gepubliceerd op 27 juni 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de bestaanszekerheid in uitvoering van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 maart 2001
25 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de bestaanszekerheid in uitvoering van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 maart 2001 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de bestaanszekerheid in uitvoering van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 maart 2001.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 mei 2001 Bestaanszekerheid in uitvoering van het nationaal akkoord 2001-2002 gesloten op 7 maart 2001 (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 2001 onder het nummer 58153/CO/116)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren.
Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.
Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid
Art. 2.De arbeiders die ten minste zes maanden anciënniteit in de onderneming hebben en die gedeeltelijk werkloos worden gesteld ingevolge economische of technische redenen hebben recht, ten laste van hun werkgever en gedurende een periode van maximum vijftig dagen per jaar, op een aanvullende werkloosheidsuitkering vastgelegd op 6,8171 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid vanaf 1 april 2001, en op 6,9410 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid vanaf 1 april 2002.
Voor de arbeiders, jonger dan 19 jaar, wordt deze uitkering vastgelegd op 6,1354 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid vanaf 1 april 2001 en op 6,2469 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid vanaf 1 april 2002.
De aanvullende werkloosheidsuitkering is niet verschuldigd indien de werkloosheid het gevolg is van overmacht.
Vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard
Art. 3.De arbeiders die door hun werkgever worden ontslagen om economische of technische redenen, of redenen van structurele aard hebben recht, ten laste van hun werkgever, op een vergoeding waarvan het bedrag als volgt wordt vastgelegd : 54,5366 EUR na 1 jaar dienst; 111,5521 EUR na 2 jaar dienst; 163,6097 EUR na 5 jaar dienst; verhoogd met een bedrag van 14,8736 EUR per jaar dienst boven de 5 jaar, evenwel beperkt tot een maximumbedrag van 461,0820 EUR na 25 jaar dienst.
Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard
Art. 4.Onverminderd de vergoeding bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, zoals bepaald in artikel 3 hierboven, wordt volgende bijzondere regeling van aanvullende werkloosheidsuitkering voorzien voor arbeiders volgens onderstaand schema, die om economische of technische redenen of redenen van structurele aard worden ontslagen.
Arbeiders met een anciënniteit van 10 tot minder dan 20 jaar in de onderneming ontvangen het in artikel 2 voorziene dagbedrag van aanvullende werkloosheidsuitkering voor de eerste 22 bewezen dagen effectieve werkloosheid, die aanvangt vanaf het verstrijken van de opzegtermijn of vanaf het verstrijken van de door de opzegvergoeding gedekte periode.
Voor arbeiders met een anciënniteit van 20 jaar en meer in de onderneming wordt dit gebracht op de eerste 44 bewezen dagen effectieve werkloosheid.
Het recht op deze aanvullende werkloosheidsuitkering vervalt vanaf de eerste dag van werkhervatting.
Art. 5.De in de ondernemingen bestaande, voor de arbeiders gunstiger stelsels, blijven behouden.
Overgang naar de euro
Art. 6.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de bestaanszekerheid in uitvoering van het nationaal akkoord 1999-2000 van 3 februari 1999, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 april 2000, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 oktober 2000.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzegtermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX