Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2020
gepubliceerd op 03 juli 2020

Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 2, derde lid, 2quater en 8, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2020031047
pub.
03/07/2020
prom.
22/06/2020
ELI
eli/besluit/2020/06/22/2020031047/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JUNI 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 2, derde lid, 2quater en 8, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Bij de wet van 28 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2019 pub. 06/05/2019 numac 2019041029 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955 sluiten "houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955" (B.S., 6 mei 2019) werden de artikelen 2, 5 en 8 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (hierna W.Reg) gewijzigd om de wettelijke basis te creëren voor de nieuwe wijze van aanbieding ter registratie van onderhandse huurcontracten op een papieren drager, als onderdeel van het transversale project DigiFin.

Bij de wet van 11 juni 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/06/2020 pub. 19/06/2020 numac 2020041744 bron federale overheidsdienst financien Wet tot aanpassing van verscheidene belastingwetboeken aan de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 11/06/2020 pub. 19/06/2020 numac 2020041743 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende verdere modernisering van de registratie van de huurovereenkomsten sluiten (B.S., 19 juni 2020) werden de bepalingen van voormeld artikel 5 in een verbeterde redactie overgeheveld naar een nieuw artikel 2quater waar die bepalingen in de systematiek van het Wetboek een logischere plaats vinden. De wijzigingen die bij deze wetten in het W. Reg. werden aangebracht hebben de mogelijkheid behouden om een onderhands huurcontract op papier ter registratie aan te bieden. Die aanbieding zal echter niet meer gebeuren op het voor de registratie bevoegde kantoor maar door het versturen van een kopie van de akte en de bijlagen (vb. plaatsbeschrijving) aan een scanningscentrum, of door neerlegging van de vereiste stukken in de brievenbus van een infocenter van de FOD Financiën. Dit besluit bepaalt de nadere regels voor deze nieuwe manier van aanbieding ter registratie van huurcontracten op papier. Het past hier nog op te merken dat de bepalingen van het besluit inzake aanbieding ter registratie op een papieren drager van huurcontracten geen toepassing vinden op de overeenkomsten houdende vestiging of overdracht van een opstal- of erfpachtrecht. De gelijkstelling waarin artikel 83, derde lid, van het W.Reg. in principe voorziet, geldt immers niet voor de toepassing van artikel 2quater van hetzelfde Wetboek.

Artikel 1 van het besluit bepaalt het tijdstip waarop de gedematerialiseerde (eerste lid) en de papieren (tweede lid) aanbieding respectievelijk geacht worden te zijn gedaan. Het tweede lid van artikel 6 W.Reg. bepaalt "Een buiten de openingsuren van de kantoren aangeboden akte of geschrift, wordt geacht aangeboden te zijn bij de eerstvolgende opening van de kantoren". Bij toepassing van het bij de voormelde wet gewijzigde artikel 2 W. Reg. kan in het kader van de registratie van huurcontracten bij besluit worden afgeweken van artikel 6 W.Reg. Dit wordt nu gedaan in artikel 1 van het besluit.

Elektronisch aangeboden huurcontracten worden steedsgeacht te zijn aangeboden op een tijdstip waarop de kantoren zijn geopend; op papieren drager aangeboden akten worden geacht te zijn aangeboden tijdens de openingsuren van de kantoren indien ze op een openingsdag ten laatste om 14.00 uur zijn bezorgd op het juiste adres (zie verder artikelen 5 en 6), zo niet worden ze geacht bij de eerstvolgende opening van de kantoren te zijn aangeboden.

Met het creëren van deze mogelijkheid van afwijking van artikel 6 W. Reg. wou de wetgever het mogelijk maken de elektronische aanbieding van huurcontracten te stimuleren (zie Memorie van toelichting bij de wet van 28 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2019 pub. 06/05/2019 numac 2019041029 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955 sluiten - Doc 54 3528/001). De elektronische vorm van aanbieding is immers veel kostenefficiënter voor de overheid.

De Raad van State heeft in zijn advies 66.481/1/V van 9 september 2019 opgemerkt dat artikel 1 van het ontwerp van besluit best door middel van een wijzigingsbepaling in het koninklijk besluit van 7 december 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/2016 pub. 20/12/2016 numac 2016003438 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende regeling van de aanbieding op gedematerialiseerde wijze van onderhandse huurcontracten tot de formaliteit van de registratie sluiten "houdende regeling van de aanbieding op gedematerialiseerde wijze van onderhandse huurcontracten tot de formaliteit van de registratie" zou worden opgenomen, omdat de regeling in artikel 1 volgens de Raad van State betrekking heeft op de gedematerialiseerde wijze van aanbieding van huurcontracten. Deze suggestie wordt niet gevolgd omdat artikel 1 van het ontwerp van besluit zowel betrekking heeft op de "gedematerialiseerde" aanbieding (eerste lid) als op de "papieren" aanbieding (tweede lid). Het artikel regelt wat het gevolg is op het vlak van het tijdstip van de registratie, van de keuze voor de ene of voor de andere vorm van aanbieding. Het is beter dat verschil in gevolg in één artikel en in één koninklijk besluit te behouden.

Vermits op dat vlak de keuze voor de "papieren" aanbieding het nadeligst is, is het meer aangewezen het artikel integraal in het ontworpen KB te behouden. Degenen die voor die vorm van aanbieding kiezen worden aldus gewaarschuwd dat anderen die voor de gedematerialiseerde vorm van aanbieding kiezen, gebeurlijk de registratie één of meerdere dagen eerder kunnen bekomen (belang: tijdstip waarop het huurcontract vaste datum krijgt).

De artikelen 2 tot 4 bepalen welke formulieren dienen gebruikt te worden naargelang het respectievelijk gaat om een aanbieding van een huurcontract met of zonder plaatsbeschrijving, om de aanbieding van enkel een plaatsbeschrijving of om de registratieaanvraag voor een onderhuur of een addendum, een overdracht van huur, onderhuur of opzegging van huur of van onderhuur.

De artikelen 5 en 6 bepalen de nadere regels inzake de manier waarop de akten kunnen worden aangeboden. Ze kunnen worden verstuurd naar het adres vermeld op de formulieren ofwel worden gedeponeerd in een brievenbus van een infocenter van de FOD Financiën.

Artikel 7 bepaalt dat het registratierelaas in ieder geval door de partijen raadpleegbaar zal zijn op hun Myminfin. Mits uitdrukkelijke vraag kan het relaas ook gestuurd worden aan het op het formulier aangegeven post- of e-mailadres.

De artikelen 8 en 9 bevatten de nadere regels inzake de gegevens die in het registratierelaas moeten worden vermeld. Er wordt een onderscheid gemaakt naargelang het gaat om een relaas betreffende de registratie van een huurcontract al of niet met bijlagen andere dan een plaatsbeschrijving, dan wel om een relaas betreffende de registratie van een plaatsbeschrijving.

Artikel 10 regelt tenslotte de inwerkingtreding van dit besluit.

In zijn hogervermeld advies heeft de Raad van State de opmerking gemaakt dat het ontwerp moet voorgelegd worden aan de Inspecteur van financiën omdat het ontwerp rechtstreeks of onrechtstreeks een (eventueel gunstige) financiële weerslag kan hebben in de zin van artikel 14,2°, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 "betreffende de administratieve en begrotingscontrole". Het ontwerp is echter een loutere uitvoering van een reeds bestaande wettelijke regeling, betreffende dewelke de Inspecteur van financiën in een advies van 11 juli 2018 gezegd heeft "geen bezwaar te hebben tegen deze efficiëntie verhogende maatregel". Het ontwerp heeft op zich geen enkele rechtstreekse of onrechtstreekse financiële weerslag. Een advies van de Inspecteur van financiën of een akkoord van de Minister van Begroting is bijgevolg niet vereist.

De Raad van State heeft tevens aanbevolen om in de verschillende bijlagen bij het ontwerp ook melding te maken van de mogelijkheid van neerlegging van het formulier in de in artikel 6 (oorspronkelijk artikel 5) van het ontwerp geviseerde brievenbussen. Om een efficiënte, vlotte en tijdige verwerking van de huurcontracten mogelijk te maken wordt deze aanbeveling niet gevolgd. De betrokken administratie heeft bij de papieren aanbieding van de huurcontracten er alle belang bij om deze maximaal rechtstreeks te laten versturen naar het adres dat voorkomt op het formulier. De partijen moeten een kopie van hun huurcontract en bijlagen samen met het ingevulde formulier gewoon in een omslag stoppen waar het adres reeds op is voorgedrukt.

Voor het overige werd met de opmerkingen van de Raad van State rekening gehouden.

Tenslotte, de aanbeveling van de Gegevensbeschermingsautoriteit om in het koninklijk besluit de bewaringstermijn van de gegevens te vermelden wordt niet gevolgd omdat daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt. Het spreekt vanzelf dat de administratie de gegevens ten minste gedurende de verjaringstermijn van een eventuele rechtsvordering zal bewaren (zie artikel 2262bis, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek).

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Ontwikkelingssamenwerking, A. DE CROO

ADVIES 66.481/1/V VAN 9 SEPTEMBER 2019 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT UITVOERING VAN DE ARTIKELEN 2, DERDE LID, 5 EN 8, TWEEDE LID, VAN HET WETBOEK DER REGISTRATIE-, HYPOTHEEK- EN GRIFFIERECHTEN" Op 24 juli 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege (*) verlengd tot 9 september 2019, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van de artikelen 2, derde lid, 5 en 8, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten".

Het ontwerp is door de eerste vakantiekamer onderzocht op 3 september 2019 . De kamer was samengesteld uit Eric Brewaeys, kamervoorzitter, Wouter Pas en Koen Muylle staatsraden, Johan Put, assessor, en Wim Geurts, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wouter Pas, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 9 september 2019. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Voorafgaande opmerking 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat de bevoegdheid van de regering beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Strekking van het ontwerp 3. Het ontwerp bepaalt de formulieren met de gestructureerde metagegegevens voor het aanbieden van onderhandse huurcontracten, en de naar aanleiding daarvan opgestelde plaatsbeschrijvingen die op papieren drager ter registratie worden aangeboden (artikelen 2, 3 en 4) overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (hierna: het Wetboek), dat de rechtsgrond biedt. Het ontwerp bepaalt het adres en de brievenbus waar de neerlegging ter registratie kan gebeuren (artikelen 5 en 6) overeenkomstig artikel 5, vierde lid, van het Wetboek.

Het ontwerp bepaalt tevens welke gegevens de vermelding van de registratie bevat en hoe de partijen hierover worden geïnformeerd (artikelen 7 tot 9). Hiervoor wordt rechtsgrond gevonden in artikel 8, tweede lid, van het Wetboek.

Daarnaast bevat het ontwerp een regeling van het tijdstip waarop een op gedemateraliseerde wijze aangeboden onderhands huurcontract wordt geacht te zijn aangeboden (artikel 1). Hiervoor kan rechtsgrond worden gevonden in de artikel 2, derde lid, van het Wetboek.

Voorafgaande vormvereisten 4. Uit het tweede lid van de aanhef volgt dat de stellers van het ontwerp van mening zijn dat het ontwerp geen enkele budgettaire impact heeft, hetgeen wellicht verklaart waarom geen advies van de inspecteur van Financiën werd ingewonnen, net zomin als het begrotingsakkoord. Aangezien het ontwerp evenwel rechtstreeks of onrechtstreeks een (eventueel gunstige) financiële weerslag kan hebben in de zin van artikel 14, 2°, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 "betreffende de administratieve en begrotingscontrole", dient het ontwerp overeenkomstig dit artikel 14, 2°, voor advies te worden voorgelegd aan de inspecteur van Financiën.

Onderzoek van de tekst Aanhef 5. In het eerste lid van de aanhef wordt "artikel 8" het best vervangen door "artikel 8, tweede lid". Artikel 1 6. De regeling in artikel 1 heeft betrekking op de gedematerialiseerde wijze van aanbieding ter registratie van de in artikel 19, eerste lid, 3°, van het Wetboek bedoelde akten (onderhandse huurcontracten ter registratie).Deze aanbieding wordt geregeld in het koninklijk besluit van 7 december 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/2016 pub. 20/12/2016 numac 2016003438 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende regeling van de aanbieding op gedematerialiseerde wijze van onderhandse huurcontracten tot de formaliteit van de registratie sluiten "houdende regeling van de aanbieding op gedematerialiseerde wijze van onderhandse huurcontracten tot de formaliteit van de registratie". De ontworpen bepaling wordt dan ook het best door middel van een wijzigingsbepaling in dit koninklijk besluit ingevoegd.

Artikel 5 7. Het verdient aanbeveling in de verschillende bijlagen bij het ontwerp ook melding te maken van de mogelijkheid van neerlegging van het formulier in de in artikel 5 van het ontwerp geviseerde brievenbussen. De griffier, W. Geurts De voorzitter, E. Brewaeys _______ Nota (*) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus.

22 JUNI 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 2, derde lid, 2quater en 8, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, artikel 2, derde lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2019 pub. 06/05/2019 numac 2019041029 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955 sluiten, artikel 2quater, ingevoegd bij de wet van 11 juni 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/06/2020 pub. 19/06/2020 numac 2020041744 bron federale overheidsdienst financien Wet tot aanpassing van verscheidene belastingwetboeken aan de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 11/06/2020 pub. 19/06/2020 numac 2020041743 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende verdere modernisering van de registratie van de huurovereenkomsten sluiten, en artikel 8, tweede lid, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989 en 28 april 2019;

Gelet op het advies nr. 155/2019 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 4 september 2019;

Gelet op het advies nr. 66.481/1/V van de Raad van State, gegeven op 9 september 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het gaat om een louter uitvoeringsbesluit van een bestaande wetgeving en dit besluit op zich geen enkele nieuwe budgettaire weerslag heeft;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De volgende akten en geschriften worden geacht ter registratie te zijn aangeboden op een tijdstip waarop de kantoren zijn geopend wanneer de aanbieding ervan op een gedematerialiseerde wijze geschiedt: 1° akten bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, al dan niet samen met bijlagen;2° plaatsbeschrijvingen die niet samen met de hiervoor bedoelde akten worden aangeboden. Akten en geschriften die ter registratie worden aangeboden op de wijze bepaald in artikel 2quater, derde lid, van hetzelfde Wetboek, worden geacht te zijn aangeboden tijdens de openingsuren van de kantoren indien ze op een openingsdag ten laatste om 14.00 uur zijn bezorgd op het adres bedoeld in het vermelde artikel; in alle andere gevallen worden ze geacht bij de eerstvolgende opening van de kantoren te zijn aangeboden.

Art. 2.Het te gebruiken formulier voor de aanbieding ter registratie op een papieren drager van een akte bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, stemt overeen met het model in bijlage 1 bij dit besluit.

Art. 3.Het te gebruiken formulier voor de aanbieding ter registratie op een papieren drager van een plaatsbeschrijving die niet samen met de in artikel 2 bedoelde akte wordt aangeboden, stemt overeen met het model in bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 4.In afwijking van artikel 2 stemt het te gebruiken formulier voor de aanbieding ter registratie van een akte op een papieren drager houdende onderverhuring, overdracht of opzegging van huur, of een addendum bij een huurovereenkomst, overeen met het model in bijlage 3 bij dit besluit.

Art. 5.De documenten verstuurd via een aanbieder van postdiensten, worden verstuurd naar het adres dat voorkomt op het formulier.

Art. 6.De deponering bedoeld in artikel 2quater, derde lid, van hetzelfde Wetboek kan gebeuren in een brievenbus van een infocenter van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Art. 7.De vermelding van de registratie kan op MyMinfin worden geraadpleegd door de partijen bij akten en geschriften bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4.

De vermelding van de registratie kan ook worden gestuurd naar het postadres of het elektronisch adres vermeld op het formulier in de rubriek "contactgegevens". De keuze wordt aangegeven op het formulier.

Indien er geen keuze wordt gemaakt, is alleen raadpleging op MyMinfin mogelijk.

Art. 8.De vermelding van de registratie van een akte bedoeld in artikel 2 of 4 al dan niet samen met bijlagen andere dan een plaatsbeschrijving bevat: 1° het type van akte;2° de barcode van de akte;3° het registratiereferentienummer;4° de identiteit van de personen vermeld op het formulier onder de rubrieken "verhuurders" en "huurders". De vermelding van de identiteit bevat: a) voor een natuurlijke persoon, zijn naam, zijn eerste voornaam, zijn woonplaats, de datum en plaats van zijn geboorte;b) voor een rechtspersoon, zijn eventuele ondernemingsnummer, zijn benaming, zijn rechtsvorm en zijn statutaire zetel;5° het kantoor en de datum waarop de akte is geregistreerd;6° het bedrag van de rechten en, in voorkomend geval, van de boeten.

Art. 9.De vermelding van de registratie van een in artikel 3 bedoeld geschrift vermeldt dat ze een plaatsbeschrijving betreft en bevat: 1° de barcode van de plaatsbeschrijving;2° het registratiereferentienummer;3° de gegevens bedoeld in artikel 8, 4° ;4° het kantoor en de datum waarop de plaatsbeschrijving is geregistreerd;5° het bedrag van de rechten en, in voorkomend geval, van de boeten.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 11.De minister bevoegd voor de Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2020.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^