gepubliceerd op 18 juni 2007
Koninklijk besluit tot toekenning van een aanvulling op de kinderbijslag ten gunste van de werkloze die een zelfstandige activiteit begint
26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot toekenning van een aanvulling op de kinderbijslag ten gunste van de werkloze die een zelfstandige activiteit begint
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, inzonderheid op artikel 1, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 februari 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 maart 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 16 maart 2007;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 42.600/1, gegeven op 2 april 2007. met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat dit besluit uitwerking moet hebben op 1 januari 2007, te weten op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 11 januari 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot uitvoering van artikel 42bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, § 1bis, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
Overwegende dat het onderwerp van dit besluit beoogt, zoals in de kinderbijslagregeling voor werknemers, een recht op een aanvulling van de bijslag te behouden ten gunste van de werkloze die een activiteit begint;
Overwegende dat de sociale verzekeringsfondsen de bepalingen van dit besluit zo snel mogelijk moeten kennen, zodat ze zo spoedig mogelijk hun informaticaprogramma's kunnen aanpassen en de betaling van de aanvullingen kunnen verzekeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Middenstand, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende : « Art. 17bis . § 1. De in artikel 17, eerste lid, opgenomen bedragen worden, onder de hierna bedoelde voorwaarden, verhoogd voor de kinderen van een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze sedert minstens zes maanden en die een zelfstandige activiteit begint, met een aanvulling van : 1° 34,83 EUR voor het eerste kind;2° 21,59 EUR voor het tweede kind;3° 3,79 EUR voor het derde kind en voor elk volgend kind. § 2. Deze aanvulling wordt verleend wanneer de werkloze, die rechthebbende geworden is in de regeling van de zelfstandigen, aanspraak zou hebben kunnen maken op de in artikel 42bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders bedoelde aanvulling, vanaf de zevende maand werkloosheid, of daarvan genoot onmiddellijk voor het ogenblik waarop hij een zelfstandige activiteit begon.
Voor het vervullen van de periode van zes maanden volledige werkloosheid worden de perioden die zijn bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot uitvoering van artikel 42bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, § 1bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, in aanmerking genomen.
Deze aanvulling wordt verleend in het kwartaal waarin die activiteit begint en in de zeven volgende kwartalen. § 3. De toepassing van § 2 mag niet als gevolg hebben dat de duur van de periode waarin de krachtens artikel 42bis , § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en krachtens § 1 van dit artikel verleende aanvulling zeven kwartalen overschrijdt, te rekenen vanaf het kwartaal dat volgt op het kwartaal van het begin van de activiteit die een recht op kinderbijslag deed ontstaan. § 4. De aanvulling wordt eveneens toegekend ten gunste van de kinderen van een rechthebbende, die onmiddellijk vóór het openen van een recht krachtens artikel 2 van dit besluit rechtgevenden waren voor de aanvullingen die door artikel 42bis van de samengeordende wetten op de kinderbijslag voor loonarbeiders voorzien zijn, krachtens de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag.
Deze aanvulling wordt toegekend voor de maand waarin het recht op kinderbijslag wordt geopend krachtens artikel 2 van dit besluit, de overige maanden van het kwartaal en voor de acht kwartalen daarna. § 5. De toepassing van § 4 mag niet als gevolg hebben dat de duur van de periode waarin de krachtens artikel 42bis , § 1, 4°, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en krachtens § 1 van dit artikel verleende bijslag acht kwartalen overschrijdt, te rekenen vanaf het kwartaal dat volgt op het kwartaal van het begin van de activiteit die een recht op kinderbijslag deed ontstaan. » § 6. De in § 1 bedoelde aanvulling wordt toegekend wanneer de rechthebbende personen ten laste heeft onder de door Ons bepaalde voorwaarden. Bovendien mag de bedoelde rechthebbende geen pensioenen, renten of uitkeringen genieten die het door Ons vastgestelde bedrag overschrijden.
Art. 2.In artikel 21, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « op de bij artikel 17 » vervangen door de woorden « op de bij artikelen 17 en 17bis » vervangen.
Art. 3.In het opschrift van het koninklijk besluit van 19 juli 2005 tot uitvoering van de artikelen 17, 19 en 20, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen worden de woorden « van de artikelen 17, 19 en 20, § 1, » vervangen door de woorden « van de artikelen 17, 17bis , 19 en 20, § 1. ».
Art. 4.In artikel 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit van 19 juli 2005 worden de woorden « Voor de toepassing van de artikelen 17, 19 en 20, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 » vervangen door de woorden « Voor de toepassing van de artikelen 17, 17bis, 19 en 20, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 ».
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.
Art. 6.Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE