Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 augustus 2020
gepubliceerd op 31 augustus 2020

Koninklijk besluit betreffende zeevarenden

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2020042375
pub.
31/08/2020
prom.
22/08/2020
ELI
eli/besluit/2020/08/22/2020042375/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 AUGUSTUS 2020. - Koninklijk besluit betreffende zeevarenden


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 2.2.3.9, 1°, f), van het Belgisch Scheepvaartwetboek;

Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, artikel 39, § 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor zeevarenden;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 april 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 26 juni 2020;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 12 juni 2020;

Gelet op het advies nr. 51/2020 van de Gegevensbeschermingsautoriteit gegeven op 5 juni 2020 met toepassing van artikel 23 van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit;

Gelet op het advies nr. 67.371/4 van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2020 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Noordzee en de Minister van Defensie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Verkrijgen van vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit ter : - gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST), gewijzigd bij Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009; - gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden, gewijzigd bij Richtlijn 2012/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 en Richtlijn 2019/1159/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019; wordt verstaan onder : 1° "lidstaat": een lidstaat van de Europese Unie en de Europese Economisch Ruimte;2° "zeeschip dat gerechtigd is de vlag van een lidstaat te voeren": een zeeschip dat geregistreerd is in en de vlag voert van een lidstaat volgens de wetgeving van die lidstaat.Zeeschepen die niet aan deze definitie voldoen, worden gelijkgesteld met zeeschepen die onder de vlag van een derde land varen; 3° "officier": een lid van de bemanning, niet zijnde de kapitein, die als zodanig aangewezen is op grond van de vigerende wetgeving inzake de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst;4° "dekofficier": een officier die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage 1;5° "eerste stuurman": de officier die in rang volgt op de kapitein en op wie het bevel over het zeeschip komt te rusten indien de kapitein daartoe niet in staat is;6° "werktuigkundige": een officier die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage 1;7° "hoofdwerktuigkundige": de werktuigkundige die het oudst in rang is en die verantwoordelijk is voor de werktuiglijke voortstuwing en de werking en het onderhoud van de werktuiglijke en elektrische installaties van het zeeschip;8° "tweede werktuigkundige": de werktuigkundige die in rang volgt op de hoofdwerktuigkundige en op wie de verantwoordelijkheid voor de werktuiglijke voortstuwing en de werking en het onderhoud van de werktuiglijke en elektrische installaties van het zeeschip komt te rusten, indien de hoofdwerktuigkundige daartoe niet in staat is;9° "assistent-werktuigkundige": een persoon die aan boord van een zeeschip een opleiding volgt tot werktuigkundige en als zodanig op grond van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen is aangewezen;10° "BIPT": het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie overeenkomstig artikel 13 de wet 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de post- en telecommunicatiesector;11° "radio-operator": een persoon die in het bezit is van een bedieningscertificaat van 4e categorie in de zin van het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen, afgegeven of erkend door het BIPT ° ; 12 ° "STCW-verdrag": het internationaal verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, zoals dit geldt voor de van toepassing zijnde onderwerpen, rekening houdend met de overgangsbepalingen van artikel VII en Voorschrift I/15 van het STCW-verdrag en met inbegrip, voor zover van toepassing, van de desbetreffende bepalingen van de STCW-code, die alle worden toegepast, in de meest recente versie; 13° "STCW-code": de code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst voor zeevarenden, zoals aangenomen bij resolutie 2 van de Conferentie van 1995, in de bijgewerkt versie;14° "reizen nabij de kust": reizen binnen een vaargebied onder Belgische jurisdictie dat zich uitstrekt tot dertig zeemijlen uit de Belgische kust, of reizen in de nabijheid van een lidstaat, zoals door die lidstaat omschreven of in de nabijheid van een partij, zoals door die partij omschreven;15° "voortstuwingsvermogen": het maximale vermogen uitgedrukt in kilowatt, dat door de voortstuwingsmachine(s) van het zeeschip zonder overbelasting gedurende onbeperkte tijdsduur kan worden geleverd, zoals vermeld in het bijvoegsel aan de meetbrief waarvan het model opgenomen is in bijlage III bij het koninklijk besluit van 7 mei 1984 ter uitvoering van de wet van 12 juli 1983 op de scheepsmeting;16° "olietanker": een zeeschip gebouwd en gebruikt voor het vervoer in bulk van aardolie en aardolieproducten;17° "chemicaliëntanker": een zeeschip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer in bulk van enig vloeibaar product opgenomen in hoofdstuk 17 van de internationale code inzake het vervoer van chemicaliën in bulk (International Bulk Chemical Code), in de meest recente versie;18° "vloeibaargastanker": een zeeschip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer in bulk van enig vloeibaar gemaakt gas of ander product opgenomen in hoofdstuk 19 van de internationale code inzake het vervoer van vloeibaar gemaakt gas (International Gas Carrier Code) in de meest recente versie;19° "radioreglement": het radioreglement dat is gehecht aan, of wordt geacht te zijn gehecht aan, het internationaal Verdrag betreffende telecommunicatie, zoals gewijzigd;20° "passagiersschip": een schip zoals omschreven in het SOLAS-verdrag;21° "vissersvaartuig": een vaartuig dat wordt gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;22° "radiowerkzaamheden": werk-zaamheden die, al naar gelang van het geval, de luisterwacht omvatten alsmede het technisch onderhoud en reparatiewerkzaamheden overeenkomstig het radioreglement, het internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS-verdrag) en de desbetreffende aanbevelingen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), in de meest recente versie;23° "ro-ro-passagiersschip": een passagiersschip met ruimten voor ro-ro-lading of ruimten van bijzondere aard zoals omschreven in het SOLAS-verdrag, in de meest recente versie;24° "functie": een verzameling taken, plichten en verantwoordelijkheden, zoals aangegeven in de STCW-code, die vereist zijn voor de bedrijfsvoering aan boord, de beveiliging van mensenlevens op zee of de bescherming van het mariene milieu;25° "maatschappij": de reder van het zeeschip of elke andere organisatie of persoon, zoals de beheerder of degene die het zeeschip leeg chartert, die de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering aan boord van de eigenaar van het zeeschip heeft overgenomen en die bij het op zich nemen van deze verantwoordelijkheid, ermee heeft ingestemd alle verplichtingen en verantwoordelijkheden over te nemen die door deze voorschriften aan de maatschappij worden opgelegd;26° "diensttijd": het dienstdoen aan boord van een schip voor zover van belang voor de afgifte of vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een andere kwalificatie;27° "arbeidstijd": de tijd gedurende welke een zeevarende arbeid voor het schip moet verrichten;28° "rusttijd": is de tijd buiten de arbeidstijd.Korte pauzes vallen niet onder dit begrip; 29° "goedgekeurd": goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit door de Scheepvaartcontrole;30° "maand": een kalendermaand of 30 dagen samengesteld uit perioden van minder dan een maand;31° "derde land": een land dat geen lidstaat is;32° "Commissie": de Commissie van de Europese Unie;33° "Minister": de Minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit;34° "Directoraat": het Directoraat-generaal Scheepvaart bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;35° "SOLAS-verdrag": het internationaal verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, en bijhorende protocollen en wijzigingen, in de meest recente versie;36° "Richtlijn 2008/106/EG": Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden, in de meest recente versie;37° "GMDSS-radio-operator": een persoon die gekwalificeerd is in overeenstemming met hoofdstuk IV van bijlage 1;38° "scheepsveiligheidsbeambte": een zich aan boord van het schip bevindende, aan de kapitein verantwoording verschuldigde persoon, die door de maatschappij is aangesteld als verantwoordelijke voor de beveiliging van het schip, inclusief uitvoering en onderhoud van het scheepsveiligheidsplan, en voor het contact met de veiligheidsbeambte van de maatschappij en de veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit;39° "beveiligingstaken": alle beveiligingstaken aan boord van schepen zoals bepaald in hoofdstuk XI/2 van SOLAS-Verdrag, en in de ISPS-code;40° "vaarbevoegdheidsbewijs": een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven en voorzien van een officiële verklaring voor kapiteins, officieren en GMDSS-radio-operatoren van het wereldwijd maritiem nood- en veiligheidssysteem in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstukken II, III, IV of VII van bijlage 1, dat de rechtmatige houder ervan het recht geeft dienst te doen in de daarin beschreven hoedanigheid en de daarbij behorende functies te vervullen op het daarin omschreven verantwoordelijkheidsniveau;41° "bekwaamheidsbewijs": een bewijs van bekwaamheid anders dan het vaarbevoegdheidsbewijs dat aan een zeevarende wordt afgegeven, waarin staat dat aan de in dit besluit vermelde relevante eisen op het gebied van opleiding, vaardigheden of diensttijd is voldaan;42° "schriftelijk bewijs": een ander document dan een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat wordt gebruikt om vast te stellen dat aan de relevante eisen van dit besluit is voldaan;43° "elektrotechnisch officier": een officier die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage 1;44° "volmatroos met dekdienst": een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage 1;45° "volmatroos met machinekamerdienst": een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage 1;46° "elektrotechnisch matroos": een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage 1; 47° "IGF-Code": de International Code of Safety for Ships using Gases or other Low-flashpoint Fuels, zoals gedefinieerd in voorschrift II-1/2.29 van SOLAS 74; 48° "zeevaartcode voor het Noordpoolgebied": internationale gedragscode voor schepen die in poolwateren varen, zoals gedefinieerd in voorschrift XIV/1.1 van SOLAS 74; 49° "poolwateren": de Arctische wateren en/of het Antarctisch gebied, zoals gedefinieerd in voorschriften XIV/1.2 tot en met XIV/1.4 van SOLAS 74; 50° "pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik": elk pleziervaartuig dat wordt gebruikt bij de uitoefening van een economische activiteit, met of zonder winstoogmerk, door een onderneming of een natuurlijk persoon, ongeacht de plaats waar deze activiteit wordt uitgeoefend, evenals elk pleziervaartuig dat wordt geregistreerd door een verhuurbedrijf, met uitsluiting van de vaartuigen gebruikt of bestemd voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers.

Art. 2.Tenzij andersluidende bepaling zijn de bepalingen van dit besluit van toepassing op de in dit besluit genoemde zeevarenden die dienst doen op Belgische zeeschepen, met uitzondering van: - oorlogsschepen, Belgische gezagsschepen die zich onder het operationeel commando van het Ministerie van Defensie bevinden of andere zeeschepen die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door België en die uitsluitend worden gebezigd voor een niet-commerciële overheidsdienst; - vissersvaartuigen; - pleziervaartuigen andere dan pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsgebruik; - pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsgebruik die verhuurd worden zonder bemanning; - houten zeeschepen van primitieve bouw.

Artikel 5, § 13 tot en met § 19, zijn van toepassing op zeevarenden die houder zijn van een door een lidstaat afgegeven bewijs van beroepsbekwaamheid, ongeacht hun nationaliteit.

Hoofdstuk 2 is van toepassing op oorlogsschepen, Belgische gezagsschepen die zich onder het operationeel commando van het Ministerie van Defensie bevinden of andere zeeschepen die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door België en die uitsluitend worden gebezigd voor een niet-commerciële overheidsdienst. De commandant dan wel kapitein zijn bevoegd om de testen en analyses opgenomen in hoofdstuk 2 op te leggen.

Art. 3.Om een bewijs zoals omschreven in artikel 1, onder 40° en 41°, en/of een schriftelijk bewijs zoals omschreven in artikel 1, 42°, te verkrijgen moeten zeevarenden die dienst doen op een schip als bedoeld in artikel 2 ten minste een opleiding hebben genoten die voldoet aan de eisen van het STCW-verdrag opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit en aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 4.Bemanningsleden die een bekwaamheidsbewijs moeten bezitten overeenkomstig de bepalingen van voorschrift III/10.4 van het SOLAS-verdrag hebben een opleiding genoten en zijn in het bezit van een bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art. 5.§ 1. Vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen worden slechts afgeven aan kandidaten, die aan de eisen van dit artikel voldoen, door de Scheepvaartcontrole, onverminderd het bepaalde in paragraaf 4. § 2. De vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen voor kapiteins, officieren en radio-operators worden door de Scheepvaartcontrole voorzien van een officiële verklaring volgens de voorschriften van dit artikel. § 3. Vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen worden afgegeven in overeenstemming met voorschrift I/2, lid 3, van de bijlage bij het STCW-verdrag.

Vaarbevoegdheidsbewijzen worden uitsluitend afgegeven na controle van de echtheid en de geldigheid van de nodige schriftelijke bewijzen en in overeenstemming met de bepalingen in dit artikel. § 4. Met betrekking tot de radio-operators wordt door het BIPT een bedieningscertificaat van 4e categorie afgegeven, "GOC", "ROC" of "LRC" genaamd volgens de klassen bedoeld in artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen, waarin het kennisniveau van de houder ervan geattesteerd wordt en dat overeenkomstig de internationale voorschriften wordt toegekend. § 5. De officiële verklaringen worden opgenomen in het model van het vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijs afgegeven zoals voorgeschreven in sectie A-I/2 van de STCW-code. De inhoud van het model is in overeenstemming met de inhoud van het model dat is beschreven in sectie A-I/2, lid 1 van de STCW-code. De vorm van het model wordt bepaalt door de Scheepvaartcontrole en bekendgemaakt op de website van de Scheepvaartcontrole.

De officiële verklaringen worden afgegeven overeenkomstig artikel VI, lid 2, van het STCW-verdrag.

Officiële verklaringen ter bevestiging van de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs en officiële verklaringen ter bevestiging van afgifte van een bekwaamheidsbewijs aan kapiteins en officieren in overeenstemming met voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage 1 worden uitsluitend afgegeven indien aan alle vereisten van het STCW-verdrag en dit besluit is voldaan. § 6. De Scheepvaartcontrole, geeft een officiële verklaring af ter bevestiging van de erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat krachtens de procedure van artikel 16, § 1, a), is afgegeven aan kapiteins en officieren in overeenstemming met de voorschriften V/1-1 en V/1-2 van de bijlage bij het STCW-verdrag, na zich te vergewissen van de echtheid en geldigheid van dat bewijs. De inhoud van de gebruikte officiële verklaring komt overeen met inhoud van het model zoals opgenomen in sectie A-I/2, lid 3, van de STCW-code. De vorm van het model wordt bepaalt door de Scheepvaartcontrole en bekendgemaakt op de website van de Scheepvaartcontrole. § 7. De officiële verklaringen bedoeld in de paragrafen 5 en 6: a) mogen als afzonderlijke documenten worden afgegeven;b) worden uitsluitend door de Scheepvaartcontrole afgegeven;c) zijn alle voorzien van een eigen, uniek nummer, met dien verstande dat aan officiële verklaringen die de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs bevestigen, hetzelfde nummer mag worden toegekend als aan het desbetreffende vaarbevoegdheidsbewijs, op voorwaarde dat dit nummer uniek is;en d) verliezen hun geldigheid zodra het van een officiële verklaring voorziene vaarbevoegdheidsbewijs of het van een officiële verklaring voorziene bekwaamheidsbewijs dat aan kapiteins en officieren is afgegeven overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage 1 bij het STCW-verdrag, verloopt of wordt ingetrokken, tijdelijk wordt ingetrokken of ongeldig wordt verklaard door de lidstaat of het derde land dat het heeft afgegeven en, in elk geval, uiterlijk vijf jaar na de datum van afgifte ervan. § 8. De hoedanigheid waarin de houder van een vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs gerechtigd is te varen wordt in de officiële verklaring vermeld in bewoordingen gelijk aan die welke worden gebruikt in de van toepassing zijnde eisen inzake het veilig bemannen van zeeschepen zoals bepaald in artikel 90 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement. § 9. Met inachtneming van de bepalingen van artikel 16, § 3, dient het origineel van elk op grond van dit besluit vereist vaarbevoegdheidsbewijs beschikbaar te zijn aan boord van het schip waarop de houder dienstdoet, in een papieren of een digitaal formaat, en kunnen de echtheid en geldigheid ervan worden gecontroleerd volgens de in paragraaf 11, b), vastgestelde procedure. § 10. Kandidaten die een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs wensen te verkrijgen, dienen het bewijs over te leggen: a) van hun identiteit;b) dat hun leeftijd niet lager is dan die welke is voorgeschreven in de in bijlage 1 opgesomde voorschriften voor het aangevraagde vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs;c) dat zij voldoen aan de normen betreffende medische geschiktheid van sectie A-I/9 van de STCW-code overeenkomstig artikel 102 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;d) dat zij de diensttijd, en elke verplichte opleiding die door de voorschriften van bijlage 1 voor het aangevraagde vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs wordt vereist, hebben voltooid;en e) dat zij voldoen aan de normen van vakbekwaamheid die door de voorschriften van bijlage 1 worden vereist voor de hoedanigheden, functies en niveaus, die moeten worden vermeld in de officiële verklaring bij het vaarbevoegdheidsbewijs. Deze paragraaf is niet van toepassing op erkenningen van officiële verklaringen overeenkomstig voorschrift I/10 van het STCW-verdrag.

Volgende gegevens worden meegedeeld aan de Scheepvaartcontrole: 1° voor wat een natuurlijk persoon betreft: het rijksregisternummer;2° voor natuurlijke personen niet ingeschreven in het Belgische rijksregister: ? Naam ? Voornaam ? Geboortedatum ? Nationaliteit ? Geslacht ? Adres van de woonplaats 3° een e-mailadres dat gekoppeld is aan de persoon bedoeld in 1° of 2° ;4° Recente pasfoto;5° Hoogste opleidingsattest. De bovenstaande gegevens, met uitzondering van 1° en 3°, moeten gestaafd worden aan de hand van de nodige overtuigingsstukken ten behoeve van de Scheepvaartcontrole. § 11. De Scheepvaartcontrole: a) houdt een elektronisch register bij van alle vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen en officiële verklaringen voor kapiteins en officieren en, waar van toepassing, matrozen, die zijn afgegeven, zijn verlopen of zijn vernieuwd, ingetrokken, tijdelijk ingetrokken of ongeldig verklaard of als vermist of vernietigd zijn aangemeld, en tevens van dispensaties die zijn verleend.Volgende gegevens worden geregistreerd: naam en voornaam, geboortedatum, nationaliteit, geslacht, foto, het documentnummer, datum van afgifte, vervaldatum, datum van vernieuwing en details van de dispensatie(s); b) stelt alle gegevens elektronisch beschikbaar betreffende de status van vaarbevoegdheidsbewijzen, officiële verklaringen en dispensaties aan andere lidstaten of andere partijen bij het STCW-verdrag en maatschappijen die om bevestiging van de echtheid en geldigheid verzoeken van vaarbevoegdheidsbewijzen en/of aan kapiteins en officieren overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage 1 afgegeven bewijzen die aan hen worden overgelegd door zeevarenden die conform voorschrift I/10 van het STCW-verdrag erkenning aanvragen of werk zoeken aan boord van een schip. Hierbij wordt er uitvoering gegeven aan een Europese verplichting om een register bij te houden van alle vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen en officiële verklaringen voor kapiteins en officieren en, waar van toepassing, matrozen afgegeven, die zijn verlopen of zijn vernieuwd, ingetrokken, tijdelijk ingetrokken of ongeldig verklaard of als vermist of vernietigd zijn aangemeld, en tevens van dispensaties die zijn verleend. Dit om een degelijk handhavingsbeleid te kunnen voeren zodat de echtheid en geldigheid van voormelde documenten te allen tijde kunnen worden gecontroleerd.

Tenzij uitdrukkelijk anders bepaalt in dit besluit is de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevensverwerkingen de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

De personeelsleden van het Directoraat hebben toegang tot de geregistreerde gegevens en alleen voor het doel van dit hoofdstuk. De toegang tot de gezondheidsgegevens zijn beperkt en zijn enkel toegankelijk door de personen aangewezen door de Directeur-generaal van het Directoraat. Ze zijn ertoe gehouden het vertrouwelijke karakter van de gegevens over gezondheid in acht te nemen.

Rekening houdend met het doel opgenomen in het tweede lid worden de persoonsgegevens met betrekking tot de vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen en officiële verklaringen 40 jaar bewaart. Daarna worden alle persoonsgegevens gewist. § 12. Voor de toepassing van artikel 20, lid 8, en artikel 21, lid 2, van de richtlijn 2008/106/EG en uitsluitend voor gebruik door de lidstaten en de Commissie voor beleids- en statistische doeleinden, verstrekt het Directoraat jaarlijks aan de Commissie de in bijlage 7 vermelde gegevens over de vaarbevoegdheidsbewijzen en over officiële verklaringen ter bevestiging van de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen overeenkomstig artikel 25bbis van richtlijn 2008/106/EG. Het Directoraat kan ook, op vrijwillige basis, gegevens verstrekken over bekwaamheidsbewijzen die aan matrozen zijn afgegeven in overeenstemming met de hoofdstukken II, III en VII van de bijlage bij het STCW-verdrag, zoals de in bijlage 7 bedoelde gegevens en overeenkomstig artikel 25bis van richtlijn 2008/106/EG. § 13. De Scheepvaartcontrole aanvaardt door een andere lidstaat, of onder het gezag van die lidstaat, afgegeven bekwaamheidsbewijzen en bewijsstukken, in papieren of digitaal formaat, om indienstneming van zeevarenden op Belgische zeeschepen, mogelijk te maken. § 14. De Scheepvaartcontrole erkent door een andere lidstaat afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen of door een andere lidstaat aan kapiteins en officieren afgegeven bekwaamheidsbewijzen overeenkomstig de voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage 1, door een officiële verklaring ter bevestiging van de erkenning van die bewijzen. De officiële verklaring ter bevestiging van de erkenning is beperkt tot de daarin omschreven functies, taken en bevoegdheids- en bekwaamheidsniveaus. De officiële verklaring wordt slechts afgegeven indien aan alle voorschriften van het STCW-verdrag is voldaan, overeenkomstig voorschrift I/2, lid 7, van het STCW-verdrag. Voor de officiële verklaring wordt het modelformulier in sectie A-I/2, lid 3, van de STCW-code gebruikt. § 15. De Scheepvaartcontrole aanvaardt de medische certificaten afgegeven onder het gezag van een andere lidstaat overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2008/106/EG voor de indienstneming van zeevarenden op Belgische zeeschepen die onder de Belgische vlag varen. § 16. De Scheepvaartcontrole geeft de in paragrafen 13, 14 en 15 bedoelde besluiten af binnen 10 werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag. Bij een onvolledige aanvraag wordt binnen de 5 werkdagen de nodige stukken opgevraagd door de Scheepvaartcontrole.

Bij ontvangst van de ontbrekende stukken worden paragrafen 13, 14 en 15 bedoelde besluiten afgegeven binnen de 10 werkdagen.

Aanvragen die niet volledig zijn worden afgesloten 45 dagen nadat de administratie de aanvrager heeft meegedeeld welke stukken ontbreken. § 17. Onverminderd paragraaf 14 mag de Scheepvaartcontrole verdere beperkingen stellen aan de functies, taken en bevoegdheids- en bekwaamheidsniveaus met betrekking tot reizen nabij de kust, als bedoeld in artikel 7, of alternatieve vaarbevoegdheidsbewijzen die zijn afgegeven uit hoofde van voorschrift VII/1 van bijlage I van de Richtlijn 2008/106/EG. § 18. Onverminderd paragraaf 14 mag de Scheepvaartcontrole, indien nodig, een zeevarende toestaan gedurende ten hoogste drie maanden dienst te doen aan boord van Belgisch zeeschip, indien hij in het bezit is van een passend en geldig vaarbevoegdheidsbewijs dat is afgegeven en voorzien van een officiële verklaring van erkenning door een lidstaat, maar dat nog niet is voorzien van een officiële verklaring van erkenning door de Scheepvaartcontrole.

Er moet schriftelijk bewijs voorhanden zijn om aan te tonen dat de aanvraag om een officiële verklaring bij de Scheepvaartcontrole is ingediend. § 19. De Scheepvaartcontrole ziet erop toe dat zeevarenden die met het oog op erkenning bewijzen indienen voor functies op managementniveau, beschikken over een adequate kennis van de Belgische zeevaartwetgeving met betrekking tot de functies die zij mogen uitoefenen.

Art. 6.De in artikel 3 bedoelde vereiste opleiding wordt verstrekt in een vorm die past bij de theoretische kennis en praktische vaardigheden die in de bijlage 1 worden voorgeschreven, in het bijzonder wat betreft het gebruik van reddings- en brandbestrijdingsmiddelen, en welke goedgekeurd is door de Scheepvaartcontrole.

Art. 7.§ 1. Voor reizen nabij de kust, worden geen eisen betreffende opleiding, ervaring of bekwaamheidsbewijzen opgelegd aan zeevarenden, dienstdoende aan boord van zeeschepen die gerechtigd zijn tot het voeren van de vlag van een andere lidstaat of een andere partij bij het STCW-verdrag tijdens dergelijke reizen, op een wijze die leidt tot strengere eisen voor die zeevarenden dan voor de zeevarenden, dienstdoende aan boord van Belgische zeeschepen. In geen geval worden eisen gesteld, met betrekking tot zeevarenden dienstdoende aan boord van zeeschepen die gerechtigd zijn tot het voeren van een vlag van een andere lidstaat of een andere partij bij het STCW-verdrag, die strenger zijn dan die van dit besluit met betrekking tot zeeschepen die niet voor reizen nabij de kust worden ingezet. § 2. Voor schepen waarop de voordelen van de bepalingen van het STCW-verdrag inzake reizen nabij de kust van toepassing zijn, met inbegrip van reizen aan de kust van andere lidstaten of partijen bij het STCW-verdrag binnen de grenzen van hun omschrijving van "nabij de kust", bepaalt het Directoraat met de betrokken administraties van lidstaten of partijen de details van hun handelsgebied in kwestie en de andere relevante bepalingen. § 3. Met betrekking tot Belgische zeeschepen, die regelmatig worden ingezet voor reizen nabij de kust van een andere lidstaat of een andere partij bij het STCW-verdrag, moeten op zodanige zeeschepen dienstdoende zeevarenden voldoen aan eisen inzake opleiding, ervaring en bekwaamheidsbewijzen, die ten minste gelijk zijn aan die van de lidstaat of andere partij bij het STCW-verdrag voor wiens kust het zeeschip wordt ingezet, mits deze de eisen van dit besluit met betrekking tot zeeschepen die niet voor reizen nabij de kust worden ingezet niet te boven gaan. Zeevarenden dienst doende op een Belgisch zeeschip waarvan de reis buiten het gebied komt dat door de lidstaat of andere partij bij het STCW-verdrag is omschreven voor reizen nabij de kust, en dat zich begeeft in wateren die niet onder deze omschrijving vallen, dienen aan de van toepassing zijnde pertinente eisen van dit besluit voldoen. § 4. De Scheepvaartcontrole kan een Belgisch zeeschip, de voordelen van de bepalingen van dit besluit inzake reizen nabij de kust toekennen wanneer het regelmatig in de nabijheid van de kust van een staat, die geen partij is bij het STCW-verdrag wordt gebruikt voor reizen nabij de kust. § 5. De vaarbevoegdheidsbewijzen van zeevarenden die door een lidstaat of een partij bij het STCW-verdrag zijn afgegeven voor wat betreft haar omschreven beperkingen tot reizen nabij de kust kunnen door de Scheepvaartcontrole worden aanvaard voor diensten binnen hun omschreven beperkingen tot reizen nabij de kust, mits het Directoraat en de betrokken administraties van de lidstaten of partijen de details bepalen van hun handelsgebied in kwestie en de andere relevante bepalingen. § 6. De reizen nabij de kust die worden omschreven in overeenstemming met de eisen in dit artikel moeten voldoen aan de beginselen inzake reizen nabij de kust van sectie A-I/3 van de STCW-code.

De Scheepvaartcontrole moet de beperkingen van de reizen nabij de kust opnemen in de officiële verklaringen die overeenkomstig artikel 5 worden afgegeven.

Art. 8.§ 1. Alle werkzaamheden betreffende opleiding en beoordeling van bekwaamheid, die worden uitgevoerd door niet-gouvernementele instanties of door lichamen die onder hun gezag vallen, worden voortdurend door een systeem van kwaliteitsbewaking volgens de ISO norm 9001 getoetst teneinde te garanderen dat de vastgestelde doelstellingen worden verwezenlijkt, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en ervaring van instructeurs en beoordelaars, in overeenstemming met de bepalingen van sectie A-I/8 van de STCW-code.

De afgifte van bewijzen, officiële verklaringen en verlenging van geldigheid, gebeurt door de Scheepvaartcontrole en wordt door een systeem van kwaliteitsbewaking getoetst volgens de ISO norm 9001 teneinde te garanderen dat de vastgestelde doelstellingen worden verwezenlijkt, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en opgedane ervaring van instructeurs en beoordelaars, in overeenstemming met de bepalingen van sectie A-I/8 van de STCW-code.

De afgifte van een certificaat van medische geschiktheid bedoeld in artikel 102 van het koninklijk besluit van 1973 houdende zeevaartinspectiereglement wordt voortdurend getoetst door een systeem van kwaliteitsbewaking volgens de ISO norm 9001. Een erkende arts die voldoet aan de ISO norm 9001 geeft het certificaat van medische geschiktheid af conform het model van bijlage XXIV van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement. In afwijking van artikel 2, eerste lid van bijlage XX van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement vult een erkende arts die niet voldoet aan de ISO norm 9001 deel 1 in van het certificaat van medische geschiktheid volgens het model in bijlage 8 van dit besluit en maakt dit over de Scheepvaartcontrole. De Scheepvaartcontrole vult deel 2 in van het certificaat van medische geschiktheid en geeft het certificaat af aan de aanvrager.

De onderwijs- en opleidingsdoelstellingen en de daarmee verband houdende te bereiken kwaliteitsnorm van bekwaamheid zijn duidelijk omschreven met vermelding van de niveaus van kennis, inzicht en vaardigheid die passen bij de krachtens dit besluit vereiste onderzoeken en beoordelingen. De doelstellingen en de daarmee verband houdende kwaliteitsnormen mogen afzonderlijk worden aangegeven voor verschillende cursussen en opleidingsprogramma's en omvatten het beheer van het systeem voor het verlenen van getuigschriften.

Het toepassingsgebied van de kwaliteitsnormen omvat het beheer van het systeem voor het verlenen van getuigschriften, alle opleidingscursussen en -programma's, de door de instanties, aangewezen overeenkomstig artikel 14, afgenomen examens en de beoordelingen, alsmede de van instructeurs en beoordelaars verlangde bevoegdheden en ervaring, rekening houdend met de beleidslijnen, systemen, controles en interne kwaliteitsbewakingsonderzoeken die zijn ingesteld ter verwezenlijking van de omschreven doelstellingen. § 2. Periodiek, met tussenpozen van niet meer dan vijf jaar, vindt een onafhankelijke evaluatie plaats van de werkzaamheden met betrekking tot verwerving en beoordeling van kennis, begrip, vaardigheden en bekwaamheid en het beheer van het systeem voor het verlenen van getuigschriften en voor de afgifte van bewijzen, officiële verklaringen en verlenging van geldigheid bedoeld in § 1, door bekwame personen in overeenstemming met MSC.1/Circ. 1449, die zelf niet bij de werkzaamheden zijn betrokken om na te gaan of: a) alle maatregelen van controle en toezicht op de interne bedrijfsvoering en de vervolgwerkzaamheden in overeenstemming zijn met de geplande regelingen en schriftelijk vastgelegde procedures, en doeltreffend zijn om de omschreven doelstellingen te verwezenlijken;b) de resultaten van iedere onafhankelijke evaluatie gestaafd zijn met bewijsstukken en onder de aandacht worden gebracht van diegenen die verantwoordelijk zijn voor het geëvalueerde gebied;c) tijdig stappen worden ondernomen om tekortkomingen te corrigeren;d) op het stelsel van kwaliteitsnormen alle toepasselijke bepalingen van het STCW-verdrag en de STCW-code, alsook de wijzigingen hiervan, van toepassing zijn. § 3. Het Directoraat zendt, overeenkomstig het in sectie A-I/7 van de STCW-code bepaald formaat, de Commissie binnen zes maanden na de datum waarop de evaluatie is voltooid een verslag betreffende de op grond van paragraaf 2 vereiste evaluatie.

Art. 9.De maatschappij of de kapitein meldt iedere aan- en afmonstering van elke zeevarende met opgave van de datum van inscheping en van ontscheping, de functie die aan boord door de zeevarende wordt uitgeoefend en de naam van het betrokken zeeschip aan de Scheepvaartcontrole.

Art. 10.§ 1. Elke kapitein, officier en radio-operator die in het bezit is van een vaarbevoegdheidsbewijs dat is afgegeven of erkend krachtens enig hoofdstuk van bijlage 1, uitgezonderd voorschrift V/3 van hoofdstuk V of hoofdstuk VI, en die buitengaats dienstdoet of van plan is na een periode aan wal naar zee terug te keren, dient, teneinde zijn bevoegdheid om buitengaats dienst te doen te behouden, met tussenpozen van ten hoogste vijf jaar: a) aan te tonen uit medisch oogpunt te voldoen aan de normen opgenomen in artikel 102 en bijlage XX van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;en b) aan te tonen dat hij bij voortduring bevoegd en vakbekwaam is in overeenstemming met sectie A-I/11 van de STCW-Code. § 2. Elke kapitein, officier en radio-operator sluit om bij voortduring buitengaats dienst te doen aan boord van zeeschepen waarvoor internationaal bijzondere opleidingseisen overeengekomen zijn, een goedgekeurde desbetreffende opleiding met goed gevolg af. § 3. Elke kapitein of officier voldoet, om bij voortduring buitengaats dienst te doen aan boord van schepen die in poolwateren varen, aan de eisen van paragraaf 1 en van hem wordt verlangd dat hij, met tussenpozen van ten hoogste vijf jaar, aantoont dat hij nog steeds vakbekwaam is om dienst te doen aan boord van schepen die in poolwateren varen in overeenstemming met sectie A-I/11, lid 4, van de STCW-Code. § 4. Elke kapitein en officier moet om blijvend buitengaats dienst te doen aan boord van tankers, voldoen aan de eisen in paragraaf 1 en moet minstens om de vijf jaar aantonen dat hij nog steeds bevoegd en vakbekwaam is om dienst te doen aan boord van tankers in overeenstemming met sectie A-I/11, lid 3, van de STCW-code. § 5. De Scheepvaartcontrole vergelijkt de normen inzake bekwaamheid die zij aan kandidaten stellen voor vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijzen afgegeven uiterlijk op 1 januari 2017, met de normen die in deel A van de STCW-Code voor de betrokken vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijzen staan vermeld, en bepalen of het noodzakelijk is de houders van dergelijke vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijzen een passende herhalings- en bijscholingscursus te laten volgen of beoordeling te laten ondergaan. § 6. De Scheepvaartcontrole vergelijkt de bekwaamheidsnormen die zij vóór 1 januari 2017 eisen van personen die dienstdoen aan boord van schepen die gas als brandstof gebruiken, met de normen in sectie A-V/3 van de STCW-Code en bepalen of het al dan niet noodzakelijk is die personen te vragen zich bij te scholen. § 7. De Scheepvaartcontrole formuleert, in overleg met de betrokkenen, de opmaak van een structuur van herhalings- en bijscholingscursussen, zoals bepaald in sectie A-I/11 van de STCW-code. § 8. Teneinde de kennis van kapiteins, officieren en radio-operatoren "up to date" te houden, stelt de Scheepvaartcontrole de teksten van de laatste wijzigingen in de nationale en internationale voorschriften inzake de beveiliging van mensenlevens op zee, beveiliging en de bescherming van het mariene milieu elektronisch ter beschikking aan de Belgische zeeschepen, met inachtneming van artikel 157bis, derde lid, b, en artikel 98bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.

Art. 11.§ 1. Teneinde vermoeidheid te voorkomen worden de wachten zo geregeld dat de doelmatigheid van het wachtdoende personeel niet wordt geschaad door vermoeidheid en dat de taken zo zijn ingedeeld dat de eerste wacht bij de aanvang van een reis en daaropvolgende aflossende wachten voldoende rust hebben genoten en anderszins geschikt zijn om dienst te doen. § 2. De minimumrusttijd mag niet korter zijn dan: i) 10 uur in elke periode van 24 uur;en ii) 77 uur in elke periode van zeven dagen. § 3. De rusturen mogen worden verdeeld over niet meer dan twee perioden waarvan er één ten minste een lengte heeft van zes uur, en de intervallen tussen twee opeenvolgende rusttijden mogen niet meer dan veertien uur bedragen. § 4. De in de paragrafen 2 en 3 neergelegde eisen inzake arbeids- en rusttijden moeten niet worden nageleefd in geval van nood of in andere doorslaggevende operationele omstandigheden.

Verzamelingen, brandbestrijdings-oefeningen, oefeningen met reddingsboten en oefeningen die krachtens nationale wetten en voorschriften en internationale instrumenten zijn vereist, worden zo uitgevoerd dat de rusttijden zo weinig mogelijk worden verstoord en dat geen vermoeidheid wordt veroorzaakt. § 5. Een overzicht van de arbeidsorganisatie aan boord, onder andere de wachtregelingen en de dagelijkse rusturen van zeevarenden, wordt opgehangen op plaatsen waar zij gemakkelijk kunnen worden bekeken.

Het overzicht wordt opgesteld in het standaardformaat, zodat kan worden nagegaan en gecontroleerd of aan de bepalingen in dit artikel is voldaan.

Het overzicht wordt opgesteld met inachtneming van bestaande internationale richtlijnen.

Voor iedere positie wordt ten minste het volgende vermeld: a) het rooster voor de dienst op zee en de dienst in de haven;en b) de maximum arbeidstijd en de minimum rusttijd voorgeschreven in de Belgische wetgeving. Zeevarenden krijgen een kopie van de gegevens die over hen worden bijgehouden, die door de kapitein of door een door de kapitein gemachtigde persoon en door de zeevarenden wordt ondertekend.

Er dienen procedures te worden vastgesteld voor het bijhouden van dergelijke gegevens aan boord, inclusief de tussenpozen waarin deze worden vastgelegd.

Een exemplaar van de bepalingen van de nationale wetgeving die op dit artikel betrekking hebben en van de desbetreffende collectieve overeenkomsten dient aan boord te worden bewaard en dienen gemakkelijk toegankelijk te zijn voor de bemanning.

De in dit artikel bedoelde gegevens dienen met passende tussenpozen onderzocht en bekrachtigd te worden, om na te gaan of de bepalingen inzake de arbeids- en de rusttijden waarop dit artikel betrekking heeft, worden nageleefd. § 6. Indien een zeevarende wordt opgeroepen, bijvoorbeeld wanneer een machinepost onbemand is, krijgt de zeevarende een voldoende compenserende rusttijd indien de normale rusttijd verstoord is omdat hij wordt opgeroepen om te werken. § 7. Ongeacht de voorschriften in paragrafen 2 tot en met 6, is de kapitein van een schip bevoegd om een zeevarende werkuren te laten presteren die noodzakelijk zijn voor de onmiddellijke veiligheid van het schip, de personen aan boord of de lading, of om hulp te bieden aan andere schepen of personen die op zee in nood verkeren.

De kapitein kan dienovereenkomstig de rustregeling opschorten en een zeevarende de nodige werkuren laten presteren totdat de normale situatie is hersteld.

Van zodra het mogelijk is nadat de normale situatie is hersteld, zorgt de kapitein ervoor dat de zeevarenden die tijdens een geplande rusttijd hebben gewerkt, een passende rusttijd krijgen.

Art. 12.Aan de functienormen en andere bepalingen die zijn vermeld in sectie A-I/12 van de STCW-code alsook aan de verdere eisen die in deel A van de STCW-code worden voorgeschreven met betrekking tot een desbetreffend vaarbevoegdheidsbewijs wordt voldaan inzake: a) elke opleiding waarvan het gebruik van een simulator verplicht is;b) elke beoordeling van bekwaamheid vereist krachtens deel A van de STCW-code die met behulp van een simulator wordt gedaan;en c) elk aantonen van bekwaamheid bij voortduring, met behulp van een simulator, zoals vereist in deel A van de STCW-code.

Art. 13.§ 1. In buitengewoon dringende omstandigheden kan de Scheepvaartcontrole, indien dit naar zijn oordeel geen gevaar oplevert voor personen, goederen of het milieu, dispensatie verlenen waardoor aan een bepaalde zeevarende wordt toegestaan gedurende een bepaalde periode van ten hoogste zes maanden op een bepaald zeeschip dienst te doen in een hoedanigheid waarvoor hij niet het vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs bezit, mits degene aan wie dispensatie wordt verleend voldoende bekwaam is om de onbezette functie op een verantwoorde wijze te vervullen. In de hoedanigheid van radio-operator wordt geen dispensatie verleend. Niettemin worden geen dispensaties verleend aan kapiteins of hoofdwerktuigkundigen, behalve in geval van overmacht en dan nog slechts voor de kortst mogelijke tijd. § 2. Iedere ten aanzien van een functie verleende dispensatie wordt slechts verleend aan iemand die het juiste vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs bezit voor de functie onmiddellijk daaronder.

Indien geen vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs is vereist voor de functie daaronder, kan dispensatie worden verleend aan iemand wiens bekwaamheden en ervaring naar het oordeel van de Scheepvaartcontrole duidelijk overeenstemmen met de eisen voor de te bezetten functie, mits aan een dergelijk persoon, indien hij/zij het vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs niet bezit, de eis zal worden gesteld dat hij/zij met goed gevolg een test aflegt die door de Scheepvaartcontrole is aanvaard als bewijs dat die dispensatie zonder gevaar kan worden gegeven.

Bovendien draagt de Scheepvaartcontrole er zorg voor dat de desbetreffende functie zo spoedig mogelijk wordt vervuld door iemand die een vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs bezit.

Art. 14.§ 1. De Minister wijst de instanties aan die de in artikel 3 bedoelde opleiding verstrekken en waar nodig de examens organiseren en/of er toezicht op houden.

De Scheepvaartcontrole geeft de in artikel 5 bedoelde vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen af en verlenen de in artikel 13 bedoelde dispensatie. § 2. Om te worden aangewezen overeenkomstig § 1, eerste lid, richten de instanties een aanvraag tot aanwijzing aan de Scheepvaartcontrole.

Bij de aanvraag tot aanwijzing worden alle bewijsstukken gevoegd waaruit blijkt dat: a) alle opleiding en beoordeling van zeevarenden: 1.gestructureerd wordt volgens geschreven programma's met inbegrip van methoden en hulpmiddelen voor kennisoverdracht, werkwijzen en cursusmateriaal die nodig zijn om het voorgeschreven bekwaamheidspeil te bereiken; en 2. geleid, begeleid, geëvalueerd en ondersteund wordt door personen die bevoegd zijn overeenkomstig de d), e) en f). Volgende gegevens worden meegedeeld aan de Scheepvaartcontrole: 1° voor wat een natuurlijk persoon betreft: het rijksregisternummer;2° voor natuurlijke personen niet ingeschreven in het Belgische rijksregister: ? Naam ? Voornaam ? Geboortedatum ? Nationaliteit 3° Opleidingsattesten. De bovenstaande gegevens, met uitzondering van 1° en 3°, moeten gestaafd worden aan de hand van de nodige overtuigingsstukken ten behoeve van de Scheepvaartcontrole.

Tenzij uitdrukkelijk anders bepaalt in dit besluit is de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevensverwerkingen de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

De personeelsleden van het Directoraat hebben toegang tot de geregistreerde gegevens en alleen voor het doel van dit hoofdstuk.

De persoonsgegevens worden na 5 jaar gewist. b) personen die zeevarenden tijdens de dienst aan boord van een zeeschip opleiden of beoordelen, dit alleen doen, wanneer deze opleiding of beoordeling geen nadelige invloed heeft op de normale bedrijfsvoering aan boord, en wanneer zij hun tijd en aandacht kunnen besteden aan opleiding of beoordeling;c) instructeurs, mentors en beoordelaars de vereiste bevoegdheden hebben voor de specifieke soorten en niveaus van opleiding of beoordeling van bekwaamheid van zeevarenden zowel aan boord als aan wal;d) eenieder die tijdens de dienst aan boord of aan wal aan een zeevarende een opleiding geeft die bedoeld is gebruikt te worden voor het verkrijgen van de bevoegdheden vereist voor de verwerving van een vaarbevoegdheidsbewijs krachtens dit besluit: 1.het opleidingsprogramma op zijn waarde kan beoordelen en inzicht heeft in de specifieke leerdoelen van de bijzondere soort opleiding die wordt gegeven; 2. bevoegd is voor de taak waarvoor de opleiding wordt gegeven;en 3. indien hij bij het geven van de opleiding gebruik maakt van een simulator: 1) alle passende aanwijzingen heeft ontvangen voor het geven van onderricht met betrekking tot het gebruik van simulatoren;en 2) praktijkervaring heeft opgedaan in de bediening van het gebruikte type simulator.e) eenieder die verantwoordelijke is voor het toezicht op de opleiding van een zeevarende tijdens de dienst aan boord, die bedoeld is te worden gebruikt voor het verkrijgen van de bevoegdheden vereist voor het verwerven van een vaarbevoegdheidsbewijs, een volledig begrip heeft van het opleidingsprogramma en de specifieke doelstelling van iedere soort opleiding die wordt gegeven;f) eenieder die tijdens de dienst aan boord of aan wal een zeevarende op zijn bekwaamheid beoordeelt, welke beoordeling gebruikt zal worden bij de verwerving van een vaarbevoegdheidsbewijs: 1.beschikt over de vereiste mate van kennis en inzicht in de te beoordelen bekwaamheid; 2. is bevoegd voor de taak waarvoor de beoordeling wordt verricht;3. heeft passende aanwijzingen ontvangen over beoordelingsmethoden- en praktijk;4. heeft praktijkervaring opgedaan met beoordelen;en 5. indien bij de beoordeling simulatoren moeten worden gebruikt, praktijkervaring heeft opgedaan met beoordeling op het gebruikte type simulator onder toezicht en naar genoegen van een ervaren beoordelaar.g) wanneer de Scheepvaartcontrole een opleiding, een opleidingsinstelling of een door een opleidingsinstelling verleende bevoegdheid erkent, als onderdeel van hun gestelde eisen met betrekking tot de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs, vallen de bevoegdheden en opgedane ervaring van instructeurs en beoordelaars onder de toepassing van de bepalingen inzake kwaliteitsnormen van artikel 8.Deze bevoegdheden, opgedane ervaring en toepassing van kwaliteitsnormen omvatten een passende opleiding in het geven van onderricht en opleidings- en beoordelingsmethoden en -praktijk en voldoen aan alle van toepassing zijnde eisen van de d), e) en f). § 3. De aanvraag wordt onderzocht door de Scheepvaartcontrole.

Na het onderzoek bedoeld in het eerste lid deelt de Scheepvaartcontrole zijn advies mee aan de Minister.

De Minister beslist of de instantie wordt erkend. De Scheepvaartcontrole erkent de opleidingen die door een erkende instantie mogen worden gegeven en levert hiervoor een opleidingsattest af. § 4. Elke jaar worden de erkende instanties onderworpen aan een tussentijdse controle van de Scheepvaartcontrole om na te gaan of zij nog voldoen aan de voorwaarden opgenomen in dit besluit.

Bij het niet naleven van de voorwaarden van dit besluit kan de erkenning van de instantie worden ingetrokken door de Minister of wanneer het enkel een erkende opleiding of opleidingen betreft door de Scheepvaartcontrole.

Art. 15.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 16 en 17, is dit artikel van toepassing voor erkenningen van vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijzen voor zeevarenden die: a) onderdaan van een lidstaat zijn, opgeleid zijn en van een lidstaat de opleiding en het bekwaamheidsbewijs hebben ontvangen ten minste overeenkomstig de in bijlage I bij Richtlijn 2008/106/EG vastgelegde eisen;b) onderdaan van een derde land zijn en houder zijn van een door een lidstaat afgegeven bekwaamheidsbewijs. § 2. De Scheepvaartcontrole erkent vaarbevoegdheidsbewijzen of andere bekwaamheidsbewijzen die overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2008/106/EG zijn afgegeven door een andere lidstaat. § 3. De erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen is beperkt tot de daarin omschreven functies, taken en verantwoordelijkheidsniveaus en gaat vergezeld van een officiële verklaring ten bewijze van deze erkenning. § 4. De Scheepvaartcontrole ziet erop toe dat zeevarenden die met het oog op erkenning bewijzen indienen voor functies op managementniveau, beschikken over een passende kennis van het zeerecht van die lidstaat met betrekking tot de functies die zij mogen uitoefenen.

Art. 16.§ 1. Zeevarenden die niet in het bezit zijn van een in artikel 5 afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs noch van een door de overeenkomstige voorschriften V/1-1 en V/1-2 van het STCW-verdrag aan kapiteins en officieren afgegeven bekwaamheidsbewijs, kunnen op Belgische schepen dienst doen, indien er over de erkenning van hun vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijs een besluit is genomen overeenkomstig de in dit artikel uiteengezette procedure: a) indien het Directoraat voornemens is door middel van een officiële verklaring, de door een derde land afgegeven vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijzen voor kapiteins, officieren of radio-operators te erkennen voor dienst op een Belgisch zeeschip, dient het Directoraat bij de Commissie een verzoek om erkenning van dat derde land in, vergezeld van een voorafgaande analyse van de naleving van de eisen van het STCW-verdrag door dat derde land, door de in bijlage 2 genoemde informatie te verzamelen.Ter onderbouwing van zijn verzoek verstrekt het Directoraat in die voorafgaande analyse nadere informatie over de redenen voor het erkennen van het derde land; b) het Directoraat kan besluiten het derde land eenzijdig te erkennen totdat een besluit over het verzoek om erkenning van dat derde land bedoeld in a) is genomen door de Commissie.In het geval van een dergelijke eenzijdige erkenning deelt het Directoraat aan de Commissie het aantal officiële verklaringen ter bevestiging van erkenning mee die zijn afgegeven met betrekking tot vaarbevoegdheids- en bekwaamheidsbewijzen die door het derde land zijn afgegeven, totdat de erkenning van dat derde land is vastgesteld; c) het Directoraat kan met betrekking tot Belgische zeeschepen, besluiten door middel van een officiële verklaring vaarbevoegdheidsbewijzen te bevestigen die zijn afgegeven door derde landen die door de Commissie zijn erkend, rekening houdend met het bepaalde sub d) in deze paragraaf en met de bepalingen in 3 van bijlage 2;d) de vaarbevoegdheidsbewijzen voor functies op managementniveau van zeevarenden die niet beschikken over de vereiste kennis van de Belgische zeevaartwetgeving worden, voorzover van toepassing, niet bevestigd. § 2. Het BIPT kan, voor een zeevarende die niet in het bezit is van een in artikel 5, § 4, bedoelde vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijs voor radio-operators om op Belgisch zeeschepen dienst te doen, overgaan tot de in paragraaf 1 uiteengezette procedure. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 5, § 6, mag de Scheepvaartcontrole, indien de omstandigheden dit vereisen, een zeevarende toestaan om dienst te doen in een hoedanigheid niet zijnde die van radio-officier of radio-operator (tenzij het radioreglement hierin voorziet), gedurende een periode van ten hoogste drie maanden aan boord van een Belgisch zeeschip, indien hij in het bezit is van een passend en geldig vaarbevoegdheidsbewijs, voorzien van een officiële verklaring, afgegeven onder de voorschriften van een derde land, maar dat nog niet is voorzien van een officiële verklaring van erkenning door de Scheepvaartcontrole die dit tot een passend vaarbevoegdheidsbewijs maakt voor het dienst doen aan boord van een Belgisch zeeschip. Er moet schriftelijk bewijs voorhanden zijn om aan te tonen dat de aanvraag om een officiële verklaring bij de Scheepvaartcontrole, is ingediend.

Art. 17.§ 1. Wanneer het Directoraat, ongeacht de in bijlage 2 vermelde criteria, van oordeel is dat een erkend derde land niet langer aan de eisen van het STCW-verdrag voldoet, stelt het de Commissie hiervan onverwijld in kennis, met vermelding van de redenen die het Directoraat tot dit oordeel hebben gebracht. § 2. Wanneer het Directoraat voornemens is de officiële verklaring van alle door een derde land afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen in te trekken, stelt het onverwijld de Commissie en de overige lidstaten in kennis van dit voornemen en de redenen die het daartoe hebben geleid. § 3. De officiële verklaringen ten bewijze van erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen die overeenkomstig artikel 5, § 6, zijn afgegeven vóór de datum van het besluit tot intrekking door de Commissie van de erkenning van het derde land, blijven geldig. Houders van een dergelijke officiële verklaring komen echter niet in aanmerking voor een officiële verklaring van een hogere kwalificatie, tenzij een dergelijke opwaardering berust op aanvullende beroepservaring opgedaan op zee.

Art. 18.Het Directoraat verstrekt de Commissie de in bijlage 7 bedoelde gegevens voor de toepassing van artikel 20, lid 8, en artikel 21, lid 2, van de Richtlijn 2008/106/EG en voor gebruik door de lidstaten en de Commissie ten behoeve van hun beleidsvorming Het Directoraat stelt deze gegevens jaarlijks aan de Commissie ter beschikking in een elektronisch formaat; deze gegevens zullen de informatie omvatten die tot en met 31 december van het vorige jaar werd geregistreerd. Alle eigendomsrechten op de gegevens in hun onbewerkte versie worden behouden. Op de grondslag van deze gegevens opgestelde statistieken worden algemeen beschikbaar gemaakt overeenkomstig de bepalingen inzake transparantie en bescherming van informatie in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1406/202.

Ten einde de bescherming van persoonsgegevens zeker te stellen wordt alle persoonlijke informatie als aangegeven in bijlage 7 geanonimiseerd door middel van door de Commissie verstrekte of goedgekeurd software, alvorens deze aan de Commissie te zenden. HOOFDSTUK 2. - Intoxicatie

Art. 19.Vaststellingsbevoegdheid De officieren van gerechtelijke politie die hulpofficier zijn van de procureur des Konings, het personeel van het operationeel kader van de federale en lokale politie kunnen een ademtest of een ademanalyse, zoals gedefinieerd in artikel 20, § 1, een speekseltest, zoals gedefinieerd in artikel 21, § 1, een speekselanalyse zoals gedefinieerd in artikel 22 en een bloedanalyse, zoals gedefinieerd in artikel 23 opleggen aan zeevarenden, in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs, bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit, die actief dienst doen op Belgische zeeschepen.

Art. 20.Alcoholopname: ademtest, ademanalyse en tijdelijk verbod § 1. De overheidsagenten bedoeld in artikel 19 kunnen een ademtest opleggen die erin bestaat te blazen in een toestel dat het niveau van de alcoholopname in de uitgeademde alveolaire lucht aangeeft. De overheidsagenten kunnen in dezelfde omstandigheden, zonder voorafgaande ademtest, een ademanalyse opleggen, die erin bestaat te blazen in een toestel dat de alcoholconcentratie in de uitgeademde alveolaire lucht meet. § 2. Op verzoek van de in artikel 19 bedoelde personen aan wie een ademanalyse werd opgelegd, wordt onmiddellijk een tweede analyse uitgevoerd en, indien het verschil tussen deze twee resultaten meer bedraagt dan de door de Koning vastgestelde nauwkeurigheidsvoorschriften, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen, een derde analyse.

Indien het eventuele verschil tussen twee van deze resultaten niet meer bedraagt dan de hierboven bepaalde nauwkeurigheidsvoorschriften, wordt het laagste resultaat in aanmerking genomen.

Indien het verschil groter is, wordt de ademanalyse als niet uitgevoerd beschouwd. § 3. De toestellen gebruikt voor de ademtest en voor de ademanalyse moeten gehomologeerd zijn, op kosten van de fabrikanten, invoerders of verdelers die de homologatie aanvragen, overeenkomstig de bepalingen uit het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen. § 4. Er wordt een ademanalyse verricht wanneer de ademtest een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft. § 5. Het actief dienst doen op Belgische zeeschepen is verboden aan iedere persoon voor de duur van drie uren te rekenen vanaf de vaststelling: a) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht;b) wanneer de ademanalyse niet uitgevoerd kan worden en de ademtest een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft. § 6. Het actief dienst doen op Belgische zeeschepen is verboden aan iedere persoon voor de duur van zes uren te rekenen vanaf de vaststelling: a) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet;b) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet;c) in geval van weigering van de ademtest of van de ademanalyse. § 7. Wanneer, wegens een andere reden dan de weigering, noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd en de persoon die actief dienst deed op een Belgisch zeeschip duidelijk tekenen van alcoholopname vertoont, dan is het hem verboden voor de duur van zes uren, te rekenen vanaf de vaststelling, om actief dienst te doen op een Belgisch zeeschip.

Wanneer wegens een andere reden dan de weigering noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd en de persoon die actief dienst deed op een Belgisch zeeschip, zich blijkbaar bevindt in staat van intoxicatie, dan is het hem verboden voor de duur van twaalf uren, te rekenen vanaf de vaststelling, om actief dienst te doen op een Belgisch zeeschip. § 8. Vooraleer aan de persoon wordt toegestaan opnieuw actief dienst te doen op een Belgisch zeeschip, wordt hem, in de gevallen bedoeld in de paragrafen 6 en 7, een nieuwe ademanalyse of ademtest opgelegd.

In het geval deze ademanalyse of ademtest een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht of in geval van weigering zich hieraan te onderwerpen, wordt het verbod om actief dienst te doen op een Belgisch zeeschip verlengd met een periode van zes uren, te rekenen vanaf de nieuwe ademanalyse of de ademtest of de weigering.

In het geval evenwel deze ademanalyse of ademtest een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht wordt het verbod om actief dienst te doen op een Belgisch zeeschip verlengd met een periode van drie uren, te rekenen vanaf de nieuwe ademanalyse of ademtest.

Wanneer noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd zoals bepaald in de gevallen bedoeld in paragraaf 7, wordt het verbod om actief dienst te doen op een Belgisch zeeschip, naargelang het geval, met dezelfde periode verlengd.

De bepalingen van paragraaf 2 en artikel 23 zijn hierbij niet van toepassing.

Art. 21.Andere stoffen die de uitvoering van opdrachten aan boord beïnvloeden: speekseltest en tijdelijk verbod § 1. De test voor het detecteren van stoffen die de uitvoering van opdrachten aan boord beïnvloeden bestaat uit: a) eerst het vaststellen van indicaties van tekenen van recent gebruik van één van volgende stoffen: - Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC) - Amfetamine - Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA) - Morfine of 6-acetylmorfin - Cocaïne of benzoylecgonine aan de hand van een gestandaardiseerde checklist, waarvan de nadere toepassingsregels en het model door de Koning zijn bepaald in het koninklijk besluit van 17 september 2010 betreffende het model en de toepassingsregels van de gestandaardiseerde checklist tot vaststelling van indicaties van tekenen van recent druggebruik in het verkeer;b) vervolgens, indien de gestandaardiseerde checklist bedoeld in a), een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van een van de stoffen bedoeld in a), het afnemen van een speekseltest. Onder de hieronder vermelde gehaltes wordt het resultaat van de speekseltest niet in aanmerking genomen:

Stof

Gehalte (ng/ml)

Substance

Taux(ng/ml)

Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC)

25

Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC)

25

Amfetamine

50

Amphétamine

50

Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA)

50

Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA)

50

Morfine (vrij) of 6-acetylmorfine

10

Morphine (libre) ou 6-acétylmorphine

10

Cocaïne of Benzoylecgonine

20

Cocaïne ou Benzoylecgonine

20


§ 2. Het verzamelen van de gegevens die nodig zijn voor het invullen van de gestandaardiseerde checklist en voor het afnemen van de speekseltest moet zich beperken tot de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de overtredingen uit dit hoofdstuk. Deze gegevens mogen slechts worden gebruikt voor gerechtelijke doeleinden in verband met de bestraffing van deze overtredingen.

De kosten van de speekseltest zijn ten laste van de onderzochte persoon indien dat het gehalte van de stoffen aangegeven in paragraaf 1, b), bewezen is. § 3. Het actief dienst doen op Belgische zeeschepen is verboden aan iedere persoon gedurende twaalf uur vanaf de vaststelling: a) wanneer de speekseltest de aanwezigheid in het organisme aantoont van minstens één van de stoffen bepaald in paragraaf 1, b) in een gehalte dat gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in de tabel van dezelfde paragraaf;b) in geval van weigering van de speekseltest of speekselanalyse zonder wettige reden;c) in geval van weigering van de speekseltest omwille van een wettige reden of omwille van een praktische onmogelijkheid voldoende speeksel te collecteren, noch een speekseltest noch een speekselanalyse kon worden uitgevoerd en de gestandaardiseerde checklist bedoeld in paragraaf 1, a), een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van één van de stoffen bedoeld in paragraaf 1, b);d) in geval het resultaat van de speekseltest negatief is en betrokkene zich blijkbaar bevindt in staat van intoxicatie. § 4. Vooraleer aan de persoon wordt toegestaan opnieuw actief dienst te doen op een Belgisch zeeschip, wordt hem een nieuwe speekseltest, bedoeld in paragraaf 1, b), opgelegd, zonder de gestandaardiseerde checklist bedoeld in paragraaf 1, a), te overlopen.

Het verbod bedoeld in paragraaf 3, wordt telkens hernieuwd voor een periode van twaalf uur: a) wanneer de speekseltest de aanwezigheid in het organisme aantoont van één van de stoffen bepaald in paragraaf 1, b), in een gehalte dat gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in hetzelfde artikel;b) in geval van weigering van deze speekseltest;c) in geval van weigering van de speekseltest omwille van een wettige reden of ingeval van een praktische onmogelijkheid voldoende speeksel te collecteren, en de gestandaardiseerde checklist, bedoeld in paragraaf 1, a), die in dit geval wordt overlopen, een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van een van de stoffen bedoeld in paragraaf 1, b);d) in geval het resultaat van de speekseltest negatief is en betrokkene zich blijkbaar bevindt in staat van intoxicatie. § 5. Wanneer de persoon een wettige reden inroept voor het weigeren van de speekseltest of de speekselanalyse, vorderen de in artikel 19 bedoelde overheidsagenten een arts om het ingeroepen motief te beoordelen.

De inhoud van de wettige reden mag door de arts niet worden onthuld als ze door het medisch geheim wordt gedekt.

De kosten voor de tussenkomst van de arts zijn ten laste van de onderzochte persoon indien de in het eerste lid bedoelde weigering niet gegrond was.

De praktische onmogelijkheid voldoende speeksel te collecteren om de speekseltest of de speekselanalyse uit te voeren wordt niet beschouwd als een vorm van weigering. De kosten van de speekseltest zijn ten laste van de onderzochte persoon indien de overtreding bepaald in paragraaf 1 door middel van een bloedanalyse bewezen is.

Art. 22.Speekselanalyse § 1. De in artikel 19 bedoelde overheidsagenten leggen een speekselanalyse voor het detecteren van de stoffen die de uitvoering van de opdrachten aan boord beïnvloeden op wanneer de speekseltest bedoeld artikel 21, § 1, de aanwezigheid aantoont van één van de stoffen bedoeld in artikel 21, § 1, b).

Onder de hieronder vermelde gehaltes wordt het resultaat van de speekselanalyse niet in aanmerking genomen:

Stof

Gehalte (ng/ml)

Substance

Taux (ng/ml)

Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC)

10

Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC)

10

Amfetamine

25

Amphétamine

25

Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA)

25

Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA)

25

Morfine (vrij) of 6-acetylmorfine

5

Morphine (libre) ou 6-acétylmorphine

5

Cocaïne of Benzoylecgonine

10

Cocaïne ou Benzoylecgonine

10


§ 2. De kosten van de speekselanalyse zijn ten laste van de onderzochte persoon indien de overtreding bepaald in artikel 21, § 1, b), bewezen is. § 3. De analyse van het speekselstaal geschiedt in een van de laboratoria die daartoe door de Koning erkend zijn in uitvoering van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.

De persoon van wie het speekselstaal is afgenomen, kan op eigen kosten een tweede speekselanalyse laten verrichten in het laboratorium waar het eerste heeft plaatsgehad, of in een ander door de Koning erkend laboratorium. In het eerste geval kan hij op de tweede analyse toezicht laten houden door een technisch raadsman van zijn keuze.

De bepalingen tot nadere regeling van de speekselanalyse voor het wegverkeer zijn eveneens van toepassing bij de uitvoering van dit reglement.

Art. 23.Bloedanalyse § 1. De in artikel 19 bedoelde overheidsagenten laten de in dat artikel bedoelde personen, een bloedproef ondergaan door een daartoe opgevorderde arts: a) in het geval de ademtest een alcoholgehalte van ten minste 0,22 milligram aangeeft per liter uitgeademde alveolaire lucht en een ademanalyse niet uitgevoerd kan worden;b) in het geval noch de ademtest noch de ademanalyse uitgevoerd konden worden en betrokkene duidelijke tekenen van alcoholopname vertoont of zich blijkbaar bevindt in de toestand bedoeld in artikel 20, § 7;c) in het geval noch de ademtest noch de ademanalyse uitgevoerd konden worden bij de personen bedoeld in artikel 19 en het onmogelijk is na te gaan of er tekenen van alcoholopname zijn;d) indien de speekseltest minstens één van de stoffen detecteert bedoeld in artikel 21, § 1, a) in een gehalte dat gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in de tabel van dezelfde paragraaf, en een speekselanalyse niet uitgevoerd kan worden;e) in het geval noch een speekseltest noch een speekselanalyse kon worden uitgevoerd. § 2. In het geval van paragraaf 1, d) en e), bestaat de bloedanalyse uit een kwantitatieve bepaling op plasma door middel van gas- of vloeistofchromatografie-massaspectrometrie met gebruik van gedeutereerde interne standaarden voor een of meerdere van de navolgende stoffen.

Onder de hieronder vermelde gehaltes wordt het resultaat van de bloedanalyse niet in aanmerking genomen:

Stof

Gehalte (ng/ml)

Substance

Taux (ng/ml)

Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC)

1

Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC)

1

Amfetamine

25

Amphétamine

25

Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA)

25

Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA)

25

Morfine (vrij) of 6-acetylmorfine

10

Morphine (libre) ou 6-acétylmorphine

10

Cocaïne of Benzoylecgonine

25

Cocaïne ou Benzoylecgonine

25


§ 3. De in artikel 19 bedoelde overheidsagenten moeten op verzoek van de personen van hetzelfde artikel, en bij wijze van tegenexpertise, deze personen een bloedproef laten ondergaan door een daartoe opgevorderde arts indien de ademanalyse, bekomen na toepassing van artikel 20, een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet. § 4. De kosten van het nemen van het bloedstaal en van de bloedanalyse komen ten laste van de onderzochte persoon: a) indien de overtreding bepaald in artikel 20, § 6, a), bewezen is; of b) indien de overtreding bepaald in artikel 21, § 1, b), bewezen is. § 5. Het inzamelen van de gegevens van de bloedproef bedoeld in paragraaf 1, d) en e), beperkt zich tot deze die strikt noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de overtredingen van dit hoofdstuk. Deze gegevens mogen slechts worden gebruikt voor gerechtelijke doeleinden in verband met de bestraffing van deze overtredingen. HOOFDSTUK 3. - Scheepskok

Art. 24.Voor de toepassing van dit hoofdstuk betekent "schip": een schip anders dan een schip dat uitsluitend vaart op binnenwateren of wateren binnen, of dicht grenzend aan, beschutte wateren of gebieden waar havenvoorschriften gelden.

Art. 25.Dit hoofdstuk is van toepassing op alle schepen die toebehoren aan openbare instellingen of privé-instellingen, die doorgaans worden gebruikt voor commerciële activiteiten, met uitzondering van schepen die worden gebruikt voor de visvangst of voor soortgelijke doeleinden en van traditioneel gebouwde schepen zoals dhows en jonken. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op oorlogsschepen of marinehulpschepen.

Art. 26.Met het oog op de toepassing van paragrafen 3 en 4 van norm A3.2 van het MLC-Verdrag is de zeevarende die wordt tewerkgesteld als scheepskok in het bezit van een geldig certificaat van kwalificatie voor scheepskok uitgegeven overeenkomstig de bepalingen van dit besluit of van een overeenkomstig dit besluit uitgegeven verklaring van erkenning van een certificaat van kwalificatie voor scheepskok afkomstig van een bevoegde overheid van een Staat die Partij is bij het MLC-Verdrag.

Onverminderd het eerste lid, toont de in het eerste lid bedoelde scheepskok die buitengaats dienst doet of van plan is na een periode aan wal naar zee terug te keren, teneinde zijn bevoegdheid om buitengaats dienst te doen te behouden, met tussenpozen van ten hoogste vijf jaar, aan dat hij bij voortduring vakbekwaam is in overeenstemming met de bepalingen van sectie A-I/11 van de STCW-code voor zover ze relevant zijn voor de functie van scheepskok.

Art. 27.De Scheepvaartcontrole geeft een certificaat van kwalificatie voor scheepskok uit aan de kandidaat scheepskok voor een Belgisch schip indien de voorwaarden bepaald in 1 van bijlage 3 vervuld zijn.

Het certificaat van kwalificatie voor scheepskok heeft een geldigheidsduur van 5 jaar. Het wordt opgemaakt volgens het in bijlage 5 bepaalde model.

Art. 28.De Scheepvaartcontrole geeft een officiële verklaring van erkenning van kwalificatie voor scheepskok uit aan de kandidaat scheepskok voor een schip dat de Belgische vlag voert indien de voorwaarden bepaald in 2 van bijlage 3 vervuld zijn. De officiële verklaring van erkenning van kwalificatie voor scheepskok heeft een geldigheidsduur van 5 jaar. Ze wordt opgemaakt volgens het in bijlage 6 bepaalde model.

Art. 29.De Scheepvaartcontrole kan vrijstellingen verlenen bedoeld in paragraaf 5 van norm A3.2 van het MLC-Verdrag.

Art. 30.De Scheepvaartcontrole kan vrijstellingen verlenen bedoeld in paragraaf 6 van norm A3.2 van het MLC-Verdrag.

Art. 31.De bepalingen van artikel 5, § 7, zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de certificaten en officiële verklaringen bedoeld in dit hoofdstuk.

Art. 32.De bepalingen van artikel 8, § 1 zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op alle werkzaamheden betreffende de uitvoering van dit hoofdstuk door de Scheepvaartcontrole of door instellingen die een opleiding verstrekken. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 33.De bestaande vaarbevoegdheidsbewijzen die werden uitgeven onder voorschrift VII/4 van bijlage I van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegheidsbewijzen, die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven hernieuwbaar maar worden beperkt tot schepen met een voortstuwingsvermogen tot en met 30.000kw.

De bestaande vaarbevoegdheidsbewijzen die werden uitgeven onder voorschrift VII/1 van bijlage I van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegheidsbewijzen, die van toepassing was voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven hernieuwbaar.

Art. 34.Het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor zeevarenden wordt opgeheven

Art. 35.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2020.

Art. 36.De Minister bevoegd de maritieme mobiliteit en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie en de minister bevoegd voor defensie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 augustus 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, Ph. DE BACKER De Minister van Defensie, Ph. GOFFIN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^