Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 januari 2000
gepubliceerd op 01 maart 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000000114
pub.
01/03/2000
prom.
28/01/2000
ELI
eli/besluit/2000/01/28/2000000114/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 JANUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 28 december 1989 heeft artikel 15bis van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd waardoor elkeen tijdens zijn leven een vrijwillige schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging, met name begraving of lijkverbranding, kan richten tot de ambtenaar van de burgerlijke stand: deze kennisgeving wordt in het hoofdregister van de bevolking ingeschreven op de door de Koning bepaalde wijze (2° en 3° van dit artikel).

Ter uitvoering werd het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot regeling van de inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling, genomen. Dit besluit bepaalt in artikel 1, derde lid, dat de declarant in de verklaring betreffende zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging uitsluitend een keuze kan maken tussen begraving en lijkverbranding door de duidelijke en ondubbelzinnige vermelding van één van die twee termen. Na ontvangst wordt die verklaring in het bevolkingsregister naast de naam van de declarant opgetekend onder een rubriek betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling; het woord "begraving" of "lijkverbranding" wordt, naargelang van de keuze van de declarant, in die rubriek ingeschreven (artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990).

In toepassing van artikel I van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, wordt de vermelding van de verklaring betreffende de keuze van de wijze van teraardebestelling, overeenkomstig de voormelde wet van 20 juli 1971, als 16° in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingenregister opgenomen.

Het blijkt dat in meerdere gemeentebesturen de neiging bestaat om niet alleen de wilsbeschikking tot crematie, uitgedrukt door de declarant, te noteren, maar er tevens aan toe te voegen of de betrokkene wenst dat de as verstrooid wordt, zoniet bijgezet in het columbarium of begraven binnen de omheining van de begraafplaats. Een discussie over de rechtsgeldigheid van die verruimde wilsbeschikking voor wat de wijze van teraardebestelling betreft bestaat vermits dit niet door de wet voorzien werd.

Om daaraan tegemoet te komen voorziet artikel 15bis van de voormelde wet van 20 juli 1971, zoals het werd gewijzigd door artikel 16 van de wet van 20 september 1998, twee vormen van lijkbezorging: begraven en verstrooien of bewaren van de as na crematie (§ 1). Elkeen kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van een laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging, hetzij begraven, hetzij verstrooien of bewaren van de as na crematie, richten tot de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente (§ 2, eerste lid). Deze kennisgeving wordt in het gemeentelijk register van de bevolking ingeschreven op de door de Koning bepaalde wijze (§ 2, tweede lid).

Het voorwerp van het ontwerp van koninklijk besluit, waarvan ik de eer heb het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt er dus toe om deze bepaling uit te voeren door de artikelen 1, derde lid, 2 en 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 aan te passen aan die wetswijziging.

Het ontworpen artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 breidt de keuze van de declarant in zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging uit : hij kan inderdaad kiezen, door de duidelijke en ondubbelzinnige vermelding van één van de volgende termen, tussen ofwel begraving ofwel crematie gevolgd door verstrooiing van de as op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee, ofwel crematie gevolgd door begraving van de as of door bijzetting ervan in een columbarium op de begraafplaats.

Na ontvangst wordt die verklaring overeenkomstig artikel 2 van het betrokken besluit in de bevolkingsregisters opgetekend, onder een rubriek betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging; naargelang van de keuze van de declarant, worden in die rubriek één van de volgende vijf vermeldingen aangebracht : 1. begraving van het stoffelijk overschot;2. crematie gevolgd door verstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats;3. crematie gevolgd door verstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee;4. crematie gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats;5. crematie gevolgd door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats. De huidige tekst van artikel 4, eerste lid, van het voormeld besluit van 2 augustus 1990 voorziet dat bij elke verblijfsverandering van de declarant naar een andere gemeente de informatie betreffende de laatste wilsbeschikking die hij heeft uitgedrukt inzake de wijze van teraardebestelling wordt opgetekend op het bewijs van verblijfsverandering vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 1 april 1960 betreffende het houden van de bevolkingsregisters.

Een verwijzing naar het laatstgenoemde besluit heeft geen zin meer.

Vooreerst heft artikel 24 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, het koninklijk besluit van 1 april 1960 op. Bovendien is de inschrijving van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling in het bevolkingsregister overeenkomstig artikel 2 van het ontworpen besluit reeds gebeurd en bij een verblijfsverandering wordt dit automatisch aan de nieuwe gemeente van verblijf meegedeeld. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 mag bijgevolg opgeheven worden.

Tenslotte dient er herinnerd te worden aan het laatste lid van artikel 15bis van de wet van 20 juli 1971: luidens deze bepaling moet, indien het overlijden in een andere gemeente dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad, de gemeente van de hoofdverblijfplaats zonder verwijl de gemeente van overlijden, op haar aanvraag, de informatie betreffende de laatste wilsbeschikking, uitgedrukt door de overledene, overzenden.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

28 JANUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, inzonderheid op artikel 15bis, ingevoegd bij de wet van 28 december 1989 en vervangen door de wet van 20 september 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling, inzonderheid op de artikelen 1, derde lid, 2 en 4;

Gelet op het advies van de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot regeling van de inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Hij moet daarin een keuze maken, door de duidelijke en ondubbelzinnige vermelding van één van de volgende termen, tussen ofwel begraving, ofwel crematie gevolgd door verstrooiing van de as op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee, ofwel crematie gevolgd door begraving van de as of door bijzetting ervan in een columbarium. » .

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling: « Na ontvangst wordt die verklaring in de bevolkingsregisters opgetekend, onder een rubriek betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging; naargelang van de keuze van de declarant worden in die rubriek één van de vijf volgende vermeldingen aangebracht : 1° begraving van het stoffelijk overschot;2° crematie gevolgd door verstrooiing van de as in de strooiweide van de begraafplaats;3° crematie gevolgd door verstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee;4° crematie gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats;5° crematie gevolgd door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats.

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 januari 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^