gepubliceerd op 18 juni 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens
26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als hoofddoel de draagwijdte uit te breiden van het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens, dat in het Belgisch Staatsblad van 15 mei 1999 is bekendgemaakt.
Dit koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 9bis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, gecoördineerd op 14 juli 1994, definieerde de voorwaarden volgens welke bewijskracht kon worden verleend aan de gegevens waarover de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen beschikken en die zijn opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek, of die worden meegedeeld op een andere dan op een papieren drager, evenals hun weergave op papier of op elke andere leesbare drager.
Deze reglementering kadert in de visie die de Regering heeft inzake modernisering en administratieve vereenvoudiging. Zij komt tot stand in een context van snel evoluerende nieuwe communicatie- en informatietechnologieën en op een ogenblik dat de archivering van de documenten die enkel op een papier drager bestaan, problematisch wordt.
Er moet echter worden vastgesteld dat die reglementering onvolledig is. Heel wat contacten tussen de diverse actoren van de geneeskundige verzorging worden niet door dit koninklijk besluit geregeld. Dit besluit uitbreiden tot die actoren, overeenkomstig de basiswettekst die artikel 9bis van de gecoördineerde wet is, maakt precies het voorwerp uit van het koninklijk besluit dat aan Uwe Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd.
In concreto bestaan de voorgestelde wijzigingen in het toevoegen van nieuwe artikelen die elkeen handelen over het soort gereglementeerde relatie tussen de verschillende betrokken actoren : - een nieuw artikel betreffende de toepassing van de verzekering voor geneeskundige verzorging, maar dan voor de overgedragen gegevens tussen het RIZIV enerzijds en de verzekeringsinstellingen of de zorgverleners anderzijds; - een nieuw artikel betreffende de toepassing van de verzekering voor geneeskundige verzorging, voor de gegevens waarover andere personen, bedoeld in het tweede lid van artikel 9bis van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, beschikken. Hierbij wordt met name gedacht aan de tariferingsdiensten; - een nieuw artikel betreffende de toepassing van de uitkeringsverzekering, voor de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de verplichte uitkeringsverzekering en waarover het RIZIV en de verzekeringsinstellingen beschikken; - een nieuw artikel betreffende de toepassing van de bepalingen met betrekking tot de administratieve controle, voor de gegevens waarover het RIZIV en de verzekeringsinstellingen beschikken; - een nieuw artikel betreffende de toepassing van de bepalingen met betrekking tot de geneeskundige evaluatie en controle, voor de gegevens waarover het RIZIV en de verzekeringsinstellingen beschikken.
Bovendien is de tekst zo aangepast dat de bewijskracht enkel afhangt van een onderzoek van de concordantie tussen de concrete procedure en de standaardprocedure en dat de termijn waarover het Sectoraal comité van de Kruispuntbank beschikt om ten behoeve van de Minister van Sociale Zaken haar opmerkingen te formuleren over de protocols van een op twee maanden wordt gebracht.
Bovendien worden er formele wijzigingen aangebracht, ofwel om de volledige tekst aan de nieuwe bepalingen aan te passen, ofwel om rekening te houden met de recentste terminologie inzake de bewijskracht van elektronische gegevens en de benaming van de diensten van het RIZIV. De Raad van State suggereert in zijn advies 41.062/1/V van 8 augustus 2006 om met het oog op de logica en de toegankelijkheid tot de betrokken reglementering eerder te kiezen voor het opstellen van een autonoom koninklijk besluit ter vervanging van het koninklijk besluit van 27 april 1999 dat in dat geval moet worden opgeheven, dan voor een wijzigingsbesluit. Het leek verkieslijk om het advies van de Raad van State op dit punt niet te volgen, teneinde te vermijden dat uit die opheffing problemen voortvloeien voor het protocol dat op basis van het koninklijk besluit van 27 april 1999 reeds op 19 april 2001 tussen de representatieve organisaties van de verpleeginrichtingen en de verzekeringsinstellingen is afgesloten.
De Raad van State merkt tevens op dat de verzekeringsinstellingen en het RIZIV ook zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 22 maart 1993 betreffende de bewijskracht van de door de instellingen van sociale zekerheid opgeslagen, bewaarde of weergegeven informatiegegevens. Daaruit vloeit voort dat de voornoemde instellingen en het RIZIV zich moeten houden aan verschillende procedureregels opdat bewijskracht kan worden toegekend aan gedeeltelijk identieke gegevens. De Raad van State maakt derhalve gewag van zijn bedoelingen om te streven naar vereenvoudiging en stelt voor dat in een eenvormige of enige verordening wordt bepaald via welke procedure een bijzondere bewijskracht aan de betrokken gegevens kan worden toegekend. Hoewel een harmonisering van de procedures die zijn ingevoerd door het koninklijk besluit van 22 maart 1993 betreffende de bewijskracht van de door de instellingen van sociale zekerheid opgeslagen, bewaarde of weergegeven informatiegegevens en door het koninklijk besluit van 27 april 1999, gewijzigd door het besluit dat U thans ter ondertekening wordt voorgelegd, wenselijk lijkt, zou een dergelijke harmonisering momenteel leiden tot het uitstellen van de mogelijkheid om tal van documenten op informaticadrager te bewaren; dat uitstel moet worden vermeden want verschillende partijen die meewerken aan de werking van de ziekte- en invaliditeitsverzekering wachten reeds lang op die mogelijkheid op grond van een protocol dat overeenkomstig de bepalingen van dit besluit moet worden gesloten, aangezien de aldus bewaarde documenten dan een vermoeden van bewijskracht zouden genieten. De twee voornoemde besluiten verschillen niet alleen op het vlak van de gegevens waarop ze betrekking hebben maar ze hebben ook een andere persoonlijke werkingssfeer, zodat de harmonisering ervan een niet onaanzienlijke voorafgaande overlegprocedure lijkt te vereisen, aangezien de uitvoering van het besluit van 22 maart 1993, in tegenstelling tot het besluit dat u ter ondertekening wordt voorgelegd, bij drie ministers berust.
De tekst is bovendien aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State betreffende de vorm en de formulering van het ontwerpbesluit.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 26 juli 2006 door de Minister van Sociale Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens », heeft op 8 augustus 2006 het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de te vervullen vormvereisten.
Daarnaast bevat dit advies ook een aantal opmerkingen over andere punten. Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het ontwerp heeft kunnen verrichten.
ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Het om advies voorgelegde ontwerp vervangt het opschrift en alle artikelen van het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens, en vult dat besluit met een aantal nieuwe bepalingen aan.Dit alles gaat gepaard met een nummering van sommige bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit. Het lijkt derhalve logischer en meer bevorderlijk voor de kenbaarheid van de betrokken regelgeving dat wordt geopteerd voor de redactie van een autonoom koninklijk besluit dat in de plaats komt van het alsdan op te heffen koninklijk besluit van 27 april 1999, en niet voor een wijzigend besluit zoals nu het geval is. 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de voorwaarden te regelen waaronder bijzondere bewijswaarde kan worden verleend aan gegevens waarover onder meer de verzekeringsinstellingen en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (hierna : Rijksinstituut) beschikken met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en de uitvoeringsbesluiten ervan.De voornoemde instellingen en het Rijksinstituut zijn daarenboven, voor deels dezelfde gegevens, onderworpen aan het koninklijk besluit van 22 maart 1993 betreffende de bewijskracht, ter zake van de sociale zekerheid, van de door instellingen van sociale zekerheid opgeslagen, bewaarde of weergegeven informatiegegevens (1).
Het naast elkaar bestaan van het ontworpen besluit en het koninklijk besluit van 22 maart 1993 heeft tot gevolg dat de voornoemde instellingen en het Rijksinstituut verschillende procedurele voorschriften dienen na te leven opdat bijzondere bewijswaarde zou kunnen worden verleend aan deels dezelfde gegevens waaronder zij beschikken of die door hen worden verwerkt, weergegeven of meegedeeld, afhankelijk van de reglementering die wordt toegepast (2).
De regelgeving op dat vlak zou kunnen worden vereenvoudigd door de procedure om tot een bijzondere bewijswaarde te komen van de betrokken gegevens aan een geüniformiseerde of unieke regeling te onderwerpen.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 1. Aan het einde van het eerste lid van de aanhef schrijve men : « , inzonderheid op artikel 9bis, ingevoegd bij wet van 22 februari 1998 en gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004 en 27 december 2004;». 2. Het is vanuit wetgevingstechnisch oogpunt gebruikelijk dat, wanneer in de aanhef van een besluit wordt verwezen naar adviezen die over de ontworpen regeling zijn uitgebracht, de verwijzing naar die adviezen volgens chronologische orde gebeurt.De vermelding van de adviezen in de aanhef van het om advies voorgelegde ontwerp dient, rekening houdende hiermee, te worden aangepast. 3. In het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar het advies van de Raad van State moet uiteraard melding worden gemaakt van « artikel 84, § 1, eerste lid, 1° » en niet van « artikel 84, eerste lid, 1° » van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Artikel 4 In het onderworpen artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 27 april 1999 moet worden verwezen naar « het protocol, bedoeld in artikel 2 » en niet naar « het protocol, bedoeld in artikel 2, 1° ».
Dezelfde opmerking geldt eveneens ten aanzien van de onderworpen bepalingen onder de artikelen 5, 6, 7, 8 en 9 van het ontwerp.
Artikel 13 Indien het ontworpen besluit zou worden bekendgemaakt tegen het einde van de maand, is niet uitgesloten dat het besluit sneller in werking treedt dan binnen de gangbare termijn van tien dagen na de dag van de bekendmaking. De stellers van het ontwerp zullen er derhalve over oordelen of artikel 13 in het ontwerp wordt behouden, dan wel of zij dat artikel zullen wijzigen door de ontworpen regeling in werking te laten treden op bijvoorbeeld de eerste dag van de tweede maand na de bekendmaking.
De Kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Bovin en G. Van Haegendoren, staatsraden;
M. Rigaux en M. Tison, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. G. Verberckmoes, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H. L. Van Calenbergh, auditeur. (...) _______ Nota (1) Het toepassingsgebied van de ontworpen regeling omvat weliswaar alle gegevens waarover de betrokken instellingen beschikken, terwijl de gegevens, bedoeld in het koninklijk besluit van 22 maart 1993, enkel die zijn welke zijn opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen.(2) Deze vaststelling kan ook nu reeds worden gedaan onder gelding van het koninklijk besluit van 27 april 1999 waarvan de ontworpen regeling de wijziging beoogt. 26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 9bis, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998 en gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004 en 27 december 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, uitgebracht op 21 februari 2005;
Gelet op het advies van het Comité van de Dienst voor administratieve controle, uitgebracht op 22 februari 2005;
Gelet op het advies van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, uitgebracht op 25 februari 2005;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen, uitgebracht op 16 maart 2005;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen, uitgebracht op 4 juli 2005;
Gelet op het advies van het sectoraal Comité van de sociale zekerheid, uitgebracht op 14 februari 2006;
Gelet op advies 41.062/1V van de Raad van State, gegeven op 8 augustus 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 27 april 1999 betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit betreffende de bewijskracht van de door de zorgverleners, de verzekeringsinstellingen, het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en andere natuurlijke of rechtspersonen met toepassing van gecoördineerde wet van 14 juli 1994 en haar uitvoeringsbesluiten opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens. »
Art. 2.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging » : het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 21 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° « Beheerscomité van de uitkeringsverzekering » : het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering, bedoeld in artikel 79 van de voormelde gecoördineerde wet;3° « Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen » : het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 39 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;4° « Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle » : het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, bedoeld in artikel 140 van de voormelde gecoördineerde wet;5° « Comité van de Dienst voor administratieve controle » : het Comité van de Dienst voor administratieve controle, bedoeld in artikel 160 van de voormelde gecoördineerde wet;6° « Overeenkomsten- of akkoordencommissie » : een overeenkomsten- of akkoordencommissie zoals bedoeld in artikel 26 van de voormelde gecoördineerde wet;7° « De Minister » : de Minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft;8° « Dienst voor geneeskundige verzorging » : de in artikel 14 van de voormelde gecoördineerde wet bedoelde Dienst voor geneeskundige verzorging;9° « Dienst voor uitkeringen » : de in artikel 78 van de voormelde gecoördineerde wet bedoelde Dienst voor uitkeringen;10° « Dienst voor administratieve controle » : de in artikel 159 van de voormelde gecoördineerde wet bedoelde Dienst voor administratieve controle;11° « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle » : de in artikel 139 van de voormelde gecoördineerde wet bedoelde Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.»
Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.De gegevens waarover de zorgverleners, de verzekeringsinstellingen, het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering of alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen beschikken overeenkomstig de voornoemde gecoördineerde wet of zijn uitvoeringsbesluiten, en die zijn opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek, of die worden meegedeeld op een andere dan op een papieren drager, evenals hun weergave op papier of op elke andere leesbare drager, hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel, indien de procedure volgens welke de voormelde opslag, bewaring of mededeling gebeurt, overeenstemt met de procedure die wordt beschreven in het protocol dat tot stand komt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, 4, 5, 6, 7 of 8 en goedgekeurd door de Minister krachtens artikel 9. »
Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van de verzekering voor geneeskundige verzorging en voor wat de gegevens aangaat waarover de zorgverleners en de verzekeringsinstellingen beschikken of die tussen hen worden overgedragen, wordt het protocol, bedoeld in artikel 2, opgemaakt door de overeenkomsten- of akkoordencommissie, in verband met de categorie van zorgverleners waarvoor zij de bevoegdheid heeft een akkoord of overeenkomst te sluiten.
Dit protocol omvat een nauwkeurige omschrijving van de voorwaarden en modaliteiten volgens welke de voornoemde gegevens, nodig voor de toepassing van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en waarover de voornoemde zorgverleners of de verzekeringsinstellingen beschikken, kunnen worden opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek of meegedeeld op een andere wijze dan op een papieren drager, evenals de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke deze gegevens worden weergegeven op papier of op elke andere leesbare drager. De voorwaarden bedoeld in artikel 9, 1e lid, worden bovendien in het protocol nageleefd Indien in verband met gegevensuitwisseling, vereist in toepassing van de voormelde gecoördineerde wet of haar uitvoeringsbesluiten, meer dan één categorie van zorgverleners betrokken is, duidt het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging aan welke akkoorden- of overeenkomstencommissies gezamenlijk bevoegd zijn het voormelde protocol op te maken en voor te leggen. Het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging kan in zulk geval echter ook beslissen dat één akkoorden- of overeenkomstencommissie het protocol opmaakt, waarbij het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging kan vereisen dat het akkoord van één of meer andere overeenkomsten- of akkoordencommissies verkregen wordt met het voor te leggen protocol.
Het protocol wordt voor advies aan de comités van de Diensten voor administratieve controle en geneeskundige evaluatie en controle en vervolgens aan het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging voorgelegd door de betrokken akkoorden- of overeenkomstencommissies. § 2. Het protocol wordt, samen met de overeenkomstig § 1 ingewonnen adviezen, door de betrokken akkoorden- of overeenkomstencommissies ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister. »
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt in de plaats van artikel 4, dat artikel 12 wordt, een nieuw artikel 4 ingevoegd, luidende : «
Art. 4.§ 1. Voor de toepassing van de verzekering voor geneeskundige verzorging, en voor wat de gegevens aangaat die enkel worden overgedragen tussen het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering enerzijds en de verzekeringsinstellingen of de zorgverleners anderzijds, wordt het protocol bedoeld in artikel 2, opgemaakt door het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging.
Dit protocol omvat een nauwkeurige omschrijving van de voorwaarden en modaliteiten, volgens welke de voornoemde gegevens, nodig voor de toepassing van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en waarover het voornoemde Rijksinstituut, de verzekeringsinstellingen of de zorgverleners beschikken, kunnen worden opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek of meegedeeld op een andere wijze dan op papieren drager, evenals de voorwaarden en modaliteiten volgens de welke deze gegevens worden weergegeven op papier of elke andere leesbare drager.
De voorwaarden bedoeld in artikel 9, 1e lid, worden bovendien in het protocol nageleefd.
Het protocol wordt voor advies aan de Comités van de Diensten voor administratieve controle en geneeskundige evaluatie en controle en vervolgens aan het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging voorgelegd. § 2. Het verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging legt het protocol ter goedkeuring voor aan de Minister, tesamen met de overeenkomstig § 1 ingewonnen adviezen. »
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt in de plaats van artikel 5, dat artikel 13 wordt, een nieuw artikel 5 ingevoegd, luidende : « Art.5. § 1 Voor de toepassing van de verzekering voor geneeskundige verzorging en wat de gegevens aangaat waarover de in artikel 2 bedoelde andere instanties of personen krachtens de voormelde gecoördineerde wet of haar uitvoeringsbesluiten beschikken, wordt het protocol bedoeld in het voormelde artikel 2, onder begeleiding van de dienst voor geneeskundige verzorging opgemaakt door, enerzijds, vertegenwoordigers van deze instanties of personen en, anderzijds, vertegenwoordigers van de in artikel 2 vermelde instellingen of personen waarmee deze gegevens worden uitgewisseld.
Dit protocol omvat een nauwkeurige omschrijving van de voorwaarden en modaliteiten, volgens welke de voornoemde gegevens, nodig voor de toepassing van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, kunnen worden opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek of meegedeeld op een andere wijze dan op papieren drager, evenals de voorwaarden en modaliteiten volgens de welke deze gegevens worden weergegeven op papier of elke andere leesbare drager. De voorwaarden bedoeld in artikel 9, 1e lid, worden bovendien in het protocol nageleefd.
Het protocol wordt voor advies aan de Comités van de Diensten voor administratieve controle en geneeskundige evaluatie en controle en vervolgens aan het verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging voorgelegd. § 2. Het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging legt het protocol ter goedkeuring voor aan de Minister, tesamen met de overeenkomstig § 1 ingewonnen adviezen. »
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6 ingevoegd, luidende : «
Art. 6.§ 1. Voor de toepassing van de uitkeringsverzekering wordt het protocol, bedoeld in artikel 2, opgemaakt door de Technische Ziekenfondsraad.
Dit protocol omvat een nauwkeurige omschrijving van de voorwaarden en modaliteiten, volgens welke gegevens, nodig voor de toepassing van de verplichte uitkeringsverzekering en waarover het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en de verzekeringsinstellingen beschikken, kunnen worden opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek of meegedeeld op een andere wijze dan op papieren drager, evenals de voorwaarden en modaliteiten volgens de welke deze gegevens worden weergegeven op papier of elke andere leesbare drager. De voorwaarden bedoeld in artikel 9, 1e lid, worden bovendien in het protocol nageleefd.
Het protocol wordt voor advies aan de Beheerscomités van de uitkeringsverzekering alsook aan de Comités van de Diensten voor geneeskundige evaluatie en controle en administratieve controle voorgelegd. § 2. De Beheerscomités van de uitkeringsverzekering leggen het protocol ter goedkeuring voor aan de Minister, tesamen met de overeenkomstig § 1 ingewonnen adviezen. »
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7 ingevoegd, luidende : «
Art. 7.§ 1. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de administratieve controle, wordt het protocol, bedoeld in artikel 2, opgemaakt door het Comité van de Dienst voor administratieve controle.
Dit protocol omvat een nauwkeurige omschrijving van de voorwaarden en modaliteiten, volgens welke gegevens, nodig voor de toepassing van de bepalingen betreffende de administratieve controle en waarover het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en de verzekeringsinstellingen beschikken, kunnen worden opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek of meegedeeld op een andere wijze dan op papieren drager, evenals de voorwaarden en modaliteiten volgens de welke deze gegevens worden weergegeven op papier of elke andere leesbare drager.
De voorwaarden bedoeld in artikel 9, 1e lid, worden bovendien in het protocol nageleefd.
Het protocol wordt voor advies aan het verzekeringscomité voor de geneeskundige verzorging en aan de Beheerscomités van de uitkeringsverzekering voorgelegd. § 2. Het Comité van de Dienst voor administratieve controle legt het protocol ter goedkeuring voor aan de Minister, tesamen met de overeenkomstig § 1 ingewonnen adviezen. »
Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 8 ingevoegd, luidende : «
Art. 8.§ 1. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de geneeskundige evaluatie en controle, wordt het protocol, bedoeld in artikel 2, opgemaakt door het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.
Dit protocol omvat een nauwkeurige omschrijving van de voorwaarden en modaliteiten, volgens welke gegevens, nodig voor de toepassing van de bepalingen betreffende de geneeskundige evaluatie en controle en waarover het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, de verzekeringsinstellingen en de zorgverleners beschikken, kunnen worden opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek of meegedeeld op een andere wijze dan op papieren drager, evenals de voorwaarden en modaliteiten volgens de welke deze gegevens worden weergegeven op papier of elke andere leesbare drager. De voorwaarden bedoeld in artikel 9, 1e lid, worden bovendien in het protocol nageleefd.
Het protocol wordt voor advies aan het Verzekeringscomité voor de geneeskundige verzorging en aan het Beheerscomités van de uitkeringsverzekering voorgelegd § 2. Het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle legt het protocol ter goedkeuring voor aan de Minister, tesamen met de overeenkomstig § 1 ingewonnen adviezen. »
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9 ingevoegd, luidende «
Art. 9.De Minister zal onder meer nagaan of de procedure die in het protocol wordt beschreven, aan volgende voorwaarden voldoet : 1° de voorgestelde procedure zal een getrouwe, duurzame en volledige weergave van de informatie waarborgen;2° de procedure moet een systematische en volledige registratie van de gegevens voorzien;3° de procedure moet voorzien dat de gegevens op een zorgvuldige manier worden bewaard, systematisch gerangschikt en dat de integriteit en de authenticiteit ervan worden gegarandeerd, en zij dient veiligheidsmaatregelen te voorzien om het vertrouwelijk karakter van de gegevens te beschermen;4° de procedure moet voorzien dat volgende gegevens met betrekking tot de verwerking van de gegevens worden bewaard : a) de identiteit van de verantwoordelijke voor de verwerking evenals van diegene die ze heeft uitgevoerd;b) de aard en het onderwerp van de informatie waarop de verwerking betrekking heeft;c) een volledige tijdsinformatie;d) de rapporten van de eventuele storingen die zijn vastgesteld tijdens de verwerking;5° de procedure moet de definitie van de regels omtrent de toegang tot de gegevens en de gegevensoverdracht bevatten, alsook de beschrijving van de eventuele gemeenschappelijke opslagruimten. Alvorens een beslissing te nemen, legt de Minister het protocol voor aan het sectoraal Comité van de sociale zekerheid, dat hem zijn eventuele opmerkingen binnen een termijn van twee maanden bezorgt.
De Minister moet zijn gemotiveerde beslissing omtrent de gevraagde goedkeuring schriftelijk aan de betrokken akkoorden- en overeenkomstencommissies, het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging, de Beheerscomités van de uitkeringsverzekering, het Comité van de Dienst voor administratieve controle of het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle meedelen uiterlijk binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop het protocol ter goedkeuring werd voorgelegd; de poststempel geldt als bewijs.
Indien deze beslissing niet aan het orgaan dat de aanvraag heeft ingediend, is meegedeeld binnen deze termijn, wordt het voorgelegde protocol geacht goedgekeurd te zijn door de Minister. »
Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10 ingevoegd, luidende : «
Art. 10.De kennisgeving van de goedkeuring en een exemplaar van het goedgekeurde protocol worden, naargelang het geval, bewaard op de Dienst voor geneeskundige verzorging, de Dienst voor uitkeringen, de Dienst voor administratieve controle of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.
De Dienst voor geneeskundige verzorging en de Dienst voor uitkeringen verstrekken de Dienst voor administratieve controle et de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle een exemplaar van de protocollen die op hen betrekking hebben.
De Dienst voor geneeskundige verzorging brengt de betrokken zorgverleners op de hoogte van de inhoud van de goedgekeurde protocollen.
Elke wijziging van de in het protocol omschreven procedure dient door de betrokken dienst van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering te worden meegedeeld aan de organen die overeenkomstig dit besluit een advies hebben uitgebracht.
Elke wijziging van de voormelde procedure om een reden die verband houdt met één van de voorwaarden die de goedkeuring van het protocol hebben gewettigd, is, naargelang het geval, onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 3, § 2, 4, § 2, 5, § 2, 6, § 2, 7, § 2 of 8, § 2.
Het Comité van de Dienst voor administratieve controle of het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle kan beslissen dat een meegedeelde wijziging van de in het protocol omschreven procedure onderworpen is aan de bepalingen van de artikelen 3, § 2, 4, § 2, 5, § 2, 6, § 2, 7, § 2, of 8, § 2. »
Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 11 ingevoegd, luidende : «
Art. 11.De Minister kan zijn goedkeuring intrekken wanneer wordt vastgesteld dat de voorwaarden die de goedkeuring hebben gewettigd, geheel of gedeeltelijk niet meer vervuld zijn of dat de in het protocol omschreven procedure niet of slechts gedeeltelijk wordt nageleefd.
Zulke vaststelling kan ondermeer blijken uit de vaststelling van de Dienst voor administratieve Controle of van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, dat de gegevens niet conform de in het protocol omschreven procedure worden opgeslagen, bewaard, meegedeeld of weergegeven.
De intrekking van de goedkeuring heeft ten vroegste uitwerking vanaf de datum dat de Minister zijn beslissing tot intrekking neemt. »
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 14.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid R. DEMOTTE