gepubliceerd op 23 december 1997
Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde in het kader van het bijzonder stelsel van de sociale zekerheid der mijnwerkers
24 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde in het kader van het bijzonder stelsel van de sociale zekerheid der mijnwerkers
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en gelijkgestelden, inzonderheid op artikel 3, § 1, achtste en negende lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967;
Gelet op de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen van arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden, inzonderheid op artikel 21, § 8, gewijzigd bij de wet van 27 juli 1971;
Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, inzonderheid op artikel 8, eerste lid;
Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde, inzonderheid op de artikelen 9, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1997, 13, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1997, en 24;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1970 betreffende het invaliditeitspensioenstelsel voor de mijnwerkers, inzonderheid op de artikelen 10, 12, § 3, 13bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 februari 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 mei 1995, 22, § 6, en 32, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 1985 betreffende de jaarlijkse vakantie, de bijkomende vakantie, het vakantiegeld en de kosteloze reiskaarten van de mijnwerkers en gelijkgestelden, inzonderheid op artikel 24, § 2;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers, gegeven op 14 november 1996;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 mei 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde in werking is getreden op 1 januari 1997 zodat de uitvoeringsmaatregelen eveneens met ingang van 1 januari 1997 moeten uitwerking hebben. De verschillende instellingen van sociale zekerheid moesten de ontwerpen van koninklijke besluiten voor hun sector opstellen teneinde hun eigen regeling aan te passen aan de bepalingen van het handvest. Teneinde de uitvoerbaarheid van deze wet mogelijk te maken in de verschillende sectoren van de sociale zekerheid en teneinde de door de wetgever beoogde bescherming aan de sociaal verzekerde via het handvest te waarborgen, is het dan noodzakelijk dat de besluiten ter uitvoering van de wet zo snel mogelijk worden genomen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 augustus 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Een artikel 10bis, luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 19 november 1970 betreffende het invaliditeitspensioenstelsel voor de mijnwerkers ingevoegd : «
Art. 10bis.De aanvraag wordt geacht te zijn ingediend bij de bevoegde Voorzorgskas op de dag na zijn indiening bij een onbevoegde instelling.
Indien evenwel het ontbreken van de werkelijke inontvangstneming van de aanvraag door de Voorzorgskas het onmogelijk maakt de arbeidsongeschiktheid van de aanvrager te controleren, heeft de aanvraag pas uitwerking op de dag na die waarop de aanvraag bij de bevoegde Voorzorgskas aankomt, en ten laatste een maand na de indiening bij de onbevoegde instelling.
Indien het onmogelijk is vast te stellen welke instelling de bestemmeling van een aanvraag is, moet het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers binnen een maand aan de betrokkene bijkomende informatie vragen. »
Art. 2.In artikel 12, § 3, tweede, derde en vierde lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « binnen de tijdspanne van een maand » vervangen door de woorden « binnen de tijdspanne van drie maanden ».
Art. 3.In artikel 13bis, § 6, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 februari 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 mei 1995, worden de woorden « van de tweede maand » vervangen door de woorden « van de vierde maand ».
Art. 4.In artikel 22, § 6, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « bij aangetekend schrijven » vervangen door de woorden « bij gewoon schrijven ».
Art. 5.In artikel 32, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « binnen de maand » vervangen door de woorden « binnen de drie maanden ».
Art. 6.In artikel 21, § 8, tweede lid, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden, gewijzigd bij de wet van 27 juli 1971, worden de woorden « binnen een maand » vervangen door de woorden « binnen drie maanden ».
Art. 7.Artikel 24, § 2, van het koninklijk besluit van 26 juni 1985 betreffende de jaarlijkse vakantie, de bijkomende vakantie, het vakantiegeld en de kosteloze reiskaarten van de mijnwerkers en gelijkgestelden, wordt aangevuld met de volgende leden : « De verplichte vermeldingen die op de mededelingsstrook van het individuele betalingsorder moeten voorkomen zijn de naam en voornaam van de mijnwerker, de soort van prestatie, de periode waarop de betaling betrekking heeft en een referentienummer.
Er wordt gelijktijdig aan de gerechtigde een rekening uittreksel gestuurd dat melding maakt van de sociale gegevens van persoonlijke aard op grond waarvan de berekening van het vakantiegeld geschiedde en ook naar de toegepaste reglementaire bepalingen verwijst. »
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Art. 9.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN