gepubliceerd op 29 november 2002
Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wat de elektronische wijze van mededeling betreft
20 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wat de elektronische wijze van mededeling betreft (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 49, vierde en vijfde lid, gewijzigd bij de wet van 26 juni 1992 en vervangen bij de programmawet van 30 december 2001, artikel 50, derde lid, ingevoegd bij de wet van 26 maart 1999 en vervangen bij de programmawet van 30 december 2001, en artikel 51, § 1, derde lid, gewijzigd bij de wet van 26 juni 1992 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983 en vervangen bij de programmawet van 30 december 2001, en § 2, vijfde lid, gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999 en vervangen bij de programmawet van 30 december 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 50, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 1, derde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 waarbij aan de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, de verplichting wordt opgelegd het begin van de werkelijke schorsing van de uitvoering van de overeenkomst krachtens artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten aan het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening mede te delen en waarbij de nadere regelen van deze mededeling worden bepaald, inzonderheid op artikel 3, derde lid;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de mededeling op elektronische wijze van de gegevens inzake tijdelijke werkloosheid door de wetgever reeds voorzien werd in de programmawet van 30 december 2001, waarbij wijzigingen werden doorgevoerd in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; dat de uitvoering van deze wet vertraging opliep ingevolge de vertraging bij de realisatie van de infrastructuur die een elektronische gegevensoverdracht mogelijk moet maken; dat deze infrastructuur nu operationeel is en dat het onmiddellijk mogelijk maken van de elektronische gegevensoverdracht noodzakelijk is teneinde het voorziene tijdsschema voor de realisatie van het project inzake eenmalige, multifunctionele inzameling van loon- en arbeidstijdgegevens, in uitvoering van de nota van de Ministerraad van juli 1996 betreffende « de krachtlijnen met betrekking tot de vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen van de werkgevers en de werknemers » te kunnen respecteren; dat in dit tijdsschema voorzien wordt dat een elektronische aangifte door de werkgever van het sociaal risico tijdelijke werkloosheid mogelijk zal zijn vanaf oktober 2003; dat de werkgever die van deze mogelijkheid gebruik zal maken via deze weg slechts loon- en arbeidstijdsgegevens kan meedelen en geen gegevens inzake de mededelingen in geval van tijdelijke werkloosheid zoals voorzien in de voormelde wet van 3 juli 1978; dat de beoogde vereenvoudiging evenwel slechts gerealiseerd kan worden indien aan de werkgever ook de mogelijkheid geboden wordt de gegevens inzake de mededelingen op elektronische wijze over te maken; dat de uitvaardiging van onderhavig besluit hoogdringend is gezien de betreffende mededelingen betrekking kunnen hebben op een periode van 12 maanden en dat elk uitstel van de inwerkingtreding de mogelijkheid om vanaf oktober 2003 elektronisch aangifte te doen van de loon- en arbeidstijdsgegevens in geval het sociaal risico tijdelijke werkloosheid zich voordoet, hypothekeert;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De werkgever kan de mededeling aan het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, bedoeld in de artikelen 49, vierde en vijfde lid, en 51, § 1, derde lid, en § 2, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten slechts op elektronische wijze verrichten indien hij hiervoor gebruik maakt van het daartoe door het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening vastgestelde elektronische adres en voor zover hij via de aldaar geldende identificatieprocedure, aanvaard door het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, met zekerheid kan worden geïdentificeerd en geauthentificeerd en hij bij deze mededeling van die identificatieprocedure gebruik maakt.
De werkgever die op elektronische wijze een mededeling verricht en die, overeenkomstig de artikelen 49 en 51 van de voornoemde wet van 3 juli 1978, de identiteit van de werknemer moet meedelen, is verplicht melding te maken van het identificatienummer van de sociale zekerheid van de werknemer, bedoeld in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pensioenstelsels.
De elektronische mededeling gebeurt door het invullen van een elektronisch formulier dat, rekening houdend met de gegevens die krachtens de artikelen 49 en 51 van de voornoemde wet van 3 juli 1978 moeten worden meegedeeld, door het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening wordt vastgesteld en dat beschikbaar wordt gesteld via het in het eerste lid bedoelde elektronische adres.
Art. 2.De werkgever ontvangt per mededeling een elektronisch ontvangstbewijs dat melding maakt van de datum waarop de mededeling werd verricht, van de inhoud van de mededeling en van een uniek mededelingsnummer dat gebruikt kan worden om ten aanzien van de instellingen bevoegd voor werkloosheidsverzekering aan te tonen dat de mededeling voor de betreffende werknemer werd verricht.
Art. 3.Artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 50, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt vervangen door de volgende bepaling : « De mededeling kan op elektronische wijze worden verricht, in welk geval toepassing wordt gemaakt van de regelen die door Ons werden vastgesteld in uitvoering van artikel 51, § 1, derde lid, en § 2, vijfde lid, van de voormelde wet van 3 juli 1978. »
Art. 4.Artikel 3, derde lid, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 waarbij aan de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, de verplichting wordt opgelegd het begin van de werkelijke schorsing van de uitvoering van de overeenkomst krachtens artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten aan het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening mede te delen en waarbij de nadere regelen van deze mededeling worden bepaald, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De mededeling kan op elektronische wijze worden verricht, in welk geval toepassing wordt gemaakt van de regelen die door Ons werden vastgesteld ter uitvoering van artikel 51, § 1, derde lid, en § 2, vijfde lid van de voormelde wet van 3 juli 1978. »
Art. 5.De artikelen 69 tot 71 van de programmawet van 30 december 2001 treden in werking op 18 november 2002.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 18 november 2002.
Art. 7.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 25 april 1963, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1963. Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978.
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Programmawet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december 2001.
Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.
Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 23 juni 1999.
Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 23 juni 1999.