Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 maart 2003
gepubliceerd op 31 maart 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012137
pub.
31/03/2003
prom.
19/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/19/2003012137/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het probleem van de gelijkheid van vrouwen en mannen is in de loop der jaren voor alle democratieën een uiterst belangrijke uitdaging geworden.

Sedert 1985 voert België een specifiek beleid om deze gelijkheid te bevorderen voor alle mannen en vrouwen van het land.

Sedert 2002 werd dit basisprincipe nadrukkelijk gewaarborgd in de Grondwet van ons land.

De doelstelling van de regering is het bestrijden van alle vormen van discriminatie. De goedkeuring van een wet ter bestrijding van de discriminatie die de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding wijzigt, strekt tot het aanbieden van instrumenten om de strijd aan te gaan tegen alle vormen van discriminatie, met inbegrip van die welke op het geslacht gebaseerd zijn.

Wegens de specificiteit van de seksuele discriminatie, onder meer omdat de vrouwen geen minderheid zijn, maar de helft van de bevolking uitmaken, wenste de wetgever echter de behandeling van discriminaties welke op het geslacht gebaseerd zijn aan een gespecialiseerde instelling toe te vertrouwen.

De wet van 16 december 2002, houdende de oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen beantwoordt aan deze doelstelling.

Dit Instituut, dat het statuut heeft van een openbare instelling van categorie B, zal het waken over het respecteren van de gelijkheid van vrouwen en mannen, het bestrijden van elke vorm van discriminatie en ongelijkheid die op het geslacht gebaseerd zijn en het ontwikkelen van instrumenten en strategieën die gebaseerd zijn op een integrale benadering van de genderdimensie als algemene opdracht hebben.

Om deze opdracht tot een goed einde te brengen, voorziet de wet dat de samenstelling en de bevoegdheden van de directie en van de raad van bestuur van het Instituut, evenals het statuut van het personeel van het Instituut, vastgelegd worden bij koninklijk besluit.

Dit is de doelstelling van dit ontwerp.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 vestigt de zetel van het Instituut in het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad.

Artikel 2 bepaalt de samenstelling van de beheersorganen van het Instituut, te weten een raad van bestuur en een directie.

Artikel 3 bepaalt de bevoegdheid van de raad van bestuur. De rol van de raad van bestuur bestaat voornamelijk uit het zich uitspreken over de belangrijke strategische oriënteringen van het Instituut en over de belangrijke opties in verband met het beheer, onder meer over de vragen met betrekking tot het personeel.

De raad kan bepaalde bevoegdheden delegeren naar de directie. Hierbij denkt men meer in het bijzonder aan delegaties op het vlak van het human resources beheer of van het financiële beheer, waardoor de directie de mogelijkheid heeft om het Instituut dagelijks te beheren op de meest soepele en meest efficiënte manier.

Artikel 4 voorziet dat de raad van bestuur een huishoudelijk reglement aanvaardt. Dit reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde Minister en met een koninklijk besluit goedgekeurd.

Artikel 5 bepaalt de voorwaarden waardoor de beslissingen van de raad van beheer geldig zullen zijn.

Artikel 6 legt het aantal leden van de raad van bestuur vast. Het gaat over 14 leden met stemrecht, voor wie de taalpariteit voorzien is. Er zullen ook drie supplementaire leden met alleen raadgevende stem zetelen. Het gaat om de vertegenwoordigers van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, van de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen en van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Het is inderdaad primordiaal om overleg te voorzien met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding dat in de toekomst zal geroepen worden om alle klachten over discriminatie te onderzoeken, met uitzondering van die welke op het geslacht gebaseerd zijn. Dit overleg zal bijzonder noodzakelijk zijn bij gevallen van dubbele discriminatie, tegelijk gebaseerd op het geslacht en op andere motieven. Coördinatie en overeenstemming zullen ook moeten doorgaan bij andere dossiers, waarbij men zowel kan denken aan het bestrijden van de mensenhandel of aan sensibilisatieacties op het vlak van het bestrijden van alle vormen van discriminatie over het algemeen.

Het Instituut kan, tijdens het uitvoeren van haar opdracht, geroepen worden om het advies te vragen van de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, omdat dit een adviesorgaan is dat de burgermaatschappij en de sociale partners vertegenwoordigt. Het Instituut moet eveneens het secretariaat verzorgen van de voornoemde Raad die bij haar zal geplaatst worden. Op dit vlak lijkt het consulteren van de Raad over het strategisch beleid dat het Instituut toepast wenselijk.

Omdat de dotatie van het Instituut ingeschreven staat in het budget van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, is het behouden van een band met dit departement wenselijk. Het beleid van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen werd inderdaad reeds in het midden van de zeventiger jaren binnen het departement Werkgelegenheid ontwikkeld.

Het Instituut is vanaf nu het bevoegde organisme voor deze materie, maar de banden moeten behouden blijven, zowel voor de dossiers met betrekking tot de tewerkstelling van vrouwen als voor de « gender mainstreaming », zowel binnen het Europees Werkgelegenheidsbeleid als op functioneel vlak. Het zal inderdaad mogelijk zijn dat het Instituut samenwerkingsovereenkomsten sluit met de FOD om te kunnen genieten van de diverse logistieke diensten, waarvan de ambtenaren die overkomen van de FOD van de Directie van de gelijke kansen konden genieten (men denkt hier meer in het bijzonder aan gedeelde diensten op het vlak van de nieuwe informatietechnologieën, personeelsbeheer, toegang tot kinderdagverblijf of het restaurant, enz.).

Artikel 7 stelt het profiel vast van de personen die in de raad van bestuur zullen zetelen. De leden van de raad van bestuur zullen gekozen worden in functie van hun ervaring, hun competentie, hun onafhankelijkheid en hun morele autoriteit.

De artikelen 8, 9, 10 en 11 leggen de nadere regels vast voor de benoeming van de leden van de raad van bestuur. Deze leden worden benoemd voor een termijn van zes jaar. Om een hernieuwing van de leden en van de ideeën toe te laten, werd voorzien dat elk mandaat slechts één keer kan verlengd worden. Elk effectief lid zal de mogelijkheid hebben om zich bij afwezigheid te laten vervangen. Aan het hoofd van de raad van bestuur zal men een voorzitter(ster) en een vice-voorzitter(ster), elk van een andere taalrol, vinden. Bij de keuze van de leden van de raad van bestuur zal men waken over het waarborgen van de aanwezigheid van beide geslachten en over de diversiteit (leeftijd, politieke en filosofische overtuigingen, seksuele geaardheid, etnische en sociale origine).

De artikelen 12 en 16 regelen de vraag over de onverenigbaarheid en artikel 13 de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur.

Artikel 14 voorziet dat het Instituut gemeenschappelijk zal geleid worden door een directeur(trice) en een adjunct-directeur(trice). Deze twee personen zullen elk van een andere taalrol zijn en hun opdracht in goede verstandhouding uitvoeren.

Artikel 15 bepaalt dat de nadere regels voor de aanwijzing en de uitoefening van de directiefuncties geregeld worden bij koninklijk besluit.

De artikelen 17 en 18 leggen de taken die toegewezen worden aan de directie vast. Bij deze taken hoort de verplichting om aan de raad van bestuur verslag uit te brengen over de behandeling van aanwijzingen of klachten op het vlak van discriminatie.

De artikelen 19, 20 en 21 regelen het statuut van het personeel van het Instituut. Het Instituut behoort tot de federale overheid en het statuut van het personeel van de instellingen van openbaar nut is van toepassing op het personeel van het Instituut.

Artikel 22 voorziet de inschrijving van de dotatie van het Instituut bij sectie 23 van de algemene uitgavenbegroting.

Artikel 23 legt de inwerkingtreding van de wet vast op de dag van waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, J. VAN DE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

19 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

Gelet op de wet van 16 december 2002 houdende de oprichting van een Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, inzonderheid op artikel 9;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, gegeven op 24 januari 2003;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 29 januari 2003 van het comité van sector XI « Tewerkstelling en Arbeid »;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid wegens de nakende publicatie van de wet ter bestrijding van de discriminatie die de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding wijzigt;

Gelet op het feit dat op deze basis het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding klachten zal kunnen ontvangen en onderzoeken die betrekking hebben op discriminerende feiten op basis van de motieven bedoeld door de wet, met uitzondering van discriminaties die gebaseerd zijn op het geslacht;

Overwegende dat het Centrum reeds geconfronteerd wordt met discriminaties op basis van het geslacht, waarvoor het niet bevoegd is;

Overwegende dat het aan het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen toekomt om dit soort klachten te ontvangen en te onderzoeken;

Overwegende dat het nodige moet gedaan worden om het Instituut en het Centrum in staat te stellen om allebei hun opdrachten uit te voeren, omdat anders de kans bestaat dat er verschillen ontstaan in het behandelen van de klachten naargelang het motief van de discriminatie;

Overwegende dat de wet houdende de oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen de overgang voorziet van het personeel van de Directie van de gelijke kansen van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg;

Overwegende dat het dus belangrijk is dat de oprichting van het Instituut ingeschreven wordt op de algemene kalender van de hervorming van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg, die nu bezig is;

Op voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke Kansenbeleid en het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Over de zetel van het Instituut

Artikel 1.Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, hierna « het Instituut » genoemd, heeft zijn zetel in het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad. HOOFDSTUK II - Over de structuur van het Instituut

Art. 2.Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen is samengesteld uit : - een raad van bestuur; - een directie. HOOFDSTUK III. - Over de bestuursorganen van het Instituut Sectie 1 - Over de raad van bestuur

Art. 3.§ 1. Het Instituut beschikt over een raad van bestuur belast met het bepalen van het algemeen beleid van het Instituut op voorstel van de directie. § 2. De raad van bestuur is meer in het bijzonder bevoegd om : 1° zich uit te spreken over vragen in verband met het beheer van het Instituut;2° advies te geven over elke vraag in verband met de statutaire opdrachten van het Instituut, hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de bevoegde Minister, hetzij op vraag van de directie;3° de grote strategische beleidsoriëntaties van het Instituut te definiëren;4° de personeelsbehoeften van het Instituut te bepalen binnen de beperkingen van de beschikbare kredieten en het personeelsplanproject voor te leggen aan de bevoegde Minister;5° elke beslissing te nemen met betrekking tot de benoemingen, bevorderingen en aanwervingen van het personeel, met uitzondering van de directie;6° Elk jaar aan de bevoegde Minister een omstandig verslag over de uitvoering van de opdrachten van het Instituut te overhandigen. § 3. De raad van bestuur kan bepaalde bevoegdheden delegeren aan de directie. Deze delegaties kunnen op elk moment door de raad van bestuur ingetrokken worden. § 4. In dringende gevallen kan de directie elke maatregel nemen die noodzakelijk blijkt te zijn binnen het kader van de opdrachten en van de werking van het Instituut en dit volgens de modaliteiten vastgesteld door de wet van 16 december 2002 houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

Art. 4.De raad van bestuur legt binnen de drie maanden na zijn aanstelling een huishoudelijk reglement voor aan de Minister. Dit reglement wordt door Ons goedgekeurd.

Art. 5.De beraadslagingen en de uitgebrachte stemmen van de raad van bestuur zijn alleen geldig indien de meerderheid van de leden aanwezig is.

De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de stemmen uitgebracht door de aanwezige of vertegenwoordigde leden.

De onthoudingen en de blanco stemmen worden niet beschouwd als zijnde uitgebrachte stemmen.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter(voorzitster) of van de vice-voorzitter(voorzitster) die hem of haar vervangt doorslaggevend.

Indien de raad van bestuur het quorum niet bereikt zal een nieuwe vergadering, bijeen te roepen binnen de maand, geldig kunnen beraadslagen en stemmen over hetzelfde onderwerp en dit ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 6.§ 1. De raad van bestuur is samengesteld uit 14 stemgerechtigde leden en 3 leden met raadgevende stem. § 2. Onder de stemgerechtigde leden wordt de raad van bestuur samengesteld uit : - 7 Franstalige leden - 7 Nederlandstalige leden § 3. Onder de leden met raadgevende stem telt men : - de voorzitter(ster) van het directiecomité van de FOD Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg of zijn(haar) vertegenwoordiger(ster) - de directeur(trice) van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding of zijn(haar) vertegenwoordiger(ster) - de voorzitter(ster) van de Raad van de Gelijke kansen voor mannen en vrouwen of zijn(haar) vertegenwoordiger(ster). § 4. De leden met raadgevende stem zijn van ambtswege ontlast van hun mandaat binnen de raad van bestuur van het Instituut, wanneer zij de kwaliteit op basis waarvan zij gekozen werden verliezen.

Art. 7.De leden van de raad van bestuur worden gekozen op basis van hun ervaring, hun competentie, hun onafhankelijkheid en hun morele autoriteit.

Art. 8.De leden van de raad van bestuur worden door Ons benoemd, via een besluit genomen na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de bevoegde Minister.

Deze waakt erover dat de aanwezigheid verzekerd is van mannen en vrouwen in de raad van bestuur, met de wil om te streven naar een evenwicht van de geslachten.

Art. 9.De voorzitter(ster) en de vice-voorzitter(ster) van de raad van bestuur, die tot een verschillende taalrol behoren, worden door Ons benoemd binnen de raad van bestuur, via een besluit genomen na overleg in de Ministerraad.

Art. 10.De voorzitter(ster), de vice-voorzitter(ster) en de leden van de raad van bestuur worden benoemd voor zes jaar. Hun mandaat is éénmaal hernieuwbaar.

Art. 11.§ 1. Elk effectief lid heeft een vervanger(ster) die hem(haar) bij afwezigheid vervangt. § 2. De plaatsvervangende leden worden door Ons benoemd, via een besluit genomen na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de bevoegde Minister.

Hij/zij waakt erover dat de aanwezigheid verzekerd is van mannen en vrouwen in de raad van bestuur, met de wil om te streven naar een evenwicht van de geslachten. § 3. Wanneer een effectief lid om eender welke reden zijn of haar mandaat niet kan afwerken, wordt het lid die hem(haar) vervangt effectief lid en wordt er een nieuw plaatsvervangend lid benoemd voor de resterende duur van het mandaat. § 4. Bij de eerste benoeming van de plaatsvervangende leden worden deze benoemd voor de resterende duur van het mandaat van de effectieve leden.

Art. 12.Het mandaat van de effectieve stemgerechtigde of plaatsvervangende leden van de raad van bestuur, evenals dat van de directie, is niet verenigbaar met : - het mandaat als lid van een van de Federale Kamers of van de Raad van een Gemeenschap of een Gewest; - het mandaat als lid van de Federale Regering, van een Regering van een Gemeenschap of een Gewest en, voor wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, met het mandaat van gewestelijk staatssecretaris; - het mandaat als lid van de Raad van gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

Art. 13.Het bedrag van het presentiegeld en van de onkosten voor de voorzitter/ster, vice-voorzitter/ster en van de effectieve en plaatsvervangende leden van de raad van bestuur worden vastgelegd door Ons, op voorstel van de bevoegde Minister.

Sectie 2 - Over de directie

Art. 14.Binnen het Instituut wordt een directie opgericht bestaande uit : - Een directeur/directrice; - Een adjunct-directeur/directrice.

Art. 15.De modaliteiten voor toewijzing, uitoefening, evaluatie, einde en hernieuwing van de directiefuncties door Ons vastgelegd worden.

Art. 16.De directiefuncties evenals de hoedanigheid als lid van het personeel is onverenigbaar met : - het mandaat van effectief of plaatsvervangend lid van de raad van bestuur; - het mandaat als lid van de Raad van gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

Art. 17.§ 1. De directie is belast met het uitvoeren van de beslissingen van de raad van bestuur. Waarvan zij het secretariaat verzekert. § 2. Zij brengt minimaal tweemaal per jaar verslag uit aan de raad van bestuur over de toepassing van het algemene beleid van het Instituut en over de behandeling die voorbehouden werd bij aanwijzingen van discriminaties op basis van het geslacht. § 3. Zij verzekert het dagelijks bestuur van het Instituut. Zij leidt het personeel en organiseert de activiteit van de diensten. Zij kan alle contracten afsluiten, alle uitgaven en ontvangsten doen, de maatregelen nemen die nuttig zijn voor het uitvoeren van de taken van het Instituut en binnen het kader van de begroting alle noodzakelijke administratieve uitgaven verrichten binnen de grenzen en volgens de nadere regels vastgelegd door de raad van bestuur.

Art. 18.De directie neemt met raadgevende stem deel aan de beraadslagingen van de raad van bestuur. Zij vervult de functies van verslaggever bij de vergaderingen van de raad van bestuur. HOOFDSTUK IV. - Over het personeel van het Instituut

Art. 19.De bepalingen van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut en van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende het geldelijk statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut van toepassing op het personeel van het Instituut.

Art. 20.Bij artikel 1, 2° van het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten worden de volgende woorden toegevoegd : « Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ».

Art. 21.Bij artikel 1, 2° van het koninklijk besluit van 19 oktober 1999 dat een toelage toestaat aan de leden van het personeel belast met het ontwikkelen van projecten binnen sommige instellingen van openbaar nut worden de volgende woorden toegevoegd : « Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ». HOOFDSTUK V. - Over de boekhouding en de financiën van het Instituut.

Art. 22.De jaarlijkse subsidie toegestaan aan het Instituut is ingeschreven op de algemene uitgavenbegroting - sectie 23 - van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 23.De wet van 16 december 2002 houdende de oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 25.Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Werkgelegenheid en van Gelijke Kansenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, J. VAN DE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DE BOSSCHE

^