gepubliceerd op 03 juni 2019
Koninklijk besluit tot bepaling van de financiële aspecten van het verlenen van consulaire bijstand voor situaties bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de wet van 21 december 2013 houdende het consulair wetboek
22 APRIL 2019. - Koninklijk besluit tot bepaling van de financiële aspecten van het verlenen van consulaire bijstand voor situaties bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 21/01/2014 numac 2014015009 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende het Consulair Wetboek sluiten houdende het consulair wetboek
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 21/01/2014 numac 2014015009 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende het Consulair Wetboek sluiten houdende het Consulair Wetboek, de artikels 78, tweede lid, 81, 89, vierde en achtste lid, 91 ingevoegd door de wet van 9 mei 2018;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 maart 2019;
Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 25 maart 2019 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de notificatie van ontstentenis van advies van de Raad van State op 27 maart 2019;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definitie
Artikel 1.De financiële bijstand aan Belgen in nood in het buitenland heeft niet tot doel de directe familieleden te ontslaan van hun onderhouds- en alimentatieplicht. HOOFDSTUK 2. - Terugbetaling van kosten voorgeschoten aan een Belg in nood in het buitenland
Art. 2.Tenzij dit besluit het anders bepaalt, zijn de kosten die gemaakt worden voor een Belg in nood in het buitenland terug te vorderen voorschotten. Daarom wordt aan de begunstigde gevraagd om een schuldbekentenis te ondertekenen waarin hij verklaart dat hij de voorgeschoten bedragen ontving en dat hij zich ertoe verbindt om die bij het eerste verzoek terug te betalen. De minister legt de vorm vast van dit document, alsook de toekennings- en terugbetalings-modaliteiten, evenals de uitzonderings-maatregelen die zouden kunnen voortvloeien uit een toestand van onbekwaamheid.
Art. 3.Het principe `de minimis' is hier van toepassing : beneden een door de Federale Overheidsdienst Financiën vastgesteld bedrag wordt niet overgegaan de terugvordering van de schuld, die echter wel blijft bestaan.
Art. 4.De minister legt de modaliteiten vast voor de verwerking en het beheer van de consulaire schuldvorderingen. De post informeert zo snel mogelijk de directie Bijstand over de datum en het bedrag in euro van de uitgave. Van zodra die plaatsvindt, licht de post de directie Bijstand in.
Art. 5.Wanneer de Belg die bijstand gekregen heeft teruggekeerd is naar België, stuurt de Federale Overheidsdienst een aangetekende brief naar zijn domicilie-adres, waarin gevraagd wordt om het voorgeschoten bedrag terug te betalen. Bij uitblijven van een antwoord binnen de zes maand wordt een herinnering gestuurd. Indien betrokkene binnen de 30 kalenderdagen niet reageert op deze tweede vraag tot terugbetaling wordt de schuldvordering overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Financiën, die voor de Belgische Staat de inning op zich neemt. HOOFDSTUK 3. - Financiële bijstand aan gedetineerden
Art. 6.Aan Belgen die voor lange tijd buiten de Europese Unie gedetineerd zijn, kan een financiële bijstand toegekend worden gelijk aan het bedrag hierboven omschreven als "de minimis". Dit bedrag wordt op regelmatige basis uitbetaald, waarbij de frequentie niet hoger mag liggen dan één betaling per maand.
Art. 7.De minister bepaalt de criteria van deze uitzonderlijke financiële bijstand en de frequentie van de uitbetalingen.
Art. 8.Op het ogenblik van een consulair bezoek kan de gedetineerde die een financiële bijstand geniet in het kader van artikel 6 de schuldbekentenis voorzien in artikel 2 tekenen. Indien de periode van de financiële bijstand langer is dan 10 jaar worden de opeenvolgende schuldbekentenissen vervangen door een algemene schuldbekentenis, die de volledige periode dekt, zodat de initiële schuldvorderingen niet zouden vervallen. HOOFDSTUK 4. - Tenlasteneming van begrafeniskosten
Art. 9.Onder voorbehoud van de toepassing van het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van 1953 en wanneer de familieleden van een overleden Belg de begrafeniskosten niet ten laste nemen, regelt de post een begrafenis of crematie ter plaatse aan de laagst mogelijke kost, met uitsluiting van een gemeenschap-pelijk graf. De post maakt zo snel mogelijk 2 gedetailleerde offertes over aan de directie Bijstand, die binnen de 24u akkoord verleent voor de tenlasteneming van de begrafeniskosten.
Art. 10.Wanneer de kosten vergelijkbaar zijn, wordt bij voorkeur gekozen voor een begrafenis die zo veel mogelijk in de lijn ligt van de levensbeschouwelijke overtuiging van de overledene, wanneer die gekend is bij de post. HOOFDSTUK 5. - Financiële aspecten van de bijstand aan niet-vertegenwoordigde Europeanen
Art. 11.Behalve in extreem dringende situaties, is de raadpleging van de Lidstaat van de nationaliteit van betrokkene vereist voordat de Belgische beroepspost een financiële bijstand kan verlenen aan een niet-vertegen-woordigde Europese onderdaan.
Art. 12.Wanneer de persoon waaraan bijstand verleend wordt een niet-vertegenwoordigde Europeaan is, regelt Richtlijn 2015/637 de modaliteiten voor de terugbetaling van de consulaire schuldvordering, met inbegrip van de verklaring "verbintenis tot terugbetaling van de kosten van consulaire bescherming" - bijlage I bij deze Richtlijn. HOOFDSTUK 6. - Ernstige consulaire crisis
Art. 13.De bepalingen van hoofdstuk 2 kunnen wegvallen in een situatie van grote consulaire crisis, indien de regering of een minister zouden beslissen ad hoc maatregelen te nemen voor de Belgische slachtoffers van deze crisis. HOOFDSTUK 7. - Financiële tussenkomst om de contacten ouder-kind in dossiers van internationale kinderontvoeringen in stand te houden
Art. 14.De directie Bijstand kan voor de ouder die het slachtoffer is van een kinderontvoering en die in België woont, geheel of gedeeltelijk een vliegtuigticket ten laste nemen tussen zijn woonplaats en die van het kind. De dienst Bijstand bepaalt de timing, rekening houdend met het hoger belang van het kind. De directie Bijstand kan ook de aankoop van een vliegtuigticket ten laste nemen dat de definitieve terugkeer van het kind naar België moet toelaten, evenals een retourticket vanuit de woonplaats van het ontvoerde kind naar België, dat de ouder-slachtoffer moet toelaten zijn bezoekrecht uit te oefenen.
Art. 15.Die tussenkomst beperkt zich tot één vliegtuigticket per jaar, in economy en aan het laagste tarief. De minister bepaalt de modaliteiten voor de tenlasteneming van het vliegtuigticket.
Uitzonderlijk kunnen, indien dat noodzakelijk zou zijn om te kunnen reizen, en na voorafgaandelijk akkoord van de directie Bijstand, ook logementskosten ten laste worden genomen voor een verplaatsing van de ouder-slachtoffer naar de woonplaats van het kind. De minister legt hiervoor de modaliteiten vast.
Art. 16.Deze tussenkomsten worden stopgezet wanneer het kind meerderjarig wordt. HOOFDSTUK 8. - Financiële tussenkomst voor het organiseren van een internationale familiale bemiddeling in dossiers van kinderontvoering
Art. 17.De directie Bijstand kan, indien de timing gunstig geacht wordt en een gunstige evolutie van het dossier mogelijk lijkt, voorstellen om geheel of gedeeltelijk de kosten ten laste te nemen van een internationale familiale bemiddeling tussen de ouder-ontvoerder en de ouder-slachtoffer, met het oog op het hoger belang van het kind.
Art. 18.Deze maatregel is beperkt tot de tenlasteneming van de erelonen voor de bemiddeling alsook, uitzonderlijk, de verplaatsingskosten van de bemiddelaar naar de woonplaats van het kind. De minister legt hiervoor de modaliteiten vast. Deze tussenkomsten worden stopgezet wanneer het kind meerderjarig wordt.
Art. 19.De minister bepaalt de modaliteiten voor de selectie van de bemiddelaars.
Art. 20.De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 april 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS