Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 december 2001
gepubliceerd op 29 december 2001

Koninklijk besluit houdende de toekenning van een voorschot op de federale basistoelage voor het jaar 2002 aan de politiezones en van een toelage aan sommige gemeenten

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001344
pub.
29/12/2001
prom.
24/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/24/2001001344/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende de toekenning van een voorschot op de federale basistoelage voor het jaar 2002 aan de politiezones en van een toelage aan sommige gemeenten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 41;

Gelet op de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot 58;

Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 474 van 28 oktober 1986 en 502 van 31 december 1986 en bij de wetten van 7 november 1987, 22 december 1989, 20 juli 1991, 30 maart 1994 en 21 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten een veiligheidscontract kunnen sluiten of financiële hulp genieten voor de aanwerving van bijkomend personeel in het kader van hun politiedienst;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot vaststelling van de modaliteiten van de controle bij het toekennen van een financiële tussenkomst aan de gemeenten bij het afsluiten van een veiligheidscontract of bij het aanwerven van bijkomend personeel in het kader van hun politiedienst;

Gelet op de veiligheids- en samenlevingscontracten die werden gesloten tussen 29 steden of gemeenten en de Staat;

Overwegende dat het advies van de adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gegeven is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 5 oktober 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 5 december 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dit besluit onontbeerlijk is voor de vervulling van één van de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor de oprichting van een lokale politie, overeenkomstig artikel 248, eerste lid, 3°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

Overwegende dat de bekendmaking van de bepalingen van dit besluit in het Belgisch Staatsblad zo snel mogelijk dient te gebeuren, opdat de gemeente- of politieraad de nodige begrotingsbepalingen kunnen goedkeuren en dat de Koning voor 1 januari 2002 kan vaststellen dat de in het voornoemde artikel bedoelde voorwaarden vervuld zijn;

Overwegende dat de ratio legis van de wet van 7 december 1998, gewijzigd door de wet van 2 april 2001, de wens vertaalt van de wetgever om de politiezones opgericht te zien bij toepassing van voornoemde artikel 248 in de loop v an 2001 en uiterlijk op 1 januari 2002 (Parl. St., Kamer, zitting 2000-2001, Doc. 50- 1126/01, Wetsontwerp tot wijziging van de wet op het politieambt, de wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en tot wijziging van overige wetten inzake de inplaatsstelling van de nieuwe politiestructuren, blz. 16).

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Er worden aan de politiezones voorschotten op de federale basistoelage 2002 toegekend, vastgesteld op telkens 35 % van de in bijlage II bij dit besluit vermelde bedragen : 1° in de maand januari 2002;2° in de maand maart 2002.

Art. 2.Na vaststelling van de definitieve federale basistoelage voor het jaar 2002 met inachtneming van de reële aanvaardbare meerkost vastgelegd na overleg met de korpschefs, wordt het saldo, met inbegrip van de evolutie van de gezondheidsindex, door de federale Staat aan de desbetreffende politiezones uitbetaald ten laatste in de maand juli 2002.

Art. 3.Aan de gemeenten die een veiligheids- en samenlevingscontract hadden gesloten in toepassing van het koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten een veiligheidscontract kunnen sluiten of financiële hulp genieten voor de aanwerving van bijkomend personeel in het kader van hun politiedienst, vermeld in de bijlage III bij dit besluit, wordt een toelage toegekend waarvan het bedrag vermeld wordt in dezelfde bijlage.

Deze toelage wordt uitbetaald in de maand januari 2002.

Art. 4.De uitgaven bedoeld in dit besluit worden aangerekend op sectie 17 « Federale Politie en Geïntegreerde Werking » van de algemene uitgavenbegroting voor het jaar 2002, programma 90.1.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage I bij het koninklijk besluit van 24 december 2001 houdende de toekenning van een voorschot op de federale basistoelage voor het jaar 2002 aan de politiezones en van een toelage aan sommige gemeenten I. De federale toelage 2002 is samengesteld uit twee onderdelen : 1° de federale basistoelage;2° de sociale toelage. Daarnaast wordt er voor 2002 een specifieke toelage toegekend aan de 29 gemeenten die een veiligheidscontract hebben afgesloten Zij maakt het voorwerp uit van bijlage III aan dit besluit.

De sociale toelage maakt het voorwerp uit van een afzonderlijk koninklijk besluit.

II. De vaststelling van de federale basistoelage en de verdeling ervan over de politiezones berusten op volgende principes : 1. de bepaling van de globale geldmassa ter beschikking van de lokale entiteiten;2. een proportionele verdeling van deze globale geldmassa over de diverse zones van ons land;3. het gebruiken van een wetenschappelijk uitgewerkte verdeelsleutel bekomen met een regressie analyse.Deze verdeelsleutel, gewoonlijk « KUL-norm » genoemd is dus een objectieve geldelijke verdeelsleutel, wetenschappelijk bepaald.

III. Voor het vaststellen van de federale basistoelage werd rekening gehouden met de volgende basisgegevens : 1. Het totaal aantal ex-rijkswachters van de territoriale brigades dat wordt overgeheveld naar de lokale politiezones wordt vastgesteld op 7 539.Het betreft hier de leden van het operationeel kader van de federale politie in dienst bij de territoriale brigades, die met toepassing van artikel 235, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, overgaan naar het operationeel kader van de lokale politie. 2. Het totaal aantal leden van het administratief en logistiek kader van die brigades dat wordt overgeheveld naar de zones van de lokale politie wordt vastgesteld op 921.3. De kostprijs verbonden aan dit over te hevelen personeel (personeels- en werkingskosten) werd aan het budget van de federale politie onttrokken.4. De financiële weerslag van het nieuwe statuut bedraagt afgerond 198 miljoen euro (8 miljard BEF) voor het geheel van de geïntegreerde politie.Ook hier werd de proportionaliteitsregel in acht genomen en werd het gedeelte van die 198 miljoen euro dat betrekking heeft op de ongeveer 20 000 leden van de gemeentepolitie (meerkost) en op de 7539 over te hevelen leden van de territoriale brigades, ter beschikking gesteld van de lokale politie (totale kost).

Voor de federale basistoelage werd door de regering een geldsom ter beschikking gesteld van 454.066.569 euro (18 317 miljard BEF). Dit komt neer op een bedrag van 16.619 euro (670 412 BEF) per personeelslid van het operationeel kader van de lokale politie. Het totaal aantal effectieven op lokaal niveau bedraagt immers 27 322, met inbegrip van de leden van de territoriale brigades van de federale politie.

Dit bedrag wordt over de zones verdeeld volgens de voormelde financiële verdeelsleutel, de zgn. KUL-norm, waarvan de berekening werd uitgevoerd door de voormalige Algemene Politiesteundienst, in samenwerking met o.a. experten van de KULeuven (Instituut van sociale en economische geografie).

IV. Uitwerking van de « KUL-norm » Het totaal effectief van de politie kan verdeeld worden volgens objectieve parameters over de gemeenten en de zones.

Het is zonder meer duidelijk dat elke zone beschikt over zijn bepaalde specificiteit en diversiteit. Alle relevante parameters die een invloed hebben op de aanwezigheid van het personeel zijn in kaart gebracht. Indien een bepaalde specificiteit geen verklarende invloed heeft op de aanwezigheid van politiepersoneel, en er dus geen oorzakelijk verband werd gedetecteerd, dan werd deze specificiteit niet weerhouden als parameter.

De « KUL-norm » leidt dus tot het toewijzen aan elke gemeente van het Koninkrijk of aan elke zone, van een aantal politiepersoneel dat wetenschappelijk werd bepaald, rekening houdende met die objectieve parameters. Deze « norm » zal alleen maar gebruikt worden als verdeelsleutel voor de financiële middelen en mag dus niet verward worden met de werkingsnorm van een lokaal politiekorps.

Om de daadwerkelijke federale basistoelage per zone vast te stellen, wordt de voormelde KUL-norm vermenigvuldigd met 16.519 euro (670 412 BEF), zijnde het bedrag van de federale basistoelage uitgedrukt per personeelseenheid.

De federale basistoelage is recurrent en dus in se ad infinitum.

V. Aanpassingen aan de federale basistoelage Van zodra de federale basistoelage werd vastgesteld moet er worden nagegaan in welke mate zij toelaat de lonen uit te betalen van een zeker aantal politiemensen en ex-rijkswachters. Als referentie ter zake kan het vertrekeffectief van de zone genomen worden. Om dat effectief vast te stellen en voor de navolgende berekeningen, werd rekening gehouden met de effectieven van de ex-rijkswachtbrigades, die er op datum van 23 mei 1998 de basispolitiezorg vervulden. Voor wat betreft de gemeentepolitie, werden de aanwezige effectieven op datum van 31 december 1999 in aanmerking genomen.

Aangezien de verschillende gemeenten uit de politiezones hun gemeentepolitie ook reeds betaalden vóór de politiehervorming, dient men nu na te gaan of de zones de statutaire meerkost van die gemeentelijke politieleden en de kost van de overgenomen rijkswachters kunnen dragen. Om deze last te bepalen werden de volgende gegevens in aanmerking genomen : - de kosten van een overgedragen ex-rijkswachter werden bepaald op 43.381 euro (1 750 000 BEF); - de statutaire meerkost van de gemeentelijke politieleden, ingeschat op basis van niet volledig representatieve gegevens, werd geraamd op 3.471 euro (140 000 BEF) voor het Waals gewest, 5.206 euro (210 000 BEF) voor het Brussels hoofdstedelijk gewest en 4.710 euro (190 000 BEF) voor het Vlaams gewest.

Na het vaststellen van deze last, werd nagegaan of de zones in staat zijn om met de basistoelage (KUL-norm vermenigvuldigd met 16.619 euro (670 412 BEF) deze meerkost ook effectief te betalen. Op die wijze kon worden vastgesteld welke zones een positief, dan wel een negatief budgetsaldo uitkomen. Uit de resultaten bleek dat de zones met gemeenten die in het verleden steeds een goede inspanning hebben geleverd inzake politiezorg (m.a.w. die ten opzichte van de KUL-norm reeds een behoorlijk groot aandeel aan gemeentepolitie hadden) na de federale toelage meestal een positief budgetsaldo hebben. Diegenen die in het verleden een relatief kleine gemeentepolitie hebben uitgebouwd en die ten opzichte van hun norm nu plots met een grote kost worden geconfronteerd, komen aan de negatieve kant van de balans uit.

Aldus ontstaan zes mogelijke situaties : Situatie 1. Het betreft een situatie met een positief eindsaldo, ten opzichte van de norm. De startcijfers zijn ofwel gelijk aan de norm, ofwel kleiner dan de norm. De norm kan gehaald worden met « overschot » (bonus).

Situatie 2. Het eindsaldo is negatief ten opzichte van de norm. Het initiële startcijfer is gelijk aan de norm of groter dan de norm.

Situatie 3. Het eindsaldo is positief ten opzichte van de norm, en zelfs genoeg om het initiële startcijfer (dat groter is dan de norm) te bekostigen.

Situatie 4. Het eindsaldo is positief ten opzichte van de norm, maar niet genoeg om het initiële startcijfer (dat groter is dan de norm) te bekostigen.

Situatie 5. Het eindsaldo is negatief ten opzichte van de norm, maar ligt toch al hoger dan het initiële startcijfer (dat kleiner is dan de norm).

Situatie 6. Het eindsaldo is negatief ten opzichte van de norm, en zelfs niet genoeg om het initiële startcijfer (dat kleiner is dan de norm) te bekostigen De steun aan de probleemzones Er werd voor geopteerd om bijkomende steun toe te kennen aan de zones die zich bevinden in situatie 2, maar dan slechts tot de norm wordt bereikt, en aan de zones in situatie 6, maar dan slechts tot het startbedrag, dat lager ligt dan de norm.

Het globale tekort voor de voormelde zones bedraagt 40.626.268 euro (1 638 miljard BEF).

Om te bepalen in welke mate een bijkomende steun moet geleverd worden aan die zones, dienen twee parameters in acht genomen : enerzijds de budgettaire capaciteit van die zones en anderzijds de min of meer grote inspanningen die geleverd werden met betrekking tot de politie.

De financiële mogelijkheden van elke zone, uitgedrukt via het belastbaar inkomen per inwoner, werden gebruikt als eerste parameter.

De zones werden onderverdeeld in 4 kwartielen : van de « armsten » (kwartiel Q1) tot de « rijksten » (kwartiel 4). De zones die deel uitmaken van de kwartielen Q1 en Q2 komen automatisch in aanmerking voor een volledige bijkomende steun. Dat is eveneens het geval voor de zones van kwartiel 3 van het grensgebied. De zones die deel uitmaken van kwartiel Q4 bekomen alleen een bijkomende steun wanneer zij in het verleden een voldoende budgettaire inspanning hebben geleverd met betrekking tot politie. Om deze inspanning te evalueren houdt men rekening met de parameter « politiebudget per inwoner ». Er werd rekening gehouden met de graad van urbanisatie waar, voor elke van de 5 urbanisatietypes, het gebruikte criterium deze werd van de mediaan budget politielid/inwoner. Vanaf wanneer deze eigen inspanning zal geleverd zijn, zal men nagaan of de middelen die zodoende werden verkregen wel voldoende zijn. Is dat niet het geval dan zal de steun worden toegekend. Zo zal het ook verlopen voor de zones van kwartiel Q3 (met uitzondering van de grenszones). Zij zullen eventueel eerst een eigen inspanning moeten leveren alvorens te zien of zij nog steun nodig hebben. Gezien hun geringe financiële capaciteit t.o.v. van de zones van kwartiel Q4, zal de helft van hun eigen inspanning overgenomen worden door de federale staat.

Overigens wordt een bedrag van 1.660 miljoen euro (67 miljoen BEF) verdeeld, rekening houdend met de KUL-norm, over de zones met een zeehaven en de zones van het Brussels hoofdstedelijk gewest. In de eersten zijn de lokale politiediensten die instaan voor de basispolitiezorg in die specifieke streken, belast met bijkomende opdrachten. In het Brussels hoofdstedelijk gewest is de densiteit, de frequentie en de complexiteit van de sociale problemen niet te vergelijken met anderen, vereist dit dus bijzondere aandacht.

Ten slotte, houdt de overheid zich aan haar engagement om het burgerpersoneel (bij de politiediensten) te betalen, van de gemeenten die een maatschappelijk en veiligheidscontract hebben afgesloten, door middel van een specifieke toelage. Het gaat hier over een bijkomende enveloppe van ongeveer 11.900.000 euro (480 miljoen BEF) voor het financieren van het burgerpersoneel aangenomen in het kader van de veiligheidscontracten (luik politie). Deze tussenkomst wordt aan de gemeenten gestort en niet aan de zones. Dit weerhoudt echter niet dat het burgerpersoneel mag werken voor de zone als de gemeenteraad dit beslist. In dat geval zal er natuurlijk moeten mee rekening gehouden worden voor de intrazonale verdeling. Na de ten lasteneming van voornoemde kosten (hetzij 11.900.000 euro (480 miljoen BEF)) door de federale overheid, blijven er nog 4 zones over met een veiligheidscontract maar met een negatief saldo, namelijk Hasselt, Mechelen, Seraing en Verviers. Teneinde te waarborgen dat geen enkele zone met een veiligheidscontract deficitair zou zijn, zullen deze 4 gemeenten genieten van een bijstand voor een bedrag van ongeveer 867.627 euro (35 miljoen BEF). Daarnaast behoort de zone Seraing-Neupré tot de situatie 4 en ontvangt geen interzonale solidariteit. Zij moet een aanvullende hulp ontvangen derwijze dat de volledige operatie neutraal is gelet op het verlies van een deel van de bijdrage van het veiligheidscontract.

De interzonale solidariteit Eens deze aanpassingen verwezenlijkt zijn, vertonen de zones in situatie 2 en 6 nog een tekort van 26.865.548 euro (1 083,7 miljoen BEF). Dat tekort zal opgevuld worden door een solidariteitsmechanisme.

Inderdaad, de zones in situatie 1 en 3, vertonen een gunstig saldo na vergelijking met, enerzijds de kosten volgens de KUL-norm en het vertrekcijfer en, anderzijds, de federale basistoelage die hun werd toegekend. Wat betreft deze zones, werd er beslist een korting toe te passen, in verband met hun uitgerekende « winst ».

De totale winst van de zones in situatie 1 en 3 bedraagt 70.600.000 euro (2 8482 miljard BEF). In de loop van het eerste jaar (federale basistoelage 2002), zal hun federale toelage verminderd worden met 40 % van de winstmarge. Er zal echter progressief een einde gesteld worden aan deze solidariteit (lopende over 12 jaar).

Het bedrag dat door de solidariteit bekomen wordt is echter geen 100 % voor elke zone in situatie 1 en 3. Er werd een correctie ingevoerd, rekening houdende met de mogelijkheid van participatie van elke zone, en rekening houdende met het belastbaar inkomen per inwoner.

De zones met een gemiddeld belastbaar inkomen onder de 8 180 euro (330 000 BEF) per inwoner, hoeven maar 80 % van de berekende solidariteit te betalen. Als het gemiddeld belastbaar inkomen hoger ligt dan 11.899 euro (480 000 BEF), wordt de solidariteitsbijdrage vastgesteld op 110 %. De andere zones betalen 100 %. Na deze correcties stelt men een vermindering vast van de solidariteit ten belope van 1.830 miljoen euro (73,8 miljoen BEF). Dat tekort komt ten laste van de federale overheden.

De overschotten Blijft uiteindelijk nog over, het ontbreken van financiële middelen : 1. voor de zones in situatie 2 : voor het deel van het vertrekcijfer boven de KUL-norm (gezien de overheid alleen tussenkomt ten belope van de KUL-norm);2. voor de zones in situatie 4, waar het eindsaldo positief is tegenover de norm, maar waar niet genoeg budget is voor het deel tot aan het vertrekcijfer (dat hoger ligt dan de norm) Voor deze problematische situaties, die het gevolg zijn van een overtal aan ex-rijkswachters, wordt geen enkele rechtstreekse financiering voorzien, maar de leden die in overtal zijn worden aangezet tot mobiliteit door het toekennen van een premie.Om deze mobiliteit aan te moedigen wordt een bijkomende enveloppe van 7.440.000 euro (300 miljoen BEF) uitgetrokken. Deze enveloppe maakt niet het voorwerp uit van huidig koninklijk besluit.

V. De berekening van de definitieve federale toelage.

De totale kost van de inplaatsstelling van de lokale politiekorpsen zal pas kunnen vastgesteld worden na verfijnde metingen te hebben gedaan van hun werking in de loop van het jaar 2002. De basistoelage, in voorkomend geval vermeerderd met de intrazonale solidariteit, hetzij met een tegemoetkoming van de federale overheden, aan de eigen inspanningen van sommige zones zou ontoereikend kunnen zijn om de adequate werking voor het volledige jaar te waarborgen. De definitieve federale toelage zal dus pas kunnen vastgesteld worden in de loop van het jaar 2002. In januari en in maart 2002 zal een voorschot van telkens 35 %, van de bedragen in bijlage II van huidig besluit, toegekend worden.

De definitieve federale toelage en dus het saldo dat aan de zones moet worden gestort zal worden bepaald na evaluatie van de reële aanvaardbare meerkost. Die evaluatie zal gebeuren in overleg met deskundigen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en met Korpschefs van de lokale politie, rekening houdende met de vastgestelde parameters per categorie van zone. De meerkost die zal in aanmerking worden genomen betreft niet alleen diegene die voortspruit uit de toepassing van het nieuw statuut maar eveneens deze die uit de normale werking van het lokaal politiekorps, t.t.z. rechtstreeks voortvloeiend uit de inplaatsstelling van de politiehervorming. - de exacte statutaire meerkost van de ex-rijkswachters en het (oude) administratief en logistiek personeel van de ex-brigades van de rijkswacht; - de statutaire meerkost van de gemeentepolitie - bepaalde werkings- en functioneringskosten. Deze laatstgenoemde kunnen betrekking hebben op nieuwe taken gelinkt aan de nieuwe opdrachten (maar rekening houdende met het overgedragen personeel en van eventuele taken waarvan de politie in de toekomst zal vrijgesteld worden) en andere kosten als rechtstreeks gevolg van de politiehervorming. De items reeds gedekt door de federale toelage komen uiteraard niet in aanmerking.

De posten die reeds gedekt worden door de globale basisenveloppe van de federale toelage komen niet in aanmerking.

Op het einde van het jaar 2002, rijk aan opgelopen ervaring na een jaar werking van de lokale politiekorpsen, zullen aanpassingen van het verdeelmechanisme van de federale toelage kunnen verricht worden, zonder het basisprincipe van het eigenlijke mechanisme in twijfel te trekken.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 24 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage II bij het Koninklijk besluit van 24 december 2001 houdende de toekenning van een voorschot op de federale basistoelage voor het jaar 2002 aan de politiezones en van een toelage aan sommige gemeenten.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 24 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage III. Lijst van de bedragen van een toelage aan de gemeenten met een veiligheids - en samenlevings contract Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 24 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^