Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 november 2001
gepubliceerd op 19 december 2001

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 240 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001147
pub.
19/12/2001
prom.
19/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/19/2001001147/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 240 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 240, tweede lid;

Gelet op het protocol nr. 37 van 2 februari 2001 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het protocol nr. 2001/02 van 26 maart 2001 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies van de adviesraad van burgemeesters, gegeven op 28 mei 2001;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° de brigadecommissaris : de titularis van het ambt bedoeld in artikel 240 van de wet.

Art. 2.De brigadecommissaris kan zich rechtsgeldig kandidaat stellen voor iedere betrekking die overeenkomstig deel VI, titel II, hoofdstuk II of deel VII, titel III RPPol respectievelijk bij mobiliteit of mandaat toegankelijk is voor een commissaris van politie die geen houder is van het directiebrevet.

Art. 3.De procedure voor kandidaatstelling door een brigadecommissaris voor een bij mobiliteit te begeven betrekking geschiedt overeenkomstig deel VI, titel II, hoofdstuk II RPPol met dien verstande dat : 1° de artikelen VI.II.10, eerste lid, 1° tot en met 3° en VI.II.13, 4°, RPPol niet van toepassing zijn; 2° de in artikel VI.II.13, 2°, RPPol bedoelde mobiliteitsfiche door de gouverneur, indien nodig, kan worden aangepast aan de specifieke noden van het statuut van brigadecommissaris; 3° de in artikel VI.II.18 RPPol bedoelde oproep tot kandidaatstelling voor de vacatures die toegankelijk zijn voor brigadecommissarissen, ambtshalve wordt meegedeeld aan de gouverneur; 4° onder de in artikel VI.II.19, § 1, tweede lid, 2° en § 2, RPPol bedoelde hiërarchische meerdere, de gouverneur wordt verstaan; 5° onder het in artikel VI.II.21, eerste lid, 3°, RPPol bedoelde advies, het advies van de gouverneur wordt verstaan; 6° indien de dienstbehoeften zulks vereisen, de gouverneur in wiens diensten de brigadecommissaris die voor een bij mobiliteit te begeven betrekking wordt aangewezen, zijn betrekking uitoefent, kan beslissen dat de inplaatsstelling in de bij mobiliteit te begeven betrekking wordt uitgesteld tot op de datum dat in zijn vervanging is voorzien door een verbindingsambtenaar bedoeld in artikel 134 van de provinciewet, zonder dat deze termijn zes maanden, te rekenen vanaf de bekendmaking van de beslissing tot aanwijzing overeenkomstig VI.II.24 RPPol mag overschrijden.

Art. 4.De procedure voor kandidaatstelling door een brigadecommissaris voor een bij mandaat te begeven betrekking geschiedt overeenkomstig deel VII, titel III RPPol met dien verstande dat : 1° artikel VII.III.20, eerste lid, 1°, 2° en 6°, RPPol niet van toepassing is; 2° onder een zware tuchtstraf, als bedoeld in artikel 283, 2°, van de nieuwe gemeentewet en die niet is doorgehaald, wordt verstaan een zware tuchtstraf als bedoeld in artikel VII.III.20, eerste lid, 4°, RPPol; 3° de in artikel VII.III.36 RPPol bedoelde oproep tot kandidaatstelling voor de mandaten van de categorieën 1 en 2, ambtshalve wordt meegedeeld aan de gouverneur.

Art. 5.De in de artikelen 3, 3°, en 4, 3°, bedoelde oproep tot kandidaatstelling wordt door de gouverneur meegedeeld aan de brigadecommissarissen van zijn provincie.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^