gepubliceerd op 06 augustus 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit d.d. 4 juni 1999 betreffende de bloedproef met het oog op het bepalen van het gehalte van de andere stoffen dan alcohol die de rijvaardigheid beïnvloeden
26 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit d.d. 4 juni 1999 betreffende de bloedproef met het oog op het bepalen van het gehalte van de andere stoffen dan alcohol die de rijvaardigheid beïnvloeden
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Sturen onder invloed van andere stoffen dan alcohol wordt strafbaar gesteld krachtens de wet van 16 maart 1999 tot wijziging van de wet van 16 maart 1968. Uit talrijke wetenschappelijke onderzoeken verricht in verband met die stoffen, welke in voornoemde wet worden opgesomd, is gebleken dat zij de rijvaardigheid beïnvloeden.
Op grond van dezelfde wet wordt aan de Koning machtiging verleend om de regels te bepalen volgens welke de bloedafname met het oog op de vaststelling van de aanwezigheid van die stoffen moet worden verricht.
Op grond van wetenschappelijke criteria en teneinde een hoeveelheid bloed af te nemen die toereikend is om een tegenonderzoek mogelijk te maken, worden de afnamebuizen waarvan gebruik moet worden gemaakt, in het koninklijk besluit van 4 juni 1999 nader omschreven (twee afnamebuizen van ten minste 7 ml aangezien ten minste 14 ml vereist is).
Het is evenwel gebleken dat de buizen van 7 ml bedoeld in de huidige lezing van het koninklijk besluit niet langer op de markt verkrijgbaar zijn.
Alleen buizen van 5 ml worden nog in de handel gebracht.
Voornoemd koninklijk besluit moet dan ook worden gewijzigd.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 De wijzigingen in artikel 3 van voornoemd koninklijk besluit van 4 juni 1999 zijn erop gericht het daarin bedoelde model van buis waarmee de bloedafname moet worden verricht, aan te passen aan de producten die thans op de markt worden aangeboden.
Aangezien nog alleen buizen van 5 ml beschikbaar zijn en ten minste 14 ml nodig zijn om een eerste vaststelling en een tegenonderzoek mogelijk te maken, moet het materieel dat de bevoegde autoriteit ter beschikking stelt van de arts voortaan bestaan uit drie steriele buizen van 5 ml en moet ten minste 15 ml bloed worden afgenomen (artikel 3, eerste lid, 1°, vijfde en zevende lid).
Artikel 2 In dit artikel wordt de datum van inwerkingtreding van dit besluit bepaald.
Artikel 3 In dit artikel wordt bepaald welke ministers met de uitvoering van het besluit worden belast.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaars, De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
26 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit d.d. 4 juni 1999 betreffende de bloedproef met het oog op het bepalen van het gehalte van de andere stoffen dan alcohol die de rijvaardigheid beïnvloeden ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 44bis van het Wetboek van strafvordering;
Gelet op de wet van 1 juni 1849 op de herziening van de tarieven in strafzaken, inzonderheid op artikel 10;
Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, inzonderheid op artikel 63, § 1, 3° en 4°, §§ 2 en 3, gewijzigd bij de wet van 16 maart 1999 en op artikel 64;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 december 2001;
Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Koning krachtens de wet van 16 maart 1968, gewijzigd bij de wet van 16 maart 1999, gemachtigd is de praktische modaliteiten te bepalen inzake de bloedproef met het oog op het bepalen van het gehalte van de andere stoffen dan alcohol die de rijvaardigheid beïnvloeden;
Overwegende dat de Koning bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999 de regels ter zake heeft vastgelegd, dat de afnamebuizen bedoeld in voornoemd koninklijk besluit evenwel niet meer op de markt verkrijgbaar zijn; dat het besluit bijgevolg met betrekking tot dit punt moet worden aangepast;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 3 van het koninklijk besluit d.d. 4 juni 1999 betreffende de bloedproef met het oog op het bepalen van het gehalte van de andere stoffen dan alcohol die de rijvaardigheid beïnvloeden, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. Punt 1 van het eerste lid wordt vervangen als volgt : « 1.Drie steriele buizen onder permanent vacuüm (of onder vacuüm in situ) met een inhoud van ten minste 5 ml uit wit neutraal glas. De buizen moeten een identificatienummer dragen; » 2. In punt 3 van het vijfde lid worden de woorden « (ten minste 14 ml) (2x 7 ml) » vervangen door de woorden « (ten minste 15 ml) (3 x 5 ml) »;3. Het zevende lid wordt vervangen als volgt : « De bloedafname moet ten minste 15 ml bloed bedragen.»
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 mei 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN