gepubliceerd op 02 maart 2011
Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 8 februari 2011 aangaande het beloningsbeleid van financiële instellingen
22 FEBRUARI 2011. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 8 februari 2011 aangaande het beloningsbeleid van financiële instellingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen inzonderheid op artikel 20;
Gelet op de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, inzonderheid op artikel 62;
Gelet op de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003392 bron ministerie van financien Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 02/08/2002 pub. 14/06/2018 numac 2018012337 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Deel I sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op de artikelen 49, § 3, 64 en 92;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/09/2005 pub. 11/10/2005 numac 2005003725 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen sluiten houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, inzonderheid op artikel 10;
Gelet op de Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid;
Gelet op het advies van de Raad van Toezicht;
Gelet op de raadpleging van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen via hun beroepsvereniging;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 8 februari 2011 aangaande het beloningsbeleid van financiële instellingen, wordt goedgekeurd.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011.
Art. 3.De Minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 februari 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen aangaande het beloningsbeleid van financiële instellingen De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, inzonderheid op artikel 62;
Gelet op de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003392 bron ministerie van financien Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 02/08/2002 pub. 14/06/2018 numac 2018012337 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Deel I sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op de artikelen 49, § 3, 64 en 92;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/09/2005 pub. 11/10/2005 numac 2005003725 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen sluiten houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, inzonderheid op artikel 10;
Gelet op de Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid;
Gelet op het advies van de Raad van Toezicht;
Gelet op de raadpleging van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen via hun beroepsvereniging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit reglement voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid.
Art. 2.Dit reglement is toepasselijk op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en -modaliteiten
Art. 3.Het beloningsbeleid van een instelling heeft betrekking op alle beloningen voor medewerkers, met inbegrip van variabele beloningen, salarissen en uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen.
Voor de toepassing van het vorige lid verstaat men onder "uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen" : verhoogde pensioenuitkeringen die een instelling aan een medewerker op discretionaire basis verleent als onderdeel van een variabele beloning van deze medewerker. Tot deze uitkeringen worden niet gerekend verhoogde uitkeringen die aan een medewerker worden toegekend op grond van de voorwaarden van het bedrijfspensioenfonds.
Art. 4.Het beloningsbeleid heeft betrekking op alle categorieën van medewerkers wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling betekenisvol beïnvloeden.
Voor de toepassing van het vorige lid worden onder meer beschouwd als "medewerkers wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling betekenisvol beïnvloeden" : personen die hogere leidinggevende, risiconemende en controlefuncties waarnemen, en elke medewerker wiens totale beloning hem op hetzelfde beloningsniveau plaatst als die van hogere leidinggevende medewerkers of medewerkers in een risiconemende functie.
Art. 5.Bij de vaststelling en de toepassing van hun beloningsbeleid nemen de instellingen de beginselen bepaald in hoofdstuk III in acht op een wijze en in een mate die aansluit bij hun omvang en hun interne organisatie en bij de aard, reikwijdte en complexiteit van hun activiteiten.
De instellingen voldoen aan de vereisten inzake openbaarmaking op een wijze die past bij hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun activiteiten en onverminderd de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Art. 6.De in hoofdstuk III neergelegde beginselen worden door instellingen op het niveau van de groep, de moedermaatschappij en haar dochterondernemingen toegepast. HOOFDSTUK III. - Beginselen bij de vaststelling en toepassing van het beloningsbeleid
Art. 7.Bij de vaststelling en toepassing van hun beloningsbeleid nemen de instellingen de volgende beginselen in acht: a) het beloningsbeleid is in overeenstemming met en draagt bij aan een degelijke en doeltreffende risicobeheer en moedigt niet aan tot het nemen van meer risico's dan voor de instelling aanvaardbaar is;b) het beloningsbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de instelling, en behelst ook maatregelen die belangenconflicten moeten vermijden;c) de raad van bestuur van de instelling neemt de algemene beginselen van het beloningsbeleid aan, toetst deze periodiek en is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging ervan;d) de tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid wordt ten minste eenmaal per jaar onderworpen aan een centrale en onafhankelijke interne beoordeling om deze te toetsen op naleving van het beleid en de procedures voor de beloning die de raad van bestuur heeft aangenomen;e) medewerkers in controlefuncties staan los van de bedrijfseenheden waar ze toezicht op uitoefenen, hebben voldoende gezag, beschikken over de nodige bevoegdheden en worden beloond naar gelang van de verwezenlijking van de doelstellingen waar hun functie op gericht is, onafhankelijk de resultaten van de bedrijfsactiviteiten waar ze toezicht op houden;f) het remuneratiecomité of, indien een dergelijk comité niet is opgericht, de raad van bestuur, houdt rechtstreeks toezicht op de beloning van hogere leidinggevende medewerkers die risicobeheer- en compliancefuncties uitoefenen;g) wanneer de beloning prestatiegerelateerd is, is het totale bedrag van de beloning gebaseerd op een combinatie van de beoordeling van de prestaties van de betrokken persoon, het betrokken bedrijfsonderdeel en de resultaten van de instelling als geheel en bij de beoordeling van de persoonlijke prestaties worden zowel financiële als niet-financiële criteria gehanteerd;h) de prestatiebeoordeling is gespreid over meerdere jaren om te verzekeren dat de beoordeling is gebaseerd op lange-termijn prestaties en dat de feitelijke uitbetaling van prestatiegebonden gedeelten van de beloning wordt uitgespreid over een periode waarin rekening wordt gehouden met de onderliggende bedrijfscyclus van de instelling en haar bedrijfsrisico's;i) de totale variabele beloning beperkt niet de mogelijkheid voor de instelling om haar eigen vermogen te versterken;j) een gegarandeerde variabele beloning is een uitzondering.Zij vindt slechts plaats bij indienstneming van nieuwe medewerkers en blijft beperkt tot het eerste jaar van hun indienstneming; k) bij instellingen die aanspraak kunnen maken op uitzonderlijke overheidssteun : i) is de variabele beloning strikt beperkt tot een bepaald percentage van hun totale netto bedrijfsresultaten als deze beloning niet te verenigen is met het in stand houden van een solide eigen vermogen en een tijdige uittreding uit het programma van overheidssteun; ii) eist de bevoegde toezichthouder van instellingen dat zij hun beloningen zodanig herstructureren dat zij in lijn zijn met een degelijke risicobeheer en de lange-termijn ontwikkeling, met inbegrip van, waar van toepassing, het vaststellen van limieten aan de beloning van de personen belast met de effectieve leiding van de instelling, in voorkomend geval het directiecomité; iii) wordt er geen variabele beloning betaald aan de personen belast met de effectieve leiding van de instellingen, in voorkomend geval het directiecomité, tenzij dit gerechtvaardigd is; l) de vaste en variabele componenten van de totale beloning zijn evenwichtig verdeeld;het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is voldoende hoog voor het voeren van een volledig flexibel beleid inzake variabele beloningscomponenten, inclusief de mogelijkheid om geen variabele beloningscomponent uit te betalen.
Instellingen stellen passende verhoudingen tussen de vaste en de variabele component van de totale beloning vast; m) ontslagvergoedingen hangen samen met in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en zijn zodanig vormgegeven dat falen niet beloond wordt;n) bij de beoordeling van prestaties, als basis voor de berekening van variabele gedeelten van de beloning of van pools voor variabele gedeelten van de beloning, wordt een correctie aangebracht voor alle soorten van actuele en toekomstige risico's en wordt rekening gehouden met de kosten van het gebruikte kapitaal en de vereiste liquiditeit. Bij de toewijzing van de variabele gedeelten van de beloning binnen de instelling dient ook rekening te worden gehouden met alle soorten actuele en toekomstige risico's; o) een aanzienlijk deel, en in ieder geval ten minste 50 % van een variabele beloning, moet bestaan uit een afgewogen mix van: i) aandelen of vergelijkbare eigendomsbelangen, afhankelijk van de juridische structuur van de instelling in kwestie, dan wel, in het geval van een niet op de beurs genoteerde instelling, op aandelen gebaseerde instrumenten of vergelijkbare niet-liquide instrumenten; en, ii) indien van toepassing, andere instrumenten zoals bedoeld in artikel II.1, eerste lid, 1°, c), iii), van het besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 17 oktober 2006 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die een goede weerspiegeling zijn van de kredietkwaliteit van de instelling in het kader van de lopende bedrijfsbeoefening.
De in dit punt o) bedoelde instrumenten zijn onderworpen aan een passend retentiebeleid dat tot doel heeft prikkels af te stemmen op de belangen van de instelling op de langere termijn. De toezichthouder kan beperkingen stellen aan de soorten en de opzet van deze instrumenten of, indien van toepassing, bepaalde instrumenten verbieden. Dit punt o) is van toepassing op zowel het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan de uitkering wordt uitgesteld overeenkomstig punt p) als op het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan uitkering niet wordt uitgesteld; p) een aanzienlijk deel, en in ieder geval ten minste 40 % van de variabele beloningscomponent, wordt uitgesteld over een periode van ten minste drie tot vijf jaar die aansluit bij de aard van de onderneming, haar risico's en de activiteiten van de medewerker in kwestie.Indien een variabele beloningscomponent een bijzonder hoog bedrag is, wordt daarvan ten minste 60 % uitgesteld. De duur van de uitstelperiode wordt vastgesteld in overeenstemming met de bedrijfscyclus, de aard van de activiteiten, de risico's daarvan, en de activiteiten van de medewerker in kwestie; q) de variabele beloning, inclusief het uitgestelde gedeelte, wordt slechts uitbetaald of verworven wanneer dit met de financiële toestand van de instelling in haar geheel te verenigen is en door de prestaties van de instelling, de bedrijfseenheid en het betreffende individu gerechtvaardigd wordt;r) het pensioenbeleid is afgestemd op de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de instelling.Indien de medewerker vóór pensionering de instelling verlaat, moeten de uitkeringen uit hoofde van een discretionair pensioen gedurende een termijn van vijf jaar door de instelling worden aangehouden in de vorm van instrumenten als bedoeld in punt o).
Wanneer een medewerker zijn pensionering bereikt, dienen discretionaire pensioenuitkeringen aan hem te worden betaald in de vorm van de in punt o) bedoelde instrumenten, onder voorbehoud van een retentieperiode van vijf jaar; s) van medewerkers wordt de toezegging verlangd dat zij geen gebruik zullen maken van persoonlijke hedgingstrategieën of een aan beloning of aansprakelijkheid gekoppelde verzekering om de risicobeheereffecten die in hun beloningsregelingen zijn ingebed, te ondermijnen;t) variabele beloningen worden niet uitgekeerd door middel van vehikels of methoden die het ontwijken van de eisen van dit reglement vergemakkelijken. HOOFDSTUK IV. - Openbaarmaking van informatie
Art. 8.In verband met het beloningsbeleid en de beloningspraktijken van de instelling ten aanzien van de categorieën van medewerkers wier beroepswerkzaamheden haar risicoprofiel betekenisvol beïnvloeden, wordt de volgende informatie, met inbegrip van regelmatige, ten minste jaarlijkse updates, voor het publiek openbaar gemaakt: a) informatie over het besluitvormingsproces voor de vaststelling van het beloningsbeleid, inclusief, indien van toepassing informatie over de samenstelling en het mandaat van een remuneratiecommissie, de externe adviseurs op wie een beroep is gedaan bij de vaststelling van het beloningsbeleid en de rol van relevante belanghebbenden;b) informatie over het verband tussen beloning en prestaties;c) de belangrijkste kenmerken van het beloningssysteem, met inbegrip van informatie over de voor prestatiebeoordeling en risicocorrectie gehanteerde criteria, het uitstelbeleid en de criteria voor definitieve verwerving;d) informatie over de prestatiecriteria op basis waarvan aandelen, opties of variabele beloningscomponenten worden toegekend;e) de belangrijkste parameters en de motivering voor elk variabel beloningssysteem en voor eventuele andere niet-contante voordelen;f) geaggregeerde kwantitatieve informatie over de beloning, uitgesplitst per bedrijfsonderdeel;g) geaggregeerde kwantitatieve informatie over de beloning, uitgesplitst naar hoger leidinggevend personeel en andere medewerkers waarvan de werkzaamheden het risicoprofiel van de instelling betekenisvol beïnvloeden, met opgave van de volgende gegevens: i) beloningsbedragen voor het boekjaar, uitgesplitst naar vaste en variabele beloning, en het aantal begunstigden; ii) bedragen en vorm van variabele beloning, uitgesplitst naar contant geld, aandelen en aan aandelen verbonden instrumenten en overige; iii) bedragen van uitstaande uitgestelde beloning, uitgesplitst naar verworven en niet-verworven gedeelten; iv) de bedragen van uitgestelde beloning die gedurende het boekjaar zijn toegekend, uitbetaald en verminderd vanwege aanpassingen aan de prestatie; v) nieuwe betalingen bij indiensttreding en ontslag toegekend gedurende het boekjaar, en het aantal begunstigden;en vi) de bedragen van betalingen bij ontslag toegekend gedurende het boekjaar, het aantal begunstigden en het hoogste bedrag toegekend aan een individu.
Art. 9.Met betrekking tot instellingen die significant zijn wat betreft hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun activiteiten, wordt de kwantitatieve informatie waarnaar in artikel 8 wordt verwezen eveneens openbaar gemaakt op het niveau van de effectieve leiders.
Art. 10.De artikelen XIV.3 tot XIV.6 van het besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 17 oktober 2006 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen zijn mutatis mutandis van toepassing bij de openbaarmaking van de informatie bedoeld in de artikelen 8 en 9. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 11.De toezichthouder gebruikt de verzamelde informatie voor het maken van een vergelijkende studie (benchmarken) van ontwikkelingen en praktijken op beloningsgebied van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen.
Art. 12.De kredietinstellingen en beleggingsondernemingen verstrekken aan de toezichthouder informatie over het aantal personen in de instelling met een beloning ten belope van ten minste 1 miljoen EUR, met inbegrip van de desbetreffende afdeling en de voornaamste elementen van salaris, bonussen, vergoedingen op lange termijn en pensioenbijdragen. De toezichthouder geeft deze informatie op geaggregeerde wijze per lidstaat van oorsprong door aan de bevoegde Europese Toezichthouder, die deze informatie in een gemeenschappelijk rapportageformaat openbaar maakt.
Art. 13.Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen passen de in dit reglement opgenomen beginselen toe met betrekking tot in 2010 verrichte diensten op : a) beloningen uit hoofde van contracten die gesloten zijn vóór 1 januari 2011 en die na die datum zijn toegekend of uitbetaald;en b) beloningen die zijn toegekend, maar nog niet zijn betaald vóór 1 januari 2011. Brussel, 8 februari 2011.
De Voorzitter, J.-P. SERVAIS