gepubliceerd op 08 januari 2009
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
23 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, artikel 18, § 3, gewijzigd bij de wet van 26 maart 2007;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 augustus 2002, en artikel 117;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;
Gelet op het advies van het Algemeen beheerscomite van het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 20 november 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 november 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 13 november 2008;
Gelet op het advies nr. 45.487/1 van de Raad van State, gegeven op 4 december 2008 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Zelfstandigen, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 93 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2007, wordt vervangen als volgt : «
Art. 93.§ 1. Het tijdvak van moederschapsrust is een rustperiode van acht of negen weken wanneer de geboorte van een meerling wordt voorzien, tijdens dewelke de gerechtigde noch haar normale beroepsactiviteit noch enige andere beroepsactiviteit mag uitoefenen. § 2. Het tijdvak van moederschapsrust bestaat uit een verplichte en een facultatieve periode. a) De verplichte periode omvat in het totaal drie weken : één week verplichte voorbevallingsrust en twee weken verplichte nabevallingsrust. De verplichte week voorbevallingsrust neemt een aanvang de zevende dag vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.
De verplichte weken nabevallingsrust nemen een aanvang vanaf de dag van de bevalling en strekken zich uit over een tijdvak dat overeenstemt met twee weken. b) De facultatieve periode bestaat uit de facultatieve voorbevallingsrust en de facultatieve nabevallingsrust. De facultatieve voorbevallingsrust strekt zich uit ten vroegste vanaf de derde week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum, tot de zevende dag vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.
De facultatieve nabevallingsrust strekt zich uit over een periode die overeenstemt met de acht weken of negen weken in geval van geboorte van een meerling, waarvan de eventuele periode van facultatieve voorbevallingsrust en de verplichte periode worden afgetrokken.
De facultatieve nabevallingsrust vangt ten vroegste aan de eerste dag volgend op de twee weken verplichte nabevallingsrust.
De facultatieve nabevallingsrust mag per periode van 7 kalenderdagen opgenomen worden voor het einde van een tijdvak van maximum 21 weken.
Dit tijdvak van 21 weken neemt een aanvang de eerste dag volgend op de twee weken verplichte nabevallingsrust. ».
Art. 2.Artikel 95 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2007, wordt vervangen als volgt : «
Art. 95.§ 1. De gerechtigde die aanspraak wenst te maken op de moederschapsuitkering bedoeld in artikel 94, moet een aanvraag hiertoe indienen, en verzenden per post aan haar verzekeringsinstelling, waarbij de poststempel bewijskracht heeft, of haar deze aanvraag tegen ontvangstbewijs afgeven. § 2. De aanvraag dient de volgende gegevens cumulatief te vermelden : 1° de vermoedelijke bevallingsdatum;2° of het de geboorte van een meerling betreft;3° het aantal weken gedurende dewelke de gerechtigde haar facultatieve voorbevallingsrust wenst op te nemen, evenals de duidelijke periode(s) van deze rust.Deze facultatieve voorbevallingsrust kan ten vroegste vanaf de derde week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. De facultatieve voorbevallingsrust kan alleen per periode van 7 kalenderdagen opgenomen worden. Indien de gerechtigde na het indienen van deze aanvraag een wijziging wenst van het aantal weken facultatieve voorbevallingsrust, dan dient zij dit vooraf aan haar verzekeringsinstelling te signaleren; 4° het aantal weken gedurende dewelke de gerechtigde haar facultatieve nabevallingsrust wenst op te nemen tijdens het tijdvak van 21 weken bepaald in artikel 93, § 2, b), laatste lid), evenals de precieze periode(s) van deze rust.Deze facultatieve nabevallingsrust kan ten vroegste vanaf de eerste dag volgend op de twee weken verplichte nabevallingsrust. Voor de facultatieve nabevallingsrust dient de gerechtigde duidelijk te specificeren wanneer zij deze weken binnen het tijdvak van 21 weken wenst op te nemen. De facultatieve nabevallingsrust kan alleen per periode van 7 kalenderdagen opgenomen worden. Indien de gerechtigde na het indienen van deze aanvraag een wijziging wenst van het aantal weken facultatieve nabevallingsrust en/of van het tijdstip waarop zij deze weken wenst op te nemen, dan dient zij dit vooraf aan haar verzekeringsinstelling te signaleren. § 3. De aanvraag bedoeld in § 2 moet vergezeld zijn van een medisch getuigschrift dat de vermoedelijke bevallingsdatum vermeldt alsook of het de geboorte van een meerling betreft. De gerechtigde moet nadien een uittreksel uit de geboorteakte bezorgen of een medisch getuigschrift dat de bevalling bevestigt. § 4. De gerechtigde dient, binnen de twee dagen na de hervatting van een beroepsactiviteit, haar verzekeringsinstelling op de hoogte te stellen van de effectieve en definitieve werkhervatting.
Indien op het ogenblik van deze definitieve werkhervatting de gerechtigde nog beschikt over een saldo van facultatieve bevallingsrust, wordt zij geacht afstand te doen van dit saldo. ».
Art. 3.Artikel 96 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2007, wordt vervangen als volgt : «
Art. 96.§ 1. De moederschapsuitkering wordt door de verzekeringsinstelling in twee schijven betaald. § 2. De eerste schijf omvat de betaling van de verplichte periode van drie weken bedoeld in artikel 93, § 2, a).
Deze betaling dient te gebeuren uiterlijk één maand na de laatste week van de in artikel 93, § 2, a) beoogde de verplichte periode van moederschapsrust. § 3. De tweede schijf omvat de betaling van de facultatieve periode bedoeld in artikel 93, § 2, b), van maximum vijf of zes weken wanneer de geboorte van een meerling voorzien wordt.
Deze betaling dient te gebeuren uiterlijk één maand na de informatie bedoeld in artikel 95, § 4.
Indien de gerechtigde haar verzekeringsinstelling het effectieve aantal opgenomen weken facultatieve bevallingsrust niet meedeelt, zoals bepaald in artikel 95, § 2, dan mag de verzekeringsinstelling ervan uitgaan dat de rechthebbende enkel de verplichte periode bedoeld in artikel 93, § 2, a) opgenomen heeft. ».
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.
Art. 5.Onze Minister van Zelfstandigen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 december 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX La Ministre des Indépendants, Mevr. S. LARUELLE