gepubliceerd op 22 augustus 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van drie koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
20 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van drie koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het regeerakkoord bepaalt dat « bij het uitschrijven van overheidsopdrachten of in het kader van andere administratieve procedures zal de overheid vanaf 1 juli 2004 geen attesten of getuigschriften meer mogen opvragen die al elektronisch beschikbaar zijn. » Dit ontwerp van koninklijk besluit zet deze bepaling uit het regeerakkoord om in een juridisch kader. Aldus zal de aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot informatie die dienstig is om de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, in het kader van de gunning van zijn opdrachten, de aanvullende documenten (attesten, getuigschriften,...) vereist door de reglementering van de overheidsopdrachten niet meer mogen opvragen.
Zij is ertoe gehouden de nodige stappen te ondernemen teneinde toegang te krijgen tot deze gegevens.
In het kader van de gunningsprocedures van overheidsopdrachten, zijn de aanbestedende overheden er immers toe gehouden een aantal getuigschriften en documenten op te vragen bij de kandidaten en inschrijvers op basis waarvan ze de persoonlijke toestand van de aannemers, leveranciers en dienstverleners, alsook hun economische, financiële en technische draagkracht kunnen controleren en nagaan of ze zijn ingeschreven in een beroepsregister (artikels 16 ev., 43 ev. en 68 ev. van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, artikels 16 ev., 38 ev. en 59 ev. van het koninklijk besluit van 10 januari 1996).
De informatica-infrastructuur van de overheid evolueert naar een netwerk voor elektronisch gegevensverkeer waar steeds meer gestructureerde berichten tussen heterogene informaticasystemen kunnen uitgewisseld worden. Het aantal mogelijkheden voor de aanbestedende overheden om op een elektronische wijze gegevens te raadplegen, neemt daardoor toe. Dit zal resulteren in een geleidelijke vermindering van administratieve lasten voor de kandidaten en de inschrijvers.
Dit ontwerp van koninklijk besluit bekrachtigt formeel de modaliteiten vermeld in de omzendbrief van 25 mei 2004 (Overheidsopdrachten - Attesten opgevraagd in het kader van de kwalitatieve selectie.
Administratieve vereenvoudiging), welke door de federale aanbestedende overheden moeten worden toegepast in het kader van overheidsopdrachten die vanaf 1 juli 2004 werden bekendgemaakt en waarvoor, bij ontstentenis van een gepubliceerde aankondiging, de uitnodiging om een kandidatuur of offerte in te dienen na deze datum plaatsvond.
In een eerste fase zullen de federale aanbestedende overheden en deze van de Gemeenschappen en de Gewesten, de persoonlijke situatie van de kandidaten of inschrijvers op elektronische wijze kunnen nagaan op basis van de RSZ-attesten inzake de betaling van sociale bijdragen, de jaarrekeningen en de attesten van inschrijving als BTW-plichtige. In een tweede fase, zullen de provincies en gemeenten eveneens toegang hebben tot dezelfde informatie.
Voor de effectieve toegang van de aanbestedende overheden tot de administratieve bestanden is vereist dat zij zich schikken naar de toepasselijke veiligheidsvoorwaarden.
Voortaan kunnen de volgende gegevens via elektronische middelen worden geraadpleegd : 1° het RSZ-attest : Het RSZ-attest betreffende het voorlaatste kwartaal dat voorafgaat aan de uiterste ontvangstdatum voor de kandidaturen of offertes wordt dus niet meer opgevraagd bij de kandidaten of inschrijvers.Dit is reeds het geval voor de opdrachten en offertes waarvan de waarde lager is dan 22.000 euro exclusief BTW (artikels 17bis, § 4, 43bis, § 4, en 69bis, § 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, artikels 17bis, § 4, 39bis, § 4, en 60bis, § 4, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996). De aanbestedende overheid gaat zelf na of de kandidaten of inschrijvers hun verplichtingen als bedoeld in voormelde bepalingen hebben vervuld, door zelf het bestand van de RSZ on line te raadplegen of door het bestand van de RSZ op te vragen.
Als die overheid niet bij machte is om de elektronische raadpleging uit te voeren, moet deze zich wenden tot de RSZ-dienst die een gelijkwaardig papieren attest zal toesturen. Het is immers belangrijk dat het verwachte effect van administratieve vereenvoudiging gegarandeerd wordt aan de kandidaten en inschrijvers.
De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of, wanneer de aankondiging niet moet worden gepubliceerd, in het bestek, of zij toegang heeft tot de elektronische middelen die haar toelaten de voormelde controle uit te voeren; 2° de jaarrekeningen : De jaarrekeningen van de drie laatste jaren zijn opvraagbaar via elektronische raadpleging van de Balanscentrale van de Nationale Bank van België.Deze raadpleging laat eveneens toe de globale omzet van de kandidaat-ondernemingen of inschrijvers na te gaan voor de ondernemingen die zijn onderworpen aan de bekendmaking van het volledig boekhoudkundig schema.
De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of, wanneer de aankondiging niet moet worden gepubliceerd, in het bestek, of zij toegang heeft tot de elektronische middelen die haar toelaten de voormelde controle uit te voeren; 3° de globale omzet tijdens de drie laatste boekjaren : Deze informatie kan worden opgevraagd in het kader van de kwalitatieve selectie.In de gevallen vermeld onder 2° kan de globale omzet van de kandidaat of inschrijver echter eveneens worden gecontroleerd via de jaarrekeningen die werden neergelegd bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België; 4° de inschrijving als BTW-plichtige : Deze informatie wordt gewoonlijk niet opgevraagd in het kader van de kwalitatieve selectie.De opvraging ervan kan evenwel nuttig zijn teneinde na te gaan of de kandidaat of inschrijver, althans in België, niet in het BTW-register werd geschrapt.
De aanbestedende overheid verifieert dit via een elektronische consultatie van het BTW-bestand.
Deze informatie vervangt niet het bewijs dat de kandidaat of inschrijver zijn verplichtingen heeft vervuld betreffende de betaling van de BTW (artikels 17, 6°, 43, 6°, en 69, 6°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en artikels 17, 6°, 39, 6°, en 60, 6°, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996). De controle van betaling van de BTW zal pas mogelijk zijn in een latere fase van het vereenvoudigingsproces.
Deze evolutie op het vlak van het beheer van administratieve gegevens vereist een reeks aanpassingen van de reglementering van onder andere de overheidsopdrachten.
Aldus worden de artikels 20, 46 en 72 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken alsmede de artikels 17ter, 39ter, en 60ter van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, aangevuld.
Inzonderheid worden voormelde artikels aangevuld met een paragraaf waarin wordt bepaald dat de aanbestedende overheid die via elektronische middelen toegang heeft tot de informatie dewelke haar toelaat bepaalde gegevens betreffende de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, laatstgenoemden ervan moet vrijstellen die getuigschriften of documenten voor te leggen.
Wanneer een aanbestedende overheid bovendien in de technische mogelijkheid is gesteld om via elektronische middelen de gegevens, die vereist worden door de reglementering, te raadplegen, is zij ertoe gehouden onverwijld de nodige stappen te ondernemen teneinde daar effectief toegang toe te kunnen krijgen.
Teneinde problemen te voorkomen waarbij een kandidaat of inschrijver zou nalaten bepaalde informatie te verstrekken, omdat deze ervan uitgaat dat de aanbestedende overheid via elektronische middelen toegang heeft tot deze informatie, wordt in voormelde artikels uitdrukkelijk bepaald dat in de aankondiging van de opdracht of in voorkomend geval in het bestek de inlichtingen of documenten moeten worden vermeld welke de aanbestedende overheid via elektronische weg zal opvragen.
Tenslotte is het nodig voor de volledigheid van het door de inschrijver of kandidaat ingediende dossier, dat de aanbestedende overheid de resultaten van het uitgevoerde onderzoek bewaart in de documenten van de betrokken opdracht.
De verkregen bewijzen van inlichtingen omtrent de situatie van elke kandidaat worden bewaard op elektronische wijze of op papier en dit gebeurt bij de administratie die ze heeft bezorgd en bij de aanbestedende overheid.
De aanpassingen van de artikels 3, 6, 7, 9, 10, 12, 13, 15 en 17 tot 21 zijn wijzigingen naar de vorm die hoofdzakelijk worden aangebracht om rekening te houden met de nodige coherentie van de teksten ten gevolge van de wijzigingen aangebracht door de programmawet van 9 juli 2004, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004.
Er werd rekening gehouden met de opmerkingen gegeven door de Raad van State in zijn advies.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, V. VAN QUICKENBORNE
ADVIES 38.562/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 9 juni 2005 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van drie koninklijke besluiten tot uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten", heeft op 5 juli 2005 het volgende advies gegeven : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit streeft in essentie twee doeleinden na. In de eerste plaats worden in sommige koninklijke besluiten een aantal analoge bepalingen ingeschreven volgens welke de aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten om bepaalde gegevens betreffende de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, die kandidaten en inschrijvers ervan dient vrij te stellen om de desbetreffende inlichtingen of documenten mee te delen of voor te leggen (artikelen 1, 2, 4, 5, 8, 11, 14 en 16 van het ontwerp).
De overige artikelen van het ontwerp bevatten een partiële omzetting van richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1). De omzetting van de voornoemde richtlijn leidde eerder al tot een wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, bij de programmawet van 9 juli 2004. 2. De ontworpen regeling heeft een gediversifieerde rechtsgrond die verschilt al naar gelang het te wijzigen koninklijk besluit. Wat de wijzigingen betreft die het ontwerp beoogt aan te brengen in het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, vindt de ontworpen regeling rechtsgrond in artikel 1, § 1, tweede lid, van de wet van 24 december 1993, dat de Koning opdraagt om de inrichting vast te leggen van de in artikel 1, eerste lid, van de wet bedoelde gunningsprocedures, evenals de algemene uitvoeringsregels voor de overheidsopdrachten.
Wat de wijzigingen betreft die het ontwerp beoogt aan te brengen in het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, vindt de ontworpen regeling rechtsgrond in artikel 2, tweede lid, van dezelfde wet, dat de Koning opdraagt om de inrichting vast te leggen van de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde gunningsprocedures voor de zogeheten "bijzondere sectoren".
Wat de wijzigingen betreft die het ontwerp beoogt aan te brengen in het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, vindt de ontworpen regeling rechtsgrond in artikel 59, § 1, van dezelfde wet, dat bepaalt dat de opdrachten, naar keuze van de aanbestedende dienst, worden gegund bij openbare of beperkte procedure of bij een onderhandelingsprocedure met naleving van de mededingingsvoorschriften vastgelegd door de Koning.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Voorafgaande opmerkingen 1. Het ontwerp beoogt drie koninklijke besluiten te wijzigen.De overzichtelijkheid van de regelgeving zou ermee zijn gebaat indien de wijzigingsbepalingen van eenzelfde koninklijk besluit telkens zouden worden ondergebracht in een afzonderlijk hoofdstuk, waaraan een hoofdstuk zou kunnen worden toegevoegd met daarin een aantal "Slotbepalingen", zijnde de artikelen 22 en 23 van het ontwerp. 2. Wetgevingstechnisch bestaat een wijzigingsbepaling in beginsel uit een inleidende zin en - typografisch daarvan duidelijk afgescheiden - de nieuwe bepaling.Diverse artikelen van het ontwerp (zie bijvoorbeeld de artikelen 1 en 8) zouden aan leesbaarheid winnen indien dit wetgevingstechnische voorschrift naar behoren zou worden nageleefd.
Aanhef 1. Rekening houdende met wat is opgemerkt omtrent de rechtsgrond van de ontworpen regeling, redigere men het eerste lid van de aanhef van het ontwerp als volgt : « Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op de artikelen 1, § 1, tweede lid, 2, tweede lid, en 59, § 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 juni 1996;". 2. In het tweede, het derde en het vierde lid van de aanhef wordt telkens beter specifiek verwezen naar de artikelen waarvan het ontwerp de wijziging beoogt, met vermelding van de nog van kracht zijnde wijzigende teksten die op die artikelen betrekking hebben.In dat verband mag worden verwezen naar de opmerkingen bij de onderscheiden bepalingen van het ontwerp.
Artikel 1 1. Men schrijve op het einde van de inleidende zin van artikel 1 van het ontwerp "... en de concessies voor openbare werken, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt aangevuld met een § 4, luidende :". 2. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 schrijve men "... kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten, binnen de grenzen... », in plaats van "... kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten dewelke haar toelaat, binnen de grenzen... » (2). 3. In een normatieve tekst worden in beginsel geen woorden als "moeten" of "dienen te" gebruikt, omdat de verplichting reeds voortvloeit uit de aard van de regelgeving zelf.Men schrijve derhalve in het ontworpen artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 "... stelt laatstgenoemden ervan vrij de..." in plaats van "... moet laatstgenoemden ervan vrijstellen de...". Waar nodig dient de tekst van het ontwerp op nog andere plaatsen in gelijkaardige zin te worden aangepast. 4. In plaats van melding te maken van het "voorleggen" van "inlichtingen en documenten", lijkt in het ontworpen artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 beter te worden geschreven "... inlichtingen mee te delen of documenten voor te leggen". 5. Ter wille van de terminologische eenvormigheid moet in de Franse tekst van het ontworpen artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 het woord "informations" worden vervangen door het woord "renseignements". Artikel 2 1. In de inleidende zin van artikel 2 van het ontwerp moet melding worden gemaakt van het vervangende koninklijk besluit van 25 maart 1999.2. Wat het ontworpen artikel 46, § 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreft, kan worden verwezen naar de opmerkingen 2 tot 5 bij artikel 1 van het ontwerp. Artikel 4 1. In de inleidende zin van artikel 4 van het ontwerp moet melding worden gemaakt van het vervangende koninklijk besluit van 25 maart 1999.2. De ontworpen bepaling vormt een nieuwe paragraaf 5, en niet een paragraaf 4 van artikel 72 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, aangezien reeds een paragraaf 4 van dat artikel bestaat.3. Wat het ontworpen artikel 72, § 4 (lees : artikel 72, § 5), van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreft, kan worden verwezen naar de opmerkingen 2 tot 5 bij artikel 1 van het ontwerp. Artikel 5 1. Men late artikel 5 van het ontwerp aanvangen als volgt : "In artikel 90, § 4bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 april 2002, wordt...". 2. Men vervange in de Nederlandse tekst het woord "bijgevoegd" door het woord "ingevoegd".3. Op het einde van de ontworpen bepaling moet de verwijzing naar "artikel 72, § 4", worden aangepast, rekening houdende met opmerking 2 bij artikel 4 van het ontwerp. Artikel 6 In artikel 6 moeten de woorden "de titel" worden vervangen door de woorden "het opschrift".
Artikel 7 Er moet in artikel 7 melding worden gemaakt van de wijzigende ministeriële besluiten van 4 december 2001 en 17 december 2003.
Artikel 8 1. Men late artikel 8 van het ontwerp aanvangen als volgt : "In artikel 17ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt...". 2. Wat het ontworpen artikel 17ter, § 3, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreft, kan worden verwezen naar de opmerkingen 2 tot 5 bij artikel 1 van het ontwerp. Artikel 10 De wijziging die artikel 10 van het ontwerp beoogt aan te brengen in artikel 22, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996, is niet duidelijk. Indien zulks met de bedoeling van de stellers van het ontwerp overeenstemt, wordt voor artikel 10 de volgende redactie ter overweging gegeven : « Artikel 22, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 4 december 2001 en 17 december 2003, wordt vervangen als volgt : « Het bedrag van de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen, bedoeld in deze afdeling, is, zonder belasting over de toegevoegde waarde, 473.800 euro. » Artikel 11 1. Men late artikel 11 van het ontwerp aanvangen als volgt : "Artikel 39ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt... ». 2. Wat het ontworpen artikel 39ter, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreft, kan worden verwezen naar de opmerkingen 2 tot 5 bij artikel 1 van het ontwerp. Daarenboven moet worden opgemerkt dat, in de Franse tekst van de voorlaatste zin van het ontworpen artikel 39ter, tweede lid, de woorden "les modalités de cette dispense" moeten worden geschrapt.
Artikel 12 Men late in artikel 12 de ontworpen bepaling in de Franse tekst aanvangen als volgt : "d) les activités dans le secteur des services postaux...".
Artikel 13 Indien zulks met de bedoeling van de stellers van het ontwerp overeenstemt, kan de redactie van artikel 13 worden aangepast in de zin zoals aangegeven in het tekstvoorstel voor artikel 10 van het ontwerp.
Artikel 14 1. Men late artikel 14 van het ontwerp aanvangen als volgt : "Artikel 60ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt...". 2. Wat het ontworpen artikel 60ter, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreft, kan worden verwezen naar de opmerkingen 2 tot 5 bij artikel 1 van het ontwerp. Artikel 15 Men late in artikel 15 de ontworpen bepaling in de Franse tekst aanvangen als volgt : "d) les activités dans le secteur des services postaux...".
Artikel 16 1. Men late artikel 16 van het ontwerp aanvangen als volgt : "In artikel 78, § 4bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 april 2002, wordt...". 2. Men vervange in de Nederlandse tekst het woord "bijgevoegd" door het woord "ingevoegd". Artikel 17 Men schrijve in artikel 17 van het ontwerp : « In artikel 108, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de woorden... vervangen door de woorden «, vervoer en postdiensten ».
Artikel 18 Men vermelde in artikel 18 het wijzigende koninklijk besluit van 25 maart 1999.
Artikel 19 In artikel 19 moeten de woorden "de titel" worden vervangen door de woorden "het opschrift".
Artikel 20 1. Men late artikel 20 van het ontwerp aanvangen als volgt : "In artikel 2, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1999 en bij het ministerieel besluit van 4 december 2001, vervallen de woorden...". 2. De in artikel 2, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 te schrappen woorden verschillen in de Nederlandse en de Franse tekst.De betrokken wijzigingsbepaling dient derhalve aan een bijkomend onderzoek te worden onderworpen.
Artikel 21 1. In de inleidende zin van artikel 21 van het ontwerp moet worden vermeld dat de betrokken bijlage werd vervangen bij het koninklijk besluit van 17 maart 1999. 2. Wat de wijziging betreft, bedoeld in artikel 21, 1° (niet : artikel 21, 1.), van het ontwerp, moet worden opgemerkt dat het te vervangen woord "telecommunicatie" als zodanig niet voorkomt onder het betrokken punt 4. Wel wordt de term "telecommunicatiesector" gebruikt.
Artikel 22 In de Franse tekst van artikel 22, eerste lid, van het ontwerp schrijve men "de sa publication" in plaats van "de leur publication".
Artikel 23 In de Nederlandse tekst van artikel 23 van het ontwerp schrijve men "... zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit" in plaats van "... worden belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit".
De kamer was samengesteld uit : De heren M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert, J. Smets, staatsraden;
A. Spruyt, M. Rigaux, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. A. Beckers, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.
De griffier, De voorzitter, A. Beckers. M. Van Damme. (1) De omzetting betreft in hoofdzaak het bepaalde in artikel 6 van de richtlijn.(2) In het tekstvoorstel wordt ervan uitgegaan dat niet de kosteloze toegang als zodanig, maar wel de betrokken inlichtingen of documenten toelaten om de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de kandidaten of inschrijvers na te gaan. 20 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van drie koninklijke besluiten tot uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op de artikels 1, § 1, tweede lid, 2, tweede lid, en 59, § 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 juni 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, inzonderheid op de artikels 20, 46, 68, zesde lid, 72 en 90, § 4bis, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1999 en 22 april 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, inzonderheid op de artikels 1, § 2, eerste lid, 17ter, 21, 2°, 22, § 2, 39ter, 42, 2°, 43, § 2, 60ter en 78, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1999, 20 juli 2000 en 22 april 2002 en bij de ministeriële besluiten van 4 december 2001 en 17 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, inzonderheid op artikel 2, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1999 en bij het ministerieel besluit van 4 december 2001;
Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten, gegeven op 11 april 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 mei 2005;
Gelet op het advies nr. 38.562/1 van de Raad van State, gegeven op 5 juli 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister en Onze Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken
Artikel 1.Artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt aangevuld met een § 4, luidende : « § 4. De aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten, binnen de grenzen van de artikelen 17 tot 19 en de §§ 1 en 2 van dit artikel, de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, stelt laatstgenoemden ervan vrij de in die artikelen bedoelde inlichtingen mee te delen of documenten voor te leggen. De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of in voorkomend geval in het bestek de inlichtingen of documenten welke ze via elektronische weg zal opvragen. Zij dient zelf deze inlichtingen of documenten op te vragen en de resultaten ervan in de documenten van de opdracht te bewaren. »
Art. 2.Artikel 46 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt aangevuld met een § 4, luidende : « § 4. De aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten, binnen de grenzen van de artikelen 43 tot 45 en de §§ 1 en 2 van dit artikel, de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, stelt laatstgenoemden ervan vrij de in die artikelen bedoelde inlichtingen mee te delen of documenten voor te leggen. De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of in voorkomend geval in het bestek de inlichtingen of documenten welke ze via elektronische weg zal opvragen. Zij dient zelf deze inlichtingen of documenten op te vragen en de resultaten ervan in de documenten van de opdracht te bewaren. »
Art. 3.In artikel 68, zesde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "leden 3 en 4" vervangen door de woorden "leden 4 en 5".
Art. 4.Artikel 72 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt aangevuld met een § 5, luidende : « § 5. De aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten, binnen de grenzen van de artikelen 69 tot 73, de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, stelt laatstgenoemden ervan vrij de in die artikelen bedoelde inlichtingen mee te delen of documenten voor te leggen. De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of in voorkomend geval in het bestek de inlichtingen of documenten welke ze via elektronische weg zal opvragen. Zij dient zelf deze inlichtingen of documenten op te vragen en de resultaten ervan in de documenten van de opdracht te bewaren. »
Art. 5.In artikel 90, § 4bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 april 2002, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Bedoeld attest moet ook niet worden voorgelegd wanneer de aanbestedende overheid de inschrijver daarvan heeft vrijgesteld overeenkomstig de artikelen 20, § 4, 46, § 4, en 72, § 5. » HOOFDSTUK II. - Koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie
Art. 6.In het opschrift van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, wordt het woord "telecommunicatie" vervangen door het woord "postdiensten".
Art. 7.In artikel 1, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 4 december 2001 en 17 december 2003, vervalt het woord "telecommunicatie".
Art. 8.In artikel 17ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3. De aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten, binnen de grenzen van de artikelen 17 en 17bis en de §§ 1 en 2 van dit artikel, de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, stelt laatstgenoemden ervan vrij de in die artikelen bedoelde inlichtingen mee te delen of documenten voor te leggen. De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of in voorkomend geval in het bestek de inlichtingen of documenten welke ze via elektronische weg zal opvragen. Zij dient zelf deze inlichtingen of documenten op te vragen en de resultaten ervan in de documenten van de opdracht te bewaren. »
Art. 9.Artikel 21, 2°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « d) de activiteiten in de sector van de postdiensten in de zin van artikel 34 van de wet. »
Art. 10.In artikel 22, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 4 december 2001 en 17 december 2003, worden punten 1° en 2° vervangen door de woorden "473.800 euro".
Art. 11.Artikel 39ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt aangevuld met het volgende lid : « De aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten, binnen de grenzen van de artikelen 39 en 39bis en het eerste lid van dit artikel, de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, stelt laatstgenoemden ervan vrij de in die artikelen bedoelde inlichtingen mee te delen of documenten voor te leggen. De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of in voorkomend geval in het bestek de inlichtingen of documenten welke ze via elektronische weg zal opvragen. Zij dient zelf deze inlichtingen of documenten op te vragen en de resultaten ervan in de documenten van de opdracht te bewaren. »
Art. 12.Artikel 42, 2°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « d) de activiteiten in de sector van de postdiensten in de zin van artikel 34 van de wet. »
Art. 13.In artikel 43, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 4 december 2001 en 17 december 2003, worden punten 1° en 2° vervangen door de woorden "473.800 euro".
Art. 14.Artikel 60ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt aangevuld met het volgende lid : « De aanbestedende overheid die via elektronische middelen kosteloos toegang heeft tot de inlichtingen of documenten die haar toelaten, binnen de grenzen van de artikelen 60 en 60bis, van het eerste en tweede lid van dit artikel en van artikel 61, de persoonlijke situatie en de bekwaamheid van de betrokken kandidaten of inschrijvers na te gaan, stelt laatstgenoemden ervan vrij de in die artikelen bedoelde inlichtingen mee te delen of documenten voor te leggen. De aanbestedende overheid vermeldt in de aankondiging van de opdracht of in voorkomend geval in het bestek de inlichtingen of documenten welke ze via elektronische weg zal opvragen. Zij dient zelf deze inlichtingen of documenten op te vragen en de resultaten ervan in de documenten van de opdracht te bewaren. »
Art. 15.Artikel 66, 2°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « d) de activiteiten in de sector van de postdiensten in de zin van artikel 34 van de wet. »
Art. 16.In artikel 78, § 4bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 april 2002, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Bedoeld attest moet ook niet worden voorgelegd wanneer de aanbestedende overheid de inschrijver daarvan heeft vrijgesteld overeenkomstig de artikelen 17ter, 39ter en 60ter. »
Art. 17.In artikel 108, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de woorden "en vervoer en 200.000 euro in de sector telecommunicatie" vervangen door de woorden ",vervoer en postdiensten".
Art. 18.In bijlage 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt punt 2 vervangen door de volgende bepaling : "2. Sector van de postdiensten - De Post". HOOFDSTUK III. - Koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie
Art. 19.In het opschrift van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, wordt het woord "telecommunicatie" vervangen door het woord "postdiensten".
Art. 20.In artikel 2, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1999 en bij het ministerieel besluit van 4 december 2001, vervallen de woorden "in de sectoren water, energie, vervoer en 600.000 euro voor de opdrachten voor aanneming van leveringen en diensten in de sector telecommunicatie".
Art. 21.In bijlage 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de lijst van de privaatrechtelijke personen die bijzondere of uitsluitende rechten genieten in de zin van artikel 47 van de wet van 24 december 1993, in punt 4, wordt het woord "telecommunicatie" vervangen door het woord "postdiensten";2° in de lijst van de overheidsbedrijven in de zin van artikel 26 van de wet van 24 december 1993, wordt punt 2 vervangen door de volgende bepaling : "2.Sector van de postdiensten - De Post". HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding
Art. 22.De artikels 3, 6, 7, 9, 10, 12, 13, 15 en 17 tot 21 van dit besluit treden in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
De artikels 1, 2, 4, 5, 8, 11, 14 en 16 van hetzelfde besluit treden in werking op 1 oktober 2005. De overheidsopdrachten gepubliceerd vóór deze datum of waarvoor, bij ontstentenis van een bekendmaking van aankondiging, vóór deze datum uitgenodigd wordt om een offerte in te dienen of zich kandidaat te stellen, blijven onderworpen aan de reglementaire bepalingen die gelden op het ogenblik van de aankondiging of van de uitnodiging.
Art. 23.Onze Eerste Minister en onze Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, V. VAN QUICKENBORNE