gepubliceerd op 12 juli 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 30 en 42 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
21 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 30 en 42 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i, vervangen bij de wet van 14 februari 1961;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 30, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 1993, 30 juli 1994, 22 november 1995, 12 maart 1999, 10 juni 2001, 5 maart 2006 en 24 september 2006 en 42, § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 mei 1993, 22 november 1995, 23 november 2000, 10 juni 2001, 5 maart 2006 en 24 september 2006;
Gelet op de adviezen van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 11 en 18 januari 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financïen, gegeven op 2 maart 2007;
Gelet op de niet-akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 mei 2007, herzien op 7 juni 2007;
Gelet op advies 43.095/1 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 30, derde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 juli 1994, 22 november 1995, 12 maart 1999, 10 juni 2001, 5 maart 2006 en 24 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de periode van inactiviteit van ten minste zes maanden, om zijn kind of zijn geadopteerd kind op te voeden; die verlenging geldt slechts voor periodes die gelegen zijn vóór de zesde verjaardag van het kind, alsmede voor periodes tijdens dewelke een hogere kinderbijslag werd toegekend ingevolge de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van het kind of ingevolge een gebrek aan zelfredzaamheid, gelegen vóór de achttiende verjaardag van het kind; »;
B) het 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° de uitoefening gedurende een periode van ten minste zes maanden van een beroep waardoor de werknemer niet onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, valt; die verlenging mag niet meer dan vijftien jaar bedragen; »;
C) het 9° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 9° deeltijdse arbeid volgend op vrijwillige vermindering van een voltijdse arbeidsregeling in de zin van artikel 28, § 1, om zijn kind of zijn geadopteerd kind op te voeden; die verlenging geldt slechts voor periodes die gelegen zijn vóór de twaalfde verjaardag van het kind, alsmede voor de voormelde periodes tijdens dewelke een hogere kinderbijslag werd toegekend ingevolge de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van het kind of ingevolge een gebrek aan zelfredzaamheid, gelegen vóór de achttiende verjaardag van het kind; ».
Art. 2.In artikel 42, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 mei 1993, 22 november 1995, 23 november 2000, 10 juni 2001, 5 maart 2006 en 24 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de periode van inactiviteit van ten minste zes maanden, om zijn kind of zijn geadopteerd kind op te voeden; die verlenging geldt slechts voor periodes die gelegen zijn vóór de zesde verjaardag van het kind, alsmede voor periodes tijdens dewelke een hogere kinderbijslag werd toegekend ingevolge de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van het kind of ingevolge een gebrek aan zelfredzaamheid, gelegen vóór de achttiende verjaardag van het kind; »;
B) het 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° de uitoefening gedurende de periode van ten minste zes maanden van een beroep waardoor de werknemer niet onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, valt; die verlenging mag niet meer dan twaalf jaar bedragen. ».
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De gewijzigde bepalingen zijn evenwel niet toepasselijk indien blijkt dat de werknemer, indien hij een uitkeringsaanvraag had ingediend op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, niet zou voldaan hebben aan de toen geldende toelaatbaarheidsvoorwaarden.
Art. 4.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.
Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.
Koninklijk besluit van 25 mei 1993, Belgisch Staatsblad van 28 mei 1993.
Koninklijk besluit van 27 december 1993, Belgisch Staatsblad van 31 december 1993.
Koninklijk besluit van 30 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994.
Koninklijk besluit van 22 november 1995, Belgisch Staatsblad van 8 december 1995.
Koninklijk besluit van 13 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 24 maart 1999.
Koninklijk besluit van 9 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 18 juli 2000.
Koninklijk besluit van 23 november 2000, Belgisch Staatsblad van 30 november 2000.
Koninklijk besluit van 10 juni 2001, Belgisch Staatsblad van 31 juli 2001.
Koninklijk besluit van 5 maart 2006, Belgisch Staatsblad van 15 maart 2006.
Koninklijk besluit van 24 september 2006, Belgisch Staatsblad van 12 oktober 2006.