Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 april 2002
gepubliceerd op 18 juli 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende het conventioneel brugpensioen, de risicogroepen en de beroepsopleiding in 2001 en 2002

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012541
pub.
18/07/2002
prom.
24/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/24/2002012541/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende het conventioneel brugpensioen, de risicogroepen en de beroepsopleiding in 2001 en 2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het glasbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende het conventioneel brugpensioen, de risicogroepen en de beroepsopleiding in 2001 en 2002.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het glasbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001 Conventioneel brugpensioen, risicogroepen en beroepsopleiding in 2001 en 2002 (Overeenkomst geregistreerd op 19 juli 2001 onder het nummer 58007/CO/115) Voorwoord Bij hun onderhandelingen voor het sluiten van een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst voor de jaren 2000 en 2001, hebben de partijen akte genomen van en rekening gehouden met : - de internationale economische en sociale context waarin de glassector zich momenteel bevindt; - de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen; - het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de akkoorden aangaande de vorming en de werkgelegenheid, de risicogroepen en het conventioneel brugpensioen in 1999 en 2000.

Zij willen deze collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 verlengen voor de duur van de huidige overeenkomst, voor wat de volgende punten betreft.

TITEL I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en werklieden die onder het Paritair Comité voor het glasbedrijf ressorteren.

TITEL II. - Werkgelegenheid - vorming

Art. 2.§ 1. Maatregelen ten gunste van de risicogroepen.

De werkgevers verbinden zich ertoe om globaal op sectoraal niveau een inspanning van 0,10 pct. van de brutoloonsom van de werklieden aan 108 pct. te realiseren.

De initiatieven ten gunste van de werklieden die tot de risicogroepen behoren of voor wie een begeleidingsplan van toepassing is, zullen in de ondernemingen de werkgelegenheid en/of de vorming van de volgende risicogroepen beogen : - jongeren met een verplichte deeltijdse schoolplicht; - laaggeschoolde of niet-geschoolde werklieden van de sector; - werklieden van de sector die met collectief ontslag, herstructurering of de invoering van nieuwe technologieën worden bedreigd; - herintreders op de arbeidsmarkt; - mindervalide of gehandicapte personen; - de andere "doelgroepen" zoals werklozen met een lage kwalificatie, langdurig werklozen, personen voor wie een begeleidingsplan van toepassing is of die leven van een minimumbestaansuitkering. § 2. Maatregelen voor de werkgelegenheid : de beroepsopleiding.

Anderzijds, verbinden de werkgevers zich ertoe een inspanning voor de vorming van de werklieden tijdens de werkuren voort te zetten. Voor 2001 en 2002, wordt de inspanning gebracht van 0,15 pct. op 0,40 pct. van de jaarlijkse brutoloonsom van de werklieden aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (aan 108 pct.). § 3. Sectoraal vormingsfonds.

Om deze dubbele verbintenis bepaald in §§ 1 en 2 te realiseren, zullen patronale Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-bijdragen, vastgesteld op 0,50 pct. van de bruto loonsom van de werklieden aan 108 pct. worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zal het bedrag van deze bijdragen storten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de glasnijverheid", opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 augustus 1987.

Dit fonds voor bestaanszekerheid zal belast zijn met de financiering van de organisatie, enerzijds van concrete vormingsacties bedoeld in § 2 en anderzijds van initiatieven voor de vorming en de werkgelegenheid ten gunste van de risicogroepen bepaald in § 1, in het kader en door de bemiddeling van de sectie "Beroepsopleiding".

TITEL III. - Brugpensioen

Art. 3.Tijdens de huidige collectieve arbeidsovereenkomst wordt het brugpensioen volgens de voorwaarden van overeenkomst nr. 17 gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad toegekend, behalve omwille van een dringende reden, in alle andere gevallen van ontslag van een werkman die de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft, indien de betrokkene een loopbaan van 25 jaar als loontrekkende kan bewijzen.

Bijkomende toegangsvoorwaarden kunnen vanaf 1 januari 2001 via een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op een lager niveau voorzien worden.

Elke bedrijfsovereenkomst inzake brugpensioen die een toegangsleeftijd van 55, 56 of 57 jaar voorziet, en die uiterlijk op 31 mei 1986 of 31 augustus 1987 werd neergelegd, en sindsdien zonder onderbreking werd toegepast, wordt onder dezelfde voorwaarden en met respect voor de wettelijke voorwaarden verlengd, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die tijdelijke herstructureringsoperaties betreffen.

Art. 4.§ 1. Ter verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 betreffende de akkoorden aangaande de vorming en de werkgelegenheid, de risicogroepen en het conventioneel brugpensioen, hebben de ontslagen werklieden die, in de periode van 1 januari 2001 tot 30 juni 2003, 56 jaar of ouder zijn, recht op het voltijds brugpensioen beschreven in artikel 3. Bovendien moet de leeftijd van 56 jaar worden bereikt tijdens de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst en op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. De bedoelde werklieden moeten op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen in de zin van artikel 114, § 4, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Deze werknemers moeten bovendien op een positieve manier door alle bewijsmiddelen kunnen aantonen dat zij op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, minstens 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering. § 2. Voor de toepassing van dit artikel worden voor de berekening van het beroepsverleden gelijkgesteld met arbeidsdagen : - de periode van actieve dienst als dienstplichtige en als gewetensbezwaarde met toepassing van de Belgische wetgeving; - de dagen van beroepsloopbaanonderbreking overeenkomstig de bepalingen van de herstelwet van 22 januari 1985 en de periodes tijdens dewelke de werknemer zijn loondienst heeft onderbroken om een kind op te voeden dat de leeftijd van 6 jaar niet heeft bereikt. Deze gelijkstellingen kunnen in totaal voor maximaal 3 jaar in rekening worden gebracht; - de dagen tijdens dewelke de werknemer zijn loondienst onderbroken heeft om een tweede of een volgend kind op te voeden dat de leeftijd van 6 jaar niet heeft bereikt. Deze gelijkstellingen kunnen in totaal voor maximaal 3 jaar in rekening worden gebracht; - de dagen van volledige werkloosheid met een maximum van 5 jaar. § 3. Artikel 4, § 1, is niet van toepassing op de ondernemingen die, op 1 januari 2001, een conventionele wekelijkse arbeidsduur hebben van minder dan 36 uur, tenzij een afwijking op de vervangingsplicht wordt toegestaan in geval van personeelsvermindering.

Art. 5.De vervanging van de bruggepensioneerde zal gebeuren overeenkomstig de wettelijke bepalingen en voorrang zal worden verleend aan werklieden met een nepstatuut, waarbij rekening zal worden gehouden met de vereiste kwalificatie.

TITEL IV. - Sociaal overleg

Art. 6.In geval van sociale conflicten, bevestigen de werkgevers en de werklieden hun vaste intentie om de aangepaste conventionele bemiddelingsprocedures te volgen, met inbegrip van het beroep doen op de voorzitter van het paritair comité in zijn hoedanigheid van sociaal bemiddelaar.

TITEL V. - Sociale vrede

Art. 7.Om de sociale vrede te handhaven en ter wille van de overleg- en bemiddelingsprocedures eigen aan de glasindustrie, erkennen de ondertekenende partijen, in naam van hun lastgevers, dat zij aan alle wederzijdse eisen voor de materies die deel uitmaken van de huidige arbeidsovereenkomst zijn tegemoet gekomen.

TITEL VI. - Duur van de overeenkomst

Art. 8.De huidige overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002, met uitzondering van titel III die zijn uitwerking verliest op 30 juni 2003, behalve bij wijziging van de wettelijke voorschriften betreffende het conventioneel brugpensioen.

Art. 9.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst zal ter Griffie van de administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid worden neergelegd en een aanvraag tot algemeen verbindend verklaring bij koninklijk besluit zal worden gevraagd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 april 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^