gepubliceerd op 29 juli 2005
Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 17, 19 en 20, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen
19 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 17, 19 en 20, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 april 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 januari 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 mei 2005;
Gelet op het advies nr. 38.713/3 van de Raad van State, gegeven op 7 juli 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten van de Raad van State;
Overwegende dat door bekommernis om harmonisering tussen het kinderbijslagstelsel voor werknemers en dit voor zelfstandigen, de bepalingen van dit besluit in werking moeten treden op dezelfde datum als de bepalingen die bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2004 worden voorzien voor het kinderbijslagstelsel voor werknemers, met name op 1 januari 2005 en dat het dringend is om elke onzekerheid te vermijden voor de betrokken diensten voor wat betreft de toe te passen bepalingen en voor de betrokken personen voor wat betreft de berekening van hun recht;
Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van de artikelen 17, 19 en 20, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, zijn de voorwaarden inzake de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste en die geen pensioenen, renten of uitkeringen geniet welke een zeker bedrag overschrijden, die welke bepaald zijn in het koninklijk besluit van 26 oktober 2004 tot uitvoering van de artikelen 42bis en 56, § 2, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Voor de toepassing van het in het vorig lid bedoelde koninklijk besluit, dient het beroepsinkomen dat uit een zelfstandige activiteit voortvloeit, vermenigvuldigd te worden met een breuk gelijk aan 100/80. Onder beroepsinkomen van een zelfstandige activiteit dient te worden verstaan het beroepsinkomen, bedoeld in artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Art. 2.Het koninklijk besluit van 17 juli 1984 tot uitvoering van de artikelen 17, 19 en 20, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 februari 1991, wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.Voor de periode van 1 januari 2005 tot aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 april 1984, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 juli 1984, beoogd in artikel 2 van dit besluit en zoals het bestond op het ogenblik van zijn opheffing bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2004 tot uitvoering van de artikelen 42bis en 56, § 2, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, van toepassing.
Art. 5.Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE