gepubliceerd op 01 april 1999
Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen
25 MAART 1999. - Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval;
Gelet op de beschikking 1999/177/EG van de Europese Commissie van 8 februari 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor een afwijking ten aanzien van de bij richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval vastgestelde concentraties van zware metalen in kunststofkratten en -paletten;
Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid de artikelen 5, § 1, 3° en 14;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 augustus 1970 houdende reglementering van het gebruik van de benaming "kristal", gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1974;
Gelet op het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad;
Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik;
Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Europese Commissie op 18 juni 1998 tegen het Koninkrijk België een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht wegens onvolledige omzetting van voormelde richtlijn 94/62/EG, waarin België wordt aangemaand binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving van dit advies, de nodige maatregelen te nemen om eraan te voldoen;
Overwegende dat de Europese Commissie op 19 januari 1999 de zaak aanhangig gemaakt heeft bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen;
Overwegende dat de voormelde wet van 21 december 1998 in haar hoofdstuk V een aantal bepalingen bevat ter omzetting van richtlijn 94/62/EG en verder een wettelijke grondslag biedt voor de vaststelling van aanvullende maatregelen ten aanzien van verpakkingen;
Overwegende dat het voor de volledige omzetting van richtlijn 94/62/EG nog noodzakelijk is de voorschriften van artikel 11 van deze richtlijn met betrekking tot concentraties van zware metalen in verpakkingen, alsook die van punt 3(d) van bijlage II met betrekking tot biologisch afbreekbare verpakkingen, in het interne recht om te zetten;
Overwegende dat hiertoe dan ook onverwijld een uitvoeringsbesluit van de wet van 21 december 1998 dient te worden genomen om gevolg te geven aan het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie en een veroordeling van België door het Hof van Justitie te voorkomen;
Overwegende dat de voormelde beschikking 1999/177/EG een afwijking invoert op de norm bepaald in artikel 11 van richtlijn 94/62/EG en daarom door middel van dezelfde reglementaire akte dient te worden omgezet;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het is verboden verpakte producten op de markt te brengen waarvan de verpakking of verpakkingscomponenten een hogere totale concentratie van lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom bevatten dan 600 mg/kg. Met ingang van 30 juni 1999 wordt deze maximumconcentratie herleid tot 250 mg/kg, en met ingang van 30 juni 2001 tot 100 mg/kg.
Art. 2.Het bepaalde in artikel 1 geldt niet voor verpakkingen die geheel vervaardigd zijn uit kristalglas als bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 augustus 1970 houdende reglementering van het gebruik van de benaming "kristal".
Art. 3.§ 1. Bij kunststofkratten en -paletten mag de som van de concentraties van lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom de grenswaarden bepaald in artikel 1 overschrijden op voorwaarde dat deze verpakkingen voldoen aan alle voorwaarden bepaald in dit artikel. § 2. De kunststofkratten en -paletten waarop de door § 1 ingestelde afwijking van toepassing is, moeten opgenomen zijn in gesloten en gecontroleerde productketens.
Onder gesloten en gecontroleerde productketens wordt verstaan productketens waarin de producten rondgaan binnen een gecontroleerd hergebruik- en distributiesysteem dat voldoet aan de krachtens § 5 bepaalde voorwaarden en waarin het gerecycleerde materiaal uitsluitend afkomstig is van de eenheden in deze keten, zodat het gebruik van extern materiaal wordt beperkt tot het minimum dat technisch noodzakelijk is, en waaruit deze eenheden uitsluitend mogen worden verwijderd via een speciale procedure, zodat de retourpercentages gemaximaliseerd worden. § 3. De kunststofkratten en -paletten waarop de door § 1 ingestelde afwijking van toepassing is, moeten zijn vervaardigd in het kader van een gecontroleerd recyclingproces waarin het gerecycleerde materiaal uitsluitend afkomstig is van andere kunststofkratten en -paletten en waarin slechts zoveel extern materiaal wordt toegevoegd als technisch noodzakelijk is, met een maximum van 20 gewichtsprocent.
Lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom mogen niet doelbewust worden gebruikt als elementen bij de vervaardiging of distributie van kunststofkratten en -paletten. Onder doelbewust gebruik wordt verstaan het doelbewust aanwenden van deze stoffen in de samenstelling van een verpakking of een verpakkingscomponent, waarbij hun constante aanwezigheid is bedoeld om de verpakking of verpakkingscomponent een specifieke eigenschap, verschijningsvorm of kwaliteit te geven.
Het gebruik van gerecycleerde materialen als grondstof voor de vervaardiging van nieuwe verpakkingsmaterialen, waarbij een gedeelte van de gerecycleerde materialen bepaalde hoeveelheden van de in artikel 1 bedoelde metalen kunnen bevatten, wordt niet als doelbewust gebruik beschouwd. De incidentele aanwezigheid van deze metalen als een onbedoeld bestanddeel van een verpakking of verpakkingscomponent is toegestaan.
De som van de concentraties van lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom in de kunststofkratten en -paletten waarop de door § 1 ingestelde afwijking van toepassing is, mag de in artikel 1 vastgestelde grenswaarden slechts overschrijden als gevolg van de toevoeging van gerecycleerde materialen. § 4. Nieuwe kunststofkratten en -paletten die de in artikel 1 bedoelde metalen bevatten, dienen op een permanente en zichtbare wijze te worden gemerkt. § 5. De minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort, bepaalt de voorwaarden waaraan het gecontroleerd hergebruik- en distributiesysteem bedoeld in § 2, tweede lid, moet voldoen, alsook de speciale procedure bedoeld in § 2, tweede lid, en de manier waarop nieuwe kunststofkratten en -paletten overeenkomstig § 4 dienen te worden gemerkt.
Art. 4.Eénieder die producten op de markt brengt in biologisch afbreekbare verpakkingen, ook buiten het geval bedoeld in artikel 13, 3° van de wet van 21 december 1998 betreffende productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, dient ervoor te zorgen dat deze verpakkingen zodanig fysisch, chemisch, thermisch of biologisch afbreekbaar zijn dat het grootste deel van de resulterende compost uiteindelijk uiteenvalt in kooldioxyde, biomassa en water.
Art. 5.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Staatssecretaris voor Leefmilieu, J. PEETERS