Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 januari 2002
gepubliceerd op 09 augustus 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende het sectoraal halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1997 betreffende de creatie van een tewerkstellingsakkoord in uitvoering van Hoofdstuk IV van Titel III van de wet van 26 juli 1996

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012105
pub.
09/08/2002
prom.
22/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/22/2002012105/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende het sectoraal halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1997 betreffende de creatie van een tewerkstellingsakkoord in uitvoering van Hoofdstuk IV van Titel III van de wet van 26 juli 1996 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op Hoofdstuk IV van Titel III;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende het sectoraal halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1997 betreffende de creatie van een tewerkstellingsakkoord in uitvoering van Hoofdstuk IV van Titel III van de wet van 26 juli 1996.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.

Bijlage Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997 Sectoraal halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1997 betreffende de creatie van een tewerkstellingsakkoord in uitvoering van Hoofdstuk IV van Titel III van de wet van 26 juli 1996 (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44882/CO/121) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders uit de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen ressorteren, kleine en middelgrote ondernemingen en andere.

Onder "arbeiders" verstaat men de arbeiders en arbeidsters.

Art. 2.De collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders gedurende een ononderbroken periode verbonden door een arbeidscontract met een onderneming uit de sector schoonmaak en ontsmetting voorzover dat : 1) zij op het ogenblik van de vermindering van hun arbeidsprestaties een beroepsverleden als loontrekkende van 25 jaar kunnen rechtvaardigen;2) zij kunnen genieten van een werkloosheidsvergoeding;3) zij voldoen aan de leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden voorzien in artikel 5, alsook aan deze eenparig vastgesteld door de raad van beheer van het fonds voor bestaanszekerheid, genoemd "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" zo nodig. HOOFDSTUK II. - Doelstelling

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als doel een brugpensioenregeling in te stellen met compenserende aanwerving om bij voorrang de tewerkstelling van de jongeren en de werklozen te bevorderen.

Zij werd op punt gesteld op basis van : a) de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, bekrachtigd door het koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); b) het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994);c) het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 (in het bijzonder de onderafdeling IIIter van de titel II, hoofdstuk III, afdeling I). HOOFDSTUK III. - Financiering en waarborg

Art. 4.Teneinde de lasten van de eventueel toe te kennen brugpensioenen te verdelen, hebben de sociale partners beslist de verantwoordelijkheid te geven aan het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" de tenlasteneming van de betaling van de bijkomende brugpensioenvergoeding tot op termijn (leeftijd waarop de bruggepensioneerde op het rustpensioen kan aanspraak maken, hetzij tot de datum waarop zijn arbeidsovereenkomst eindigt), te aanvaarden of te weigeren.

De sociale partners zijn vastbesloten deze doelstelling te realiseren in het raam van een budget van 27 miljoen voor 1997 en van 27 miljoen voor 1998 waarover het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" beschikt of zal beschikken.

Zij verklaren dat de leden van de raad van beheer van het fonds in dit opzicht zullen moeten handelen. Teneinde elk probleem te vermijden, wordt er beslist dat het totaal bedrag dat nodig is voor de uitbetaling van elke bruggepensioneerde tot op de leeftijd van het rustpensioen, zal moeten gebudgetteerd worden vanaf het vertrek, rekening houdend met een werkelijke rentevoet (verschil tussen de financiële interest en de inflatie) van 2 pct. verminderd met de beschikbare "enveloppe" en geplaatst op een afzonderlijke rekening. HOOFDSTUK IV. - Leeftijds- en getrouwheidsvoorwaarden aan de sector

Art. 5.De arbeiders die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt en meer, en waarvan het laatste jaar in de sector geen jaar van onderbreking van loopbaan is en die een aanwezigheid in de sector rechtvaardigen die voldoende is geweest om in de loop van de 10 laatste jaren, 5 eindejaarspremies verkregen te hebben waaronder minstens één tijdens de laatste 2 jaar, zullen van de beschikkingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen genieten, zodra zij de toestemming van de raad van beheer van het fonds hebben gekregen om een eventuele ten laste neming van hun brugpensioenvergoedingen.

Art. 6.De werkgevers verbinden zich ertoe : a) de brugpensioen-afdanking waarvan hier sprake is toe te kennen aan de werknemers die hiervoor de toestemming hebben gekregen van de raad van beheer van het fonds voor een eventuele tenlasteneming van hun brugpensioenvergoedingen;b) ze te vervangen in het raam bepaald door het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992) betreffende de toekenning van werkloosheidsvergoedingen bij conventioneel brugpensioen. HOOFDSTUK V. - Bedrag van de bijkomende brugpensioenvergoeding, geen cumul, eventuele afhouding

Art. 7.§ 1. De arbeiders die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 2, 5 en 6 hebben recht op een aanvullende vergoeding die gelijk is aan het resultaat van de volgende bewerking : (te waarborgen inkomen - 1/2 netto referteloon) - werkloosheidsuitkering met als minimum een forfaitaire maandelijkse geïndexeerde vergoeding van 2 957 BEF ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen".

Het bedrag van deze maandelijkse forfaitaire vergoeding is gebonden aan de evolutie van de index van de consumptieprijzen volgens de modaliteiten van toepassing inzake werkloosheidsvergoedingen, overeenkomstig de beschikkingen van de wet van 2 augustus 1971.

Daarenboven wordt het bedrag van de vergoedingen elk jaar op 1 januari herzien op basis van de coëfficiënt bepaald door de Nationale Arbeidsraad in functie van de evolutie van de lonen.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op het ogenblik dat het recht op die vergoeding voor de betrokken werknemer ingaat. Zodra het bedrag is vastgesteld, kan het alleen nog gewijzigd worden door een aanpassing aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing inzake werkloosheidsvergoedingen, overeenkomstig de beschikkingen van de wet van 2 augustus 1971 en als gevolg van de jaarlijkse herziening door de Nationale Arbeidsraad, in het licht van de ontwikkeling van de regelingslonen.

Het nettoreferteloon van de bruggepensioneerde wordt berekend op basis van volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het bedrag van de maandelijkse brugpensioenvergoeding dat bekomen werd door deze regels te volgen bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad, uitgenomen de uitzondering waarvan hierboven sprake, is gekoppeld aan de evolutie van de index van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing wat de werkloosheidsvergoedingen betreft, dit overeenkomstig de beschikkingen van de wet van 2 augustus 1971.

Daarenboven wordt het bedrag van deze vergoeding elk jaar op 1 januari herzien op basis van de coëfficiënt bepaald door de Nationale Arbeidsraad in functie van de loonevolutie. § 2. Zodra zij genieten van een bijkomende vergoeding brugpensioen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" zullen de arbeiders lid van één van de representatieve werknemersorganisaties gefedereerd op het nationaal vlak, niet meer de bijkomende werkloosheidsvergoeding, noch de bijzondere vergoeding voor arbeiders in geval van ontslag om economische redenen ten laste van het fonds kunnen genieten. HOOFDSTUK VI. - Compenserende aanwerving

Art. 8.De werkgever waarvan één of meerdere arbeiders kunnen genieten van de bovenvermelde beschikkingen moet aan deze arbeider(s) samen met de andere geschikte documenten bestemd voor de R.V.A. één of meer formulier(en) "C4 Brugpensioen" zorgvuldig ingevuld overhandigen, dit wil zeggen één of meer verklaring(en) door dewelke hij zich verbindt hem (hen) te vervangen tijdens de bepaalde periode (in principe 36 maanden) door één of meer personen die aan de criteria bepaald in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994) beantwoorden. HOOFDSTUK VII. - Bijzondere werkgeversbijdrage

Art. 9.De bijzondere werkgeversbijdragen worden gedragen door het Sociaal Fonds van de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen. HOOFDSTUK VIII. - Overgang naar het voltijds brugpensioen

Art. 10.De betrokken werknemer heeft recht op de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1994 betreffende het sectoraal brugpensioen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling. (Overeenkomst geregistreerd op 21 december 1994 onder het nummer 36884/CO/121).

Indien hij op dat ogenblik de leeftijd van het voltijds brugpensioen niet heeft bereikt, kan de opzegging pas ingaan op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke hij die leeftijd heeft bereikt.

Ingeval de werknemer de bepalingen van § 1 van dit artikel kan genieten, wordt de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, berekend alsof de werknemer zijn arbeidsprestaties niet heeft verminderd.

Daartoe wordt het brutoloon dat de werknemer voor zijn halftijdse prestaties otnvangt, vermenigvuldigd met twee. HOOFDSTUK IX. - Geldigheid

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1997 en treedt buiten werking op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^