Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 augustus 2001
gepubliceerd op 02 oktober 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001000872
pub.
02/10/2001
prom.
24/08/2001
ELI
eli/besluit/2001/08/24/2001000872/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 28 december 1989 heeft artikel 15bis van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd.

Ter uitvoering werd het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot regeling van de inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling, genomen.

De wet van 20 september 1998, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 oktober 1998, heeft het voormelde artikel 15bis van de wet van 20 juli 1971 opnieuw gewijzigd. Het alzo gewijzigde artikel 15bis voorziet in twee vormen van lijkbezorging : begraven en verstrooien of bewaren van de as na crematie (§ 1). Elkeen kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van een laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging, hetzij begraven, hetzij verstrooien of bewaren van de as na crematie, richten tot de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente (§ 2, eerste lid). Deze kennisgeving wordt in het gemeentelijk register van de bevolking ingeschreven op de door de Koning bepaalde wijze (§ 2, tweede lid).

Ter uitvoering van deze bepaling heeft het koninklijk besluit van 28 januari 2000, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1 maart 2000, het voormelde koninklijk besluit van 2 augustus 1990 gewijzigd.

De keuze van de declarant in zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging wordt uitgebreid : hij kan kiezen tussen de volgende mogelijkheden : 1. begraving van het stoffelijk overschot;2. crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats;3. crematie gevolgd door uitstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee;4. crematie gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats;5. crematie gevolgd door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats. De wet van 8 februari 2001 wijzigt artikel 24 van de wet van 21 juli 1971. Naast de uitstrooiing van de as op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee of de begraving van de as of de bijzetting ervan in een columbarium op de begraafplaats, kan de as ook worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee of begraven of bewaard worden op een andere plaats dan de begraafplaats. Het voorwerp van het ontwerp van koninklijk besluit, waarvan ik de eer heb het aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt er toe de artikelen 1, derde lid, en 2 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 januari 2000, aan te passen aan die wetswijziging.

Het ontworpen artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 breidt de keuze van de declarant in zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging uit : hij kan inderdaad kiezen, door de duidelijke en ondubbelzinnige vermelding van één van de volgende termen, tussen ofwel begraving ofwel crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee, ofwel crematie gevolgd door begraving van de as of door bijzetting ervan in een columbarium op de begraafplaats ofwel crematie gevolg door uitstrooiing van de as op een andere plaats dan de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee ofwel crematie gevolgd door begraving of bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats.

Na ontvangst wordt die verklaring overeenkomstig artikel 2 van het betrokken besluit in de bevolkingsregisters opgetekend, onder een rubriek betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging; naargelang van de keuze van de declarant, worden in die rubriek één van de volgende acht vermeldingen aangebracht : 1. begraving van het stoffelijk overschot;2. crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats;3. crematie gevolgd door uitstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee;4. crematie gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats;5. crematie gevolgd door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats;6. crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op een andere plaats dan de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee;7. crematie gevolgd door begraving van de as op een andere plaats dan de begraafplaats;8. crematie gevolgd door bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats. Il heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 26 april 2001 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling », heeft op 4 mei 2001 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De motivering in de brief luidt als volgt : « Het verzoek om spoedbehandeling wordt gemotiveerd door de omstandigheid dat de regeling van de inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling zo vlug mogelijk dient aangepast te worden aan het door de wet van 8 februari 2001 gewijzigde artikel 24 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, zodat laatstgenoemde bepaling effectief in werking kan treden. » De voormelde wet van 8 februari 2001 is bekendgemaakt op 23 maart 2001 en bevat geen enkele bijzondere bepaling inzake de inwerkingtreding ervan. Ze is dus op 2 april 2001 in werking getreden.

Deze wet houdt geen wijziging in van artikel 15bis van de wet van 20 juli 1971, dat de rechtsgrond oplevert voor het ontworpen besluit.

Zij voorziet wel in nieuwe mogelijkheden inzake het verstrooien, het begraven of het bewaren van de as van gecremeerde lijken. Die nieuwe mogelijkheden kunnen een reden zijn voor het wijzigen van de vermeldingen die eventueel opgenomen worden in het bevolkingsregister en die nader worden bepaald in het koninklijk besluit dat door het voorliggende ontwerp zou worden gewijzigd.

De wetgever heeft voor die nieuwe vormen van lijkbezorging evenwel geenszins als voorwaarde bepaald dat dit besluit vooraf wordt gewijzigd.

Het derde lid van het nieuwe artikel 24 begint trouwens met de volgende woorden : « Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het om een minderjarige gaat, of, in voorkomend geval, op verzoek van de voogd, kan de as van gecremeerde lijken :... » Een bijzondere vermelding in het bevolkingsregister is niet vereist om, zelfs bij wijze van laatste wilsbeschikking, te kiezen voor een vorm van lijkbezorging uit die welke bij de nieuwe wet worden toegestaan.

De motivering die voor het verzoek om spoedbehandeling wordt opgegeven is dus onjuist, aangezien het ontworpen besluit niet noodzakelijk is voor de « effectieve » inwerkingtreding van de wet van 8 februari 2001.

In het algemeen geldt dat, mocht als motivering voor het verzoek om spoedbehandeling, op grond waarvan het advies van de afdeling wetgeving wordt uitgebracht binen een termijn van drie dagen, de loutere omstandigheid in aanmerking worden genomen dat een wet in werking is getreden en uitvoeringsmaatregelen behoeft, zonder dat een opgave wordt gegeven van de specifieke en bijzondere omstandigheden waardoor de verwerkelijking van het doel dat met die maatregelen beoogd wordt, het nut of de doeltreffendheid ervan in het gedrang zouden komen als de afdeling wetgeving binnen de gewone termijnen om advies wordt gevraagd, het werken met die procedure van verzoek om spoedbehandeling niet langer uitzonderlijk zou zijn, welke uitzonderlijkheid haar bestaansreden is.

Door te eisen dat verzoeken om binnen drie dagen advies uit te brengen binnen drie dagen « met bijzondere redenen worden omkleed », heeft de wetgever immers gewild dat op deze uiterst korte termijn slechts bij uitzondering een beroep wordt gedaan. Indien adviesaanvragers te vaak werken met die procedure, worden de werkzaamheden van de afdeling wetgeving dermate verstoord dat deze zich in de onmogelijkheid bevindt de werkelijk dringende zaken met de nodige zorgvuldigheid en vereiste spoed te behandelen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter.

P. Lienardy, staatsraad.

P. Quertainmont, staatsraad.

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer L. Jans, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, B. Vigneron De voorzitter, Y. Kreins

24 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, inzonderheid op artikel 15bis, ingevoegd bij de wet van 28 december 1989 en vervangen door de wet van 20 september 1998, en artikel 24, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1989 en 8 februari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling, inzonderheid op de artikelen 1, derde lid, en 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de regeling van de inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling zo vlug mogelijk dient aangepast te worden aan het door de wet van 8 februari 2001 gewijzigde artikel 24 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 31581/2, gegeven op 4 mei 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot regeling van de inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 januari 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Hij moet daarin een keuze maken, door de duidelijke en ondubbelzinnige vermelding van één van de volgende termen : 1° begraving van het stoffelijk overschot;2° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats;3° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee;4° crematie gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats;5° crematie gevolgd door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats;6° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op een andere plaats dan de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee;7° crematie gevolgd door begraving van de as op een andere plaats dan de begraafplaats;8° crematie gevolgd door bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats.

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Na ontvangst wordt die verklaring in de bevolkingsregisters opgetekend, onder een rubriek betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging; naargelang van de keuze van de declarant worden in die rubriek één van de acht volgende vermeldingen aangebracht : 1° begraving van het stoffelijk overschot;2° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats;3° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee;4° crematie gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats;5° crematie gevolg door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats;6° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op een andere plaats dan de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee;7° crematie gevolgd door begraving van de as op een andere plaats dan de begraafplaats;8° crematie gevolgd door bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats.»

Art. 3.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 augustus 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^