Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 september 2013
gepubliceerd op 03 oktober 2013

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 18 juni 2013 op het eigen vermogen van de instellingen voor elektronisch geld en de belegging van de geldmiddelen die in ruil voor het uitgegeven elektronisch geld worden ontvangen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2013003312
pub.
03/10/2013
prom.
19/09/2013
ELI
eli/besluit/2013/09/19/2013003312/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 18 juni 2013 op het eigen vermogen van de instellingen voor elektronisch geld en de belegging van de geldmiddelen die in ruil voor het uitgegeven elektronisch geld worden ontvangen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, artikel 12bis, § 2, derde lid;

Gelet op de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2009 pub. 19/01/2010 numac 2009003476 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, artikel 72, § 2, artikel 77, § 1, tweede lid en artikel 78, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegd, reglement van de Nationale Bank van België van 18 juni 2013 op het eigen vermogen van de instellingen voor elektronisch geld en de belegging van de geldmiddelen die in ruil voor het uitgegeven elektronisch geld worden ontvangen, wordt goedgekeurd.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 september 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS

Bijlage bij het koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 18 juni 2013 op het eigen vermogen van de instellingen voor elektronisch geld en de belegging van de geldmiddelen die in ruil voor het uitgegeven elektronisch geld worden ontvangen De Nationale Bank van België, Gelet op artikel 12bis van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

Gelet op de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2009 pub. 19/01/2010 numac 2009003476 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen sluiten op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, inzonderheid op de artikelen 72, § 2, 77, § 1, tweede lid en 78, § 1, b), (ii), Besluit : Afdeling 1. - Algemene bepalingen, definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Dit reglement heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG.

Art. 2.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1° "de wet" : de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2009 pub. 19/01/2010 numac 2009003476 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen sluiten op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen;2° "de Bank" : de Nationale Bank van België;3° "het reglement op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen" : het koninklijk besluit van 5 februari 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/02/2010 pub. 15/02/2010 numac 2010003085 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen sluiten tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen;4° "het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen" : het koninklijk besluit van 19 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2012 pub. 04/04/2012 numac 2012003104 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 juni 2005 betreffende de rentemarkt type koninklijk besluit prom. 19/03/2012 pub. 04/04/2012 numac 2012003105 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds type koninklijk besluit prom. 19/03/2012 pub. 19/06/2012 numac 2012003173 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds. - Addendum type koninklijk besluit prom. 19/03/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012024152 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende toekenning van een toelage aan het Belgisch Centrum voor Evidence Based Medicine voor de periode van 1 januari 2012 tot 31 maart 2012 sluiten tot goedkeuring van het reglement van 15 november 2011 van de Nationale Bank van België op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Art. 3.De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de instellingen voor elektronisch geld naar Belgisch recht. Afdeling 2. - Eigen vermogen en solvabiliteitsnormen

Art. 4.Het eigen vermogen van een instelling voor elektronisch geld is samengesteld uit de bestanddelen die als dusdanig gedefinieerd zijn in artikel II.1 van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Indien de Bank besloten heeft op geconsolideerde basis toezicht te houden op een instelling voor elektronisch geld, is artikel II.4. van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen van overeenkomstige toepassing.

Art. 5.Het eigen vermogen als omschreven in artikel 4 moet te allen tijde minstens gelijk zijn aan het kapitaal dat vereist is met toepassing van artikel 66 van de wet, of, indien die hoger is, de som van de eigenvermogens die vereist zijn op grond van de punten a) en b) van dit artikel : a) met betrekking tot de werkzaamheden bedoeld in artikel 77, § 2, 1° van de wet, die geen verband houden met de uitgifte van elektronisch geld, wordt het vereiste eigen vermogen berekend aan de hand van een van de drie methoden (A, B of C) van artikel 6, § 2 van het reglement op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen.De Bank bepaalt de methode die door een instelling voor elektronisch geld mag worden toegepast na hierover overleg te hebben gepleegd met de betrokken instelling. b) met betrekking tot de uitgifte van elektronisch geld is het vereiste eigen vermogen ten minste gelijk aan 2 % van het gemiddeld uitstaand elektronisch geld.

Art. 6.Mits hiervoor voorafgaandelijk toestemming is verleend door de Bank, mag een instelling voor elektronisch geld die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 77, § 2, 1° van de wet, die geen verband houden met de uitgifte van elektronisch geld, of die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 77, § 2, 2°, 3° en in artikel 77, § 3 van de wet, waarvan het uitstaande bedrag aan elektronisch geld niet van tevoren is gekend, haar vereist eigen vermogen op grond van historische gegevens berekenen op basis van een representatief gedeelte dat geacht wordt voor de uitgifte van elektronisch geld te worden gebruikt.

Wanneer een instelling voor elektronisch geld haar activiteiten niet lang genoeg heeft uitgeoefend, wordt haar vereist eigen vermogen beoordeeld op basis van het uitstaande bedrag aan elektronisch geld als geraamd in haar bedrijfsplan, rekening houdend met de eventuele aanpassingen in dit plan die de Bank heeft verlangd.

Art. 7.Indien een instelling voor elektronisch geld rechtstreeks of onrechtstreeks andere werkzaamheden dan de uitgifte van elektronisch geld verricht, kan de Bank bepalen welke maatregelen die instelling moet nemen ter voorkoming van het meervoudige gebruik van elementen die voor de berekening van het eigen vermogen in aanmerking komen.

Wat meer specifiek het verlenen van kredieten in verband met betalingsdiensten betreft, indien die kredietverleningsactiviteit voldoet aan de voorwaarden van artikel 77, § 3 van de wet, ziet de Bank erop toe, overeenkomstig artikel 21, § 3, d) van de wet, dat de instelling voor elektronisch geld aan deze activiteit een eigen vermogen toewijst dat minstens gelijk is aan 8 % van het gewogen risicovolume berekend volgens de standaardmethode, overeenkomstig titel V van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Wanneer de instelling er na goedkeuring van de Bank voor kiest om het gewogen volume van de kredietrisico's niet op basis van de standaardmethode te berekenen, wordt op de risicopositiewaarde als gedefinieerd in hoofdstuk 2 van titel V van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen een risicoweging van 100 % toegepast.

Art. 8.Op basis van een evaluatie van de risicobeheersingsprocessen, de databases betreffende risico's op verliezen en het internecontrolesysteem van de instelling voor elektronisch geld, kan de Bank eisen dat de instelling een eigen vermogen aanhoudt dat tot 20 % hoger is dan het in artikel 5 bepaalde eigenvermogensvereiste, of de instelling voor elektronisch geld toestaan een eigen vermogen aan te houden dat tot 20 % lager is dan het in artikel 5 bepaalde eigenvermogensvereiste.

Art. 9.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 5 tot 8 van dit reglement, beoordeelt de Bank de solvabiliteit van de instelling voor elektronisch geld rekening houdend met al haar werkzaamheden, in het kader van haar opdracht als prudentiële toezichthouder als bedoeld in artikel 77, § 1, tweede lid van de wet.

Wat meer specifiek de kredietverleningsactiviteit betreft die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 77, § 3 van de wet, beoordeelt de Bank de solvabiliteit op grond van de bepalingen van titel V van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen. Afdeling 3. - Belegging van de geldmiddelen die in ruil voor het

uitgegeven elektronisch geld worden ontvangen

Art. 10.Voor de toepassing van artikel 78, § 1, b), (ii) van de wet, zijn veilige activa met een lage risicograad activa die behoren tot een van de categorieën die opgenomen zijn in de tabel van artikel IX.25 van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen en waarvoor het eigenvermogensvereiste voor het specifieke risico niet hoger ligt dan 1,60 %, terwijl andere in aanmerking komende activa, als gedefinieerd in artikel IX. 26 van het genoemde reglement, worden uitgesloten.

Deelnemingsrechten in een instelling voor collectieve belegging in effecten die enkel belegt in activa als bedoeld in het eerste lid, zijn ook veilige activa met een lage risicograad.

In uitzonderlijke omstandigheden en mits dit gerechtvaardigd wordt, kan de Bank, op basis van een evaluatie van de veiligheid, de looptijd, de waarde of andere risicofactoren van de activa als bedoeld in het eerste en tweede lid, bepalen welke van de activa geen veilige activa met een lage risicograad zijn voor de toepassing van artikel 78, § 1, b), (ii) van de wet. Afdeling 4. - Overige bepalingen

Art. 11.In artikel I.1. van het reglement van 15 november 2011 van de Nationale Bank van België op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen wordt het derde lid opgeheven.

Art. 12.In artikel II.1, § 5, 1°, eerste lid van het reglement van 15 november 2011 van de Nationale Bank van België op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen worden de woorden "vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen" vervangen door de woorden "vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, betalingsinstellingen, instellingen voor elektronisch geld".

Art. 13.In artikel 5 van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 19 januari 2010 op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de verwijzing naar artikel II.2 van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen geschrapt. 2° het tweede en het derde lid worden vervangen als volgt : "Indien een betalingsinstelling rechtstreeks of onrechtstreeks andere werkzaamheden verricht dan die vermeld in bijlage I van de wet, kan de Bank bepalen welke maatregelen die instelling moet nemen ter voorkoming van het meervoudige gebruik van elementen die voor de berekening van het eigen vermogen in aanmerking komen. Wat meer specifiek het verlenen van kredieten in verband met betalingsdiensten betreft, indien die kredietverleningsactiviteit voldoet aan de voorwaarden van artikel 21, § 3 van de wet, ziet de Bank erop toe, overeenkomstig artikel 21, § 3, d) van de wet, dat de betalingsinstelling aan deze activiteit een eigen vermogen toewijst dat minstens gelijk is aan 8 % van het gewogen risicovolume berekend volgens de standaardmethode, overeenkomstig titel V van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Wanneer de instelling er na goedkeuring van de Bank voor kiest om het gewogen volume van de kredietrisico's niet op basis van de standaardmethode te berekenen, wordt op de risicopositiewaarde als gedefinieerd in hoofdstuk 2 van titel V van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen een risicoweging van 100 % toegepast". 3° in het vierde lid wordt de verwijzing naar artikel II.5 van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen geschrapt.

Art. 14.In hetzelfde reglement wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidende :

Art. 15.1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 7 van dit reglement, beoordeelt de Bank de solvabiliteit van de betalingsinstelling rekening houdend met al haar werkzaamheden, in het kader van haar opdracht als prudentiële toezichthouder als bedoeld in artikel 21, § 1, tweede lid van de wet.

Wat meer specifiek de kredietverleningsactiviteit betreft die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 21, § 3 van de wet, beoordeelt de Bank de solvabiliteit op grond van de bepalingen van titel V van het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Art. 16.Dit reglement treedt in werking op de datum van bekendmaking van het koninklijk besluit tot goedkeuring ervan.

Brussel, 18 juni 2013.

De Gouverneur, Luc Coene Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 19 september 2013 tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 18 juni 2013 op het eigen vermogen van de instellingen voor elektronisch geld en de belegging van de geldmiddelen die in ruil voor het uitgegeven elektronisch geld worden ontvangen.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS

^