarenden sluiten betreffende zeevarenden.
In afwijking van het eerste lid zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 augustus 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/08/2020 pub. 31/08/2020 numac 2020042375 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende zeevarenden sluiten betreffende zeevarenden, met uitzondering van de artikelen 19 tot en met 23, niet van toepassing op pleziervaartuigen met een romplengte van minder dan of gelijk aan 24 meter die worden ingezet voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik in de zone 3, de Belgische territoriale zee of de EEZ en is het brevet yachtman voldoende indien cumulatief door de houder van het brevet yachtman voldaan wordt aan volgende voorwaarden: 1° iedere 5 jaar wordt de opleiding "Basis overlevingstechnieken op zee" gevolgd waarvan de inhoud wordt vastgesteld door de minister; 2° te allen tijde kunnen aantonen te beschikken over een geldig medisch attest overeenkomstig artikel 4.8, § 3 dat maximum 1 jaar oud is; 3° iedere 5 jaar wordt het bewijs geleverd van voldoende aantal mijl of uren ervaring of wordt een nieuw praktisch examen voor het brevet yachtman succesvol afgelegd.De vereiste ervaring voor het brevet yachtman motor is minimaal 200 vaaruren gedurende de laatste 5 jaar, en voor het brevet yachtman motor en zeil minimaal 750 zeemijlen gedurende de laatste 5 jaar. § 4. In afwijking van paragrafen 1, 2 en 3 is voor de scholing met pleziervaartuigen zonder kajuit in de Belgische wateren een scholingsbrevet voldoende.
Art. 4.3. Een radarbrevet wordt uitgereikt aan de personen die kunnen aantonen dat ze de navigatie van een pleziervaartuig op grond van door middel van radar verkregen gegevens veilig kunnen uitvoeren.
Art. 4.4. De vaarbevoegdheidsbewijzen en het radarbrevet zijn onbeperkt geldig in tijd.
Onderafdeling 2 - Aanvraag en afgifte Art. 4.5. De vaarbevoegdheidsbewijzen en het radarbrevet worden opgemaakt volgens de modellen vastgesteld door de administratie die deze publiceert door middel van een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.6. De vaarbevoegdheidsbewijzen met de vermelding "M" en het radarbrevet worden afgegeven door de administratie, als aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° minimum leeftijd 16 jaar;2° medisch geschikt;3° geslaagd in theoretisch gedeelte;4° geslaagd in het praktisch examen. De vaarbevoegdheidsbewijzen met de vermelding "MS" worden enkel afgegeven als voldaan is aan de voorwaarden in het eerste lid en betrokkene geslaagd is in het praktisch examen voor het gedeelte betreffende zeilen.
Art. 4.7. Voor het besturen van pleziervaartuigen met een romplengte van meer dan 15 meter of die sneller dan 20 kilometer per uur (op motor) kunnen varen in de zones 3 tot en met 7, moet de bestuurder minimum 18 jaar zijn.
In afwijking van het vorige lid, moet de bestuurder van een waterscooter minimum 16 jaar zijn.
Art. 4.8. § 1. De aanvraag tot het bekomen van een beperkt en algemeen stuurbrevet wordt ingediend bij een pleziervaartorganisatie die door de minister is gemachtigd via een formulier dat door de administratie is bepaald en dat bekend gemaakt is op de website van de administratie. De pleziervaartorganisatie controleert de correctheid van het dossier. § 2. De aanvraag tot het bekomen van een brevet yachtman, brevet yachtnavigator en radarbrevet wordt ingediend bij de administratie, op de wijze bepaald door de administratie, bekend gemaakt op de website van de administratie.
De aanvraag voor het bekomen van een brevet yachtman kan maar worden ingediend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden voor het bekomen van een algemeen stuurbrevet of houder is van dit brevet.
Een aanvraag voor het bekomen van een brevet yachtnavigator kan maar worden ingediend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden voor het bekomen van een brevet yachtman of houder is van dit brevet. § 3. De aanvraag wordt vergezeld van een medisch attest dat bevestigt dat de aanvrager zich onderworpen heeft aan een geneeskundig onderzoek bij een arts naar keuze en dat de aanvrager niet lijdt aan lichaamsgebreken of kwalen die voor de veiligheid van de scheepvaart nadelig kunnen zijn. Dit onderzoek heeft met name betrekking op: 1° het gezichtsvermogen en inzonderheid de gezichtsscherpte en het kleurenonderscheidingsvermogen;2° het gehoor;3° de algemene lichamelijke conditie en gezondheid, inzonderheid de toestand van hart en longen en de bloeddruk. Op het moment dat alle voorwaarden voor het bekomen van een vaarbevoegdheidsbewijs of radarbrevet voldaan zijn, mag het medisch attest maximum 3 maanden oud zijn. § 4. De houder van een vaarbevoegdheidsbewijs of radarbrevet die er zich van bewust is te lijden aan één van de gebreken zoals omschreven in § 3, of één van de kwalen die voor de veiligheid van de scheepvaart nadelig kunnen zijn, is verplicht binnen tien dagen zijn brevet in te leveren bij de overheid die het afgegeven heeft.
Het vaarbevoegdheidsbewijs, ingeleverd met toepassing van het eerste lid, wordt teruggegeven aan de houder wanneer deze met goed gevolg het geneeskundig onderzoek heeft ondergaan. § 5. De administratie kan het medisch attest uitsluitend gebruiken voor het behandelen van de aanvragen van vaarbevoegdheidsbewijzen en het radarbrevet. De administratie mag deze gegevens niet verspreiden of voor andere doeleinden gebruiken.
Het medisch attest wordt gewist door de administratie na een bewaartermijn van 5 jaar.
Art. 4.9. Voor de vervanging van een verloren geraakt, versleten of onleesbaar of teniet gegaan vaarbevoegdheidsbewijs of radarbrevet, kan een nieuw worden afgeven waarbij door de aanvrager een retributie verschuldigd is van 20 euro. Het vervangen vaarbevoegdheidsbewijs of radarbrevet verliest zijn geldigheid.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de formule bedoeld in artikel 2.3, tweede, derde en vierde lid.
Art. 4.10. § 1. Om als pleziervaartorganisatie gemachtigd te worden voor de toepassing van artikel 4.8, richt de organisatie hiervoor een aanvraagdossier in bij de administratie.
De aanvraag omdat de volgende stukken: 1° de aanvraag, gedateerd en ondertekend door een gemandateerde van de pleziervaartorganisatie;2° een afschrift van de statuten van de pleziervaartorganisatie waaruit blijkt dat zij de promotie van de pleziervaart bevordert. Een organisatie die aangesloten is bij een overkoepelende organisatie voor het bevorderen van de waterrecreatie, komt niet in aanmerking voor een afzonderlijke machtiging.
De pleziervaartorganisatie moet de nodige gegevens ter beschikking stellen van de administratie op de wijze bepaald door de administratie. § 2. Na nazicht van het aanvraagdossier en bij positief gevolg verkrijgt de pleziervaartorganisatie een voorlopige machtiging door de minister voor een periode van 2 jaar.
Zes maanden voor het einde van deze 2 jaar zal de administratie een audit uitvoeren bij de pleziervaartorganisatie over de werkzaamheden van met betrekking tot het afleveren van vaarbevoegdheidsbewijzen en het respect tot alle wettelijke en reglementaire bepalingen. Indien deze audit positief is, krijgt de pleziervaartorganisatie een definitieve machtiging.
Minstens om de vijf jaar zal de administratie een audit uitvoeren bij een definitief gemachtigde pleziervaartorganisatie over de werkzaamheden met betrekking tot het afleveren van vaarbevoegdheidsbewijzen en het respect tot alle wettelijke en reglementaire bepalingen. Indien de gemachtigde pleziervaartorganisatie niet meer voldoet aan de voorwaarden kan de machtiging definitief of voor een bepaalde periode worden ingetrokken. § 3. De bepaling van 4.10, § 1, tweede lid, 2° is niet van toepassing op overheidsdiensten voor hun eigen personeelsleden.
Onderafdeling 3 - Examens Art. 4.11. De aanvrager schrijft zich in voor het theoretisch examen dat ingericht wordt door de administratie.
De aanvrager kan reeds aan het theoretische examen deelnemen in afwachting van zijn praktisch examen bedoeld in de artikelen 4.14 en 4.15.
De aanvrager moet minimum 15 jaar zijn en moet zich op het examen aanbieden voorzien van zijn identiteitskaart of een als dusdanig geldend document dat de identiteit kan bewijzen.
Art. 4.12. De kandidaten krijgen een vragenlijst met vragen die door de administratie zijn opgesteld.
Het aantal vragen is als volgt: 1° voor het verkrijgen van het beperkt stuurbrevet: 30 vragen, bestaande uit: 12 vragen met betrekking tot `reglementen', 10 vragen met betrekking tot `navigatie' en 8 vragen met betrekking tot `veiligheid en manoeuvres'.Er moet minimaal 50% per examenonderdeel behaald worden met een minimum van 60% in totaliteit; 2° voor de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet: 30 vragen, bestaande uit: 10 vragen met betrekking tot `reglementen', 10 vragen met betrekking tot `navigatie' en 10 vragen met betrekking tot `veiligheid en manoeuvres'.Er moet minimaal 50% per examenonderdeel behaald worden met een minimum van 60% in totaliteit; 3° voor de aanvulling tot het brevet van yachtman: 35 vragen, bestaande uit: 5 vragen met betrekking tot `reglementen', 18 vragen met betrekking tot `navigatie' en 12 vragen met betrekking tot `veiligheid en manoeuvres'.Er moet minimaal 60% per examenonderdeel behaald worden met een minimum van 60% in totaliteit; 4° voor de aanvulling tot het brevet van yachtnavigator: 35 vragen, bestaande uit: 22 vragen met betrekking tot `navigatie' en 13 vragen met betrekking tot `veiligheid en manoeuvres'.Er moet minimaal 60% per examenonderdeel behaald worden met een minimum van 60% in totaliteit; 5° voor het verkrijgen van het radarbrevet: 50 vragen, waarbij een minimum van 70% in totaliteit moet behaald worden. Voor elk juist antwoord wordt 1 punt toegekend. De examencommissie bepaalt hoeveel vragen per vak worden toegekend binnen een bepaald examenonderdeel.
Het resultaat van het theoretisch examen blijft 3 jaar geldig.
De minister bepaalt de algemene inhoud van de leerstof voor het theoretisch examen.
Art. 4.13. Voordat de kandidaat kan deelnemen aan het examen bedoeld in artikel 4.12 is een retributie van 37,5 euro verschuldigd.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de formule bedoeld in artikel 2.3, tweede, derde en vierde lid.
Art. 4.14. § 1. De kandidaat moet voor een praktisch examen slagen waarbij de praktische kennis en vaardigheid wordt getest. Om te kunnen deelnemen aan het praktisch examen moet de kandidaat minimum 15 jaar zijn. § 2. Tijdens het praktijkexamen moet de volgende kennis en vaardigheid getest worden op de wijze zoals vastgesteld door de administratie: 1° voor het beperkt stuurbrevet motor: de eindtermen opgenomen in bijlage 2, deel A;2° voor het beperkt stuurbrevet motor en zeil: a) de eindtermen opgenomen in bijlage 2, deel A en B ;b) de eindtermen opgenomen in bijlage 2, deel B indien de kandidaat reeds beschikt over het beperkt stuurbrevet motor;3° voor de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor: de eindtermen opgenomen in bijlage 2, deel A;4° voor de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor en zeil: a) de eindtermen opgenomen in bijlage 2, deel A en B;b) de eindtermen opgenomen in bijlage 2, deel B indien de kandidaat reeds beschikt over het algemeen stuurbrevet motor ;5° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor: de eindtermen opgenomen in bijlage 3, deel A;6° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor en zeil: de eindtermen opgenomen in bijlage 3, deel B;7° voor het radarbrevet: de eindtermen opgenomen in bijlage 4. § 3. Om geslaagd te zijn in het praktisch examen moet de behaalde score minstens 60% bedragen.
Fouten op volgende onderdelen van het praktisch examen hebben een onmiddellijk einde van het praktisch examen tot gevolg waarbij de kandidaat als niet geslaagd wordt beschouwd: 1° voor het beperkt stuurbrevet motor en de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor: a) rekening houden met de voorrangsregels en correct reageren;b) dodemanskoord gebruiken indien aanwezig;c) te allen tijde de volledige controle bewaren over het vaartuig;d) een man overboord in recupereerbare positie brengen;2° voor het beperkt stuurbrevet motor en zeil en de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor en zeil: a) rekening houden met de voorrangsregels en correct reageren;b) dodemanskoord gebruiken indien aanwezig;c) te allen tijde de volledige controle bewaren over het vaartuig;d) een man overboord in recupereerbare positie brengen;e) reven of het zeiloppervlak verkleinen;f) efficiënt zeilen van een driehoekig parkoers met minimum één indewinds rak en met de correcte zeilstand (aan de wind, halfwinds, ruime wind, voor de wind, gijpen, overstag gaan);3° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor: a) algemene veiligheid/ veiligheidsbriefing;b) man-over-boordmanoeuvre;c) respecteren van voorrangsregels;d) nachtvaart;e) vaarplan opstellen (vóór vertrek);4° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor en zeil: a) algemene veiligheid/ veiligheidsbriefing;b) man-over-boordmanoeuvre;c) respecteren van voorrangsregels;d) nachtvaart;e) vaarplan opstellen (vóór vertrek). Art. 4.15. Het praktisch examen beperkt stuurbrevet, algemeen stuurbrevet, yachtman en radarbrevet dient afgenomen te worden door een erkend praktijktestcentrum zoals bedoeld in onderafdeling 4.
Voor het praktisch examen moet gebruik gemaakt worden van een gemotoriseerd pleziervaartuig geregistreerd voor bedrijfs- en beroepsmatig gebruik, tenzij het praktisch examen wordt afgenomen aan boord van een gemotoriseerd pleziervaartuig waarmee de kandidaat een juridische band heeft. Het betreffende pleziervaartuig moet een romplengte hebben van minimaal 6 meter.
Het praktisch examen yachtnavigator wordt afgenomen door de examencommissie bedoeld in de artikelen 8.16 tot 8.22. Enkel personen die geslaagd zijn voor het praktisch examen yachtman motor en zeil zoals bedoeld in art. 4.14, § 2, 6°, kunnen deelnemen aan het praktisch examen yachtnavigator.
Het resultaat van het praktisch examen blijft 3 jaar geldig.
Art. 4.16. § 1. De minimale duurtijd en locatie van een praktisch examen is: 1° voor het beperkt stuurbrevet motor: 1 uur per persoon in de Belgische wateren en de EEZ;2° voor het beperkt stuurbrevet motor en zeil: 1 uur per persoon in de Belgische wateren en de EEZ;3° voor de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor: 1 uur per persoon in de Belgische wateren en de EEZ;4° voor de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor en zeil: 1 uur per persoon in de Belgische wateren en de EEZ;5° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor: 6 uren per persoon, waarvan minstens 3 uren tussen zonsondergang en zonsopgang, het minimaal 1 keer doorkruisen van het verkeersscheidingsstelsel en het aanlopen van en het aan- en afmeren in een Belgische haven;6° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor en zeil: 10 uren per persoon, minstens 3 uren tussen zonsondergang en zonsopgang, het minimaal 1 keer doorkruisen van het verkeersscheidingsstelsel en het aanlopen van en het aan- en afmeren in een Belgische haven;7° voor het verkrijgen van het radarbrevet: 30 minuten per persoon in zone 1, 2 of 3. Tijdens het praktisch examen mogen meerdere kandidaten aan boord zijn waarbij de duurtijd in het eerste lid telkenmale wordt vermenigvuldigd met het aantal kandidaten aan boord. § 2. In afwijking van de eerste paragraaf, mag een praktijktestcentrum een traject van permanente evaluatie opzetten waarbij de kandidaat gedurende langere tijd gevolgd wordt en de verschillende kennisonderdelen bedoeld in artikel 4.14, § 2 op verschillende momenten worden getest. Tijdens dit traject moet er minstens 1 tocht van 10 uur worden ondernomen indien één kandidaat deelneemt. Indien 2, 3 of 4 kandidaten deelnemen, moet tijdens dit traject minstens 1 tocht van 12 uur worden ondernomen.
Onderafdeling 4 - Praktijktestcentrum Art. 4.17. Het praktijktestcentrum wordt erkend door de minister.
De erkenning als praktijktestcentrum kan slechts verleend worden aan in artikel 1.5, § 2 of artikel 1.6, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde rechtspersonen.
Art. 4.18. Een praktijktestcentrum beschikt over minstens één vestigingseenheid in België. Deze vestigingseenheid beschikt over minstens 1 pleziervaartuig met een romplengte van meer dan 6 meter dat een certificaat van deugdelijkheid heeft overeenkomstig artikel 8, § 2 van de wet.
Art. 4.19. § 1. Elke in artikel 4.17, tweede lid, bedoelde rechtspersoon die de erkenning als praktijktestcentum wenst te bekomen, richt de administratie een aanvraag. Bij de aanvraag worden volgende documenten gevoegd: 1° KBO-nummer; 2° gegevens over de pleziervaartuigen bedoeld in artikel 4.18; 3° een overzicht van de examinatoren bedoeld in artikel 4.22 om na te gaan of de praktijktestcentra over voldoende gekwalificeerde examinatoren beschikt; 4° een beschrijving van de administratieve procedures overeenkomstig de richtlijnen vastgesteld door de administratie en zoals bekend gemaakt op de website van de administratie;5° een beschrijving van de organisatie van de praktijkexamens overeenkomstig de richtlijnen vastgesteld door de administratie en zoals bekend gemaakt op de website van de administratie; 6° een overzicht voor welke vaarbevoegdheidsbewijzen bedoeld in artikel 4.15, eerste lid het praktijktestcentrum wenst erkend te worden; 7° een beschrijving van de verwerking van persoonsgegevens opdat de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene worden gewaarborgd;8° een beschrijving van een onafhankelijke beroepsprocedure. § 2. De administratie voert een audit uit om na te gaan of de aanvrager aan al de wettelijke en reglementaire voorwaarden voldoet.
Op basis van deze audit geeft de administratie een advies aan de minister over de erkenning van de aanvrager als praktijktestcentrum.
De erkenning wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en vermeldt de identificatiegegevens, het erkenningsnummer en de lijst van vaarbevoegdheidsbewijzen waarvoor het praktijktestcentrum is erkend.
Art. 4.20. Het praktijktestcentrum is er voor verantwoordelijk dat de praktijkexamens en examinatoren voldoen aan de wettelijke voorwaarden.
Hiervoor worden de administratieve procedures bedoeld in artikel 4.19, § 1, 4° gevolgd en worden de examens georganiseerd overeenkomstig de beschrijving in artikel 4.19, § 1, 5°.
Art. 4.21. De administratie voert een jaarlijkse audit uit bij het praktijktestcentrum. Op basis van deze audit kan de administratie maatregelen voorstellen aan het praktijktestcentrum om tekortkomingen weg te werken. Indien het praktijktestcentrum hieraan geen gevolg geeft binnen een redelijke termijn, maakt de administratie een advies over aan de minister om de erkenning van het praktijktestcentrum te schorsen of in te trekken. De minister kan overgaan tot het schorsen of intrekken na betrokkene gehoord te hebben.
In afwijking van het eerste lid, kunnen bij een ernstige inbreuk waarbij de veiligheid van de examinator of kandidaat in het gedrang komt, de activiteiten door de minister met onmiddellijke ingang worden geschorst.
Art. 4.22. § 1. Examinatoren zijn aangestelden van het praktijktestcentrum en werken onder volledige verantwoordelijkheid van het praktijktestcentrum. § 2. De examinator beschikt minstens over het vaarbevoegdheidsbewijs waarvoor als examinator wordt opgetreden.
De afname van een praktisch examen in de territoriale zee en de EEZ mag enkel door examinatoren die beschikken over een vaarbevoegdheidsbewijs dat voldoet aan de bepalingen van art 4.2, § 3 of over een brevet yachtnavigator . § 3. De examinator beschikt over minimaal de volgende recente ervaring: 1° voor het beperkt stuurbrevet motor: 100 vaaruren gedurende de laatste 3 jaar;2° voor het beperkt stuurbrevet motor en zeil: 600 zeemijlen gedurende de laatste 3 jaar;3° voor de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor: 100 vaaruren gedurende de laatste 3 jaar;4° voor de aanvulling tot het algemeen stuurbrevet motor en zeil: 600 zeemijlen gedurende de laatste 3 jaar;5° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor: 400 vaaruren gedurende de laatste 5 jaar;6° voor de aanvulling tot het brevet yachtman motor en zeil: 1500 zeemijlen gedurende de laatste 5 jaar;7° voor het verkrijgen van het radarbrevet: 100 vaaruren gedurende de laatste 3 jaar. Deze ervaring wordt bewezen door middel van het logboek dat ter beschikking moet zijn van de administratie en waarvan de inhoud wordt vastgesteld door de minister. Afdeling 3 - Internationaal Certificaat
Art. 4.23. § 1. Het ICC met de vermelding "I" is geldig in de zone 1;
Het ICC met vermelding "C" is geldig in de zones 2, 3 en 4;
Het ICC met de vermelding "IC" is geldig in de zones 1, 2, 3 en 4; § 2. Het ICC met de vermelding "M" is geldig voor motorboten;
Het ICC met de vermelding "S" is geldig voor zeilboten;
Het ICC met de vermelding "MS" is geldig voor motorboten en zeilboten.
De minister bepaalt op advies van de Commissie Pleziervaart welke beroeps- of pleziervaartvaarbevoegdheidsbewijzen aanleiding kunnen geven tot een ICC en de vermeldingen bedoeld in paragraaf 1.
De bepaling van artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 mei 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/05/2011 pub. 10/06/2011 numac 2011014114 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende het internationaal certificaat voor de bestuurder van een pleziervaartuig en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 1993 betreffende het stuurbrevet vereist voor het bevaren van de scheepvaartwegen van het Rijk met betrekking tot zekere categorieën van pleziervaartuigen sluiten betreffende het internationaal certificaat voor de bestuurder van een pleziervaartuig en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 1993 betreffende het stuurbrevet vereist voor het bevaren van de scheepvaartwegen van het Rijk met betrekking tot zekere categorieën van pleziervaartuigen, blijft van kracht tot de minister een eerste maal de bepaling in het vorige lid heeft uitgevoerd.
Art. 4.24. De aanvraag tot het verkrijgen van een ICC wordt ingediend bij een pleziervaartorganisatie.
De aanvraag gebeurt door middel van een formulier waarvan de inhoud en de vorm wordt bepaald door de administratie en dat door de aanvrager wordt gedateerd en ondertekend. Dit formulier is bekend gemaakt op de website van de administratie.
Art. 4.25. De aanvraag bedoeld in artikel 4.24 moet vergezeld worden van een kopie van het beroeps- of pleziervaartvaarbevoegdheidsbewijs dat aanleiding kan geven tot een ICC en van een officieel document met vermelding van het rijksregisternummer. Het ICC wordt uitgereikt door de administratie.
Art. 4.26. De retributie voor het verkrijgen van een ICC bedraagt 28 euro.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de formule bedoeld in artikel 2.3, tweede, derde en vierde lid.
Art. 4.27. Voor de vervanging van een verloren geraakt, versleten of onleesbaar of teniet gegaan ICC kan een nieuw worden afgeven waarbij door de aanvrager een retributie verschuldigd is van 20 euro.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de formule bedoeld in artikel 2.3, tweede, derde en vierde lid.
Het vervangen ICC verliest zijn geldigheid. De artikelen 4.24 en 4.25 zijn van toepassing op de aanvraag van het nieuw ICC. Art. 4.28. Het internationaal certificaat voor de bestuurder van een pleziervaartuig afgegeven door een buitenlandse bevoegde overheid, overeenkomstig de bepalingen van Resolutie nr. 40 aangenomen door de Werkgroep vervoer scheepvaartwegen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties op 16 oktober 1998, is gelijkwaardig met het ICC voor het gebruik in de zones vermeld in artikel 4.23, naargelang de betreffende vermelding (I of C of IC).
Art. 4.29. Het ICC wordt opgemaakt volgens het model vastgesteld door de administratie die deze publiceert door middel van een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.30. Indien de houder van een ICC niet meer voldoet aan alle voorwaarden op grond waarvan het ICC overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling werd verkregen, levert de houder het ICC in bij de administratie."
Art. 3.In artikel 9.10 van hetzelfde besluit worden de woorden "1 januari 2021" vervangen door de woorden "1 juli 2021".
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9.12 ingevoegd, luidende: "Art. 9.12. In afwijking van artikel 4.22, § 3, kan de nodige ervaring van de examinatoren tot 31 december 2024 voor de bepalingen onder 1° tot en met 4° en 7° van dat artikel bewezen worden door alle nuttige informatie en moet de examinator verklaren dat aan deze ervaringsvereisten voldaan wordt. Tot 31 december 2026 kan de recente ervaring die wordt vereist bij bepalingen onder 5° en 6° bewezen worden door alle nuttige informatie en moet de examinator verklaren dat aan deze ervaringsvereisten voldaan wordt."
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9.13 ingevoegd, luidende: " Art. 9.13. In afwijking van artikel 4.2, § 3, tweede lid, 3° kan de nodige ervaring bewezen worden tot 31 december 2026 door alle nuttige informatie en moet de houder van het brevet yachtman verklaren dat de nodige ervaring werd opgedaan.
De opleiding "Basis overlevingstechnieken op zee" bedoeld in artikel 4.2, § 3, tweede lid, 1° moet voor de eerste keer gevolgd worden uiterlijk op 31 december 2023."
Art. 6.In artikel 20 van het koninklijk besluit van 26 juni 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020031121 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake registratie van zeeschepen sluiten inzake registratie van zeeschepen, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt: " § 2. Een internationale of nationale meetbrief overeenkomstig artikel 2.2.2.1, § 1, 2° of 3° van het Belgisch Scheepvaartwetboek moet reeds uitgereikt zijn voor het zeeschip vooraleer de aanvraag kan worden ingediend.".
Art. 7.De artikelen 3 en 6 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 31 december 2020. De artikelen 1, 2, 4 en 5 van dit besluit treden in werking op 1 juli 2021.
Art. 8.De minister bevoegd voor de pleziervaart is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Ciergnon, 28 december 2020.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister van Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 28 december 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart.
Ciergnon, 28 december 2020.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister van Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE