gepubliceerd op 23 oktober 2015
Koninklijk besluit tot vaststelling van een kader voor het bepalen van de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd
18 SEPTEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot vaststelling van een kader voor het bepalen van de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit volgt op een verzoek van de regionale operatoren voor de waterzuivering en werd ook voorbereid met de vertegenwoordigers van de fabrikanten van de betrokken producten.
Het besluit heeft als doel een kader te scheppen voor een evolutie in het consumentengedrag in het licht van nieuwe producten. Het besluit legt vast dat producten die zijn bestemd om via de leidingen te worden afgevoerd biologisch afbreekbaar moeten zijn en dat soortgelijke producten een etiket moeten dragen zodat de consument de producten kan onderscheiden. Op het ogenblik is dit nog niet het geval.
De essentiële motivering is de kostprijs in verband met de verwerking van dit soort afvalstoffen wanneer ze niet op de passende wijze worden afgevoerd. Het is bovendien de bedoeling om bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen van de kaderrichtlijn water en de Europese strategie voor het mariene milieu.
Het respecteren van de voorwaarden bij het op de markt brengen van producenten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd, wordt aangetoond door de testen voorzien in bijlage II. Het is mogelijk om één enkel dossier te presenteren voor een geheel van producten, op basis van specifieke rechtvaardiging.
Iedere verantwoordelijke voor het op de markt brengen in de zin van artikel 2, 3° van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers moet toezien op de conformiteit van deze producten. Dit wordt aangetoond door het creëren van een dossier die resultaten bevat van testen voorzien door bijlage II en alle andere relevante elementen.
Dit dossier moet aan de bevoegde dienst voorgelegd worden voor controle op eenvoudige vraag. Dit dossier kan bijvoorbeeld elektronisch beschikbaar zijn op het internet en onmiddellijk afgedrukt worden op eenvoudig verzoek.
De normatieve basis van de testmethodes is op vandaag onvoldoende, het grootste deel van de testmethoden in dit besluit is afgeleid van deze ontwikkeld door de bedrijven. Omdat één van de tests maar wordt uitgevoerd door slechts één enkel geaccrediteerde laboratorium in Europa, is de in werking treding uitgesteld tot 2019.
In de tussentijd zal de bevoegde dienst samenwerken met de normalisatie-instituten om een solide testnorm te ontwikkelen. De administratie zal voor 2020 een evaluatie van de huidige bepalingen uitvoeren en afhankelijk van de ontwikkelingen zal overwogen worden de bijlagen bij dit besluit aan te passen.
Wat betreft de testmethodes van de OESO, zij zullen hernomen worden in het Frans en vertaalt in het Nederlands op de website www.health.fgov.be.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM
Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 57.600/1 van 23 juni 2015 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT VASTSTELLING VAN EEN KADER VOOR HET BEPALEN VAN DE VEREISTEN INZAKE BIOLOGISCHE AFBREEKBAARHEID EN DESINTEGREERBAARHEID VAN PRODUCTEN DIE ONTWIKKELD ZIJN OM VIA HET TOILET TE WORDEN AFGEVOERD' Op 29 mei 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van een kader voor het bepalen van de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 11 juni 2015.
De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, Marc RIGAUX en Michel TISON, assessoren, en Marleen VERSCHRAEGHEN, toegevoegd griffier.
Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wouter PAS, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 23 juni 2015.
Strekking en rechtsgrond 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de vereisten te bepalen voor de producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd. 2.1. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door artikel 5, § 1, eerste lid, van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten `betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers'. Krachtens dat lid kan de Koning, teneinde het leefmilieu, de volksgezondheid of de werknemers te beschermen en duurzame productie- en consumptiepatronen te bevorderen, maatregelen nemen om 1° het op de markt brengen van een product te regelen, op te schorten of te verbieden; 3° de eigenschappen, samenstelling, verpakking, presentatie en conditionering van een product met het oog op het op de markt brengen ervan, te reglementeren en de wijze te bepalen waarop bewezen of te kennen moet worden gegeven dat aan deze regels voldaan wordt; 5° de criteria te bepalen voor de analyse, het testen en de studie van een product of productgroep en zijn levenscyclus met het oog op het bepalen van de duurzaamheid en van de potentiële gevaren of risico's van het op de markt brengen ervan voor de volksgezondheid of het leefmilieu en de analyses, de testen of de studies volgens deze modaliteiten op te leggen; 10° specifieke regels te bepalen inzake het etiketteren van een product of productgroep.
In de aanhef van het ontwerp wordt ook verwezen naar punt 6°, van artikel 5, § 1, eerste lid, van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten. Deze bepaling biedt als dusdanig geen rechtsgrond aan het ontwerp. De verwijzing ernaar in het eerste lid van de aanhef dient te worden weggelaten. 2.2. Artikel 9 van het ontwerp regelt de accreditatie van de laboratoria die met de ontleding van de proefmonsters kunnen worden belast. Deze bepaling vindt rechtsgrond in artikel 15, § 3, van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten, dat de Koning machtigt tot het bepalen van onder meer de voorwaarden van erkenning van de laboratoria voor het uitvoeren van de daar bedoelde analyses.
Onderzoek van de tekst Aanhef 3. Gelet op hetgeen sub 2 over de rechtsgrond werd opgemerkt moet in het eerste lid van de aanhef de verwijzing naar artikel 5, § 1, eerste lid, 10°, van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten worden toegevoegd, alsook de verwijzing naar artikel 15, § 3, van deze wet, en moet de verwijzing naar artikel 5, § 1, eerste lid, 6°, van deze wet worden geschrapt.4. Aangezien het ontwerp ook rechtsgrond vindt in artikel 15, § 3, van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten, moet het ontwerp gezamenlijk worden voorgedragen door de ministers die bevoegd zijn voor het Leefmilieu, de Volksgezondheid en de Economische Zaken. Artikelen 3 en 4 5. Het verdient aanbeveling een inleidende zin aan de artikelen 3 en 4 van het ontwerp toe te voegen waaruit blijkt dat eigenschappen worden vastgelegd die de producten moeten hebben om op de markt te kunnen worden gebracht.Dit kan bijvoorbeeld met de volgende inleidende zin : "Om in de handel te worden gebracht, voldoen de producten ...".
Artikel 9 6. Artikel 9 van het ontwerp verwijst naar de technische norm NBN EN ISO/CEI 17025.Aldus wordt gerefereerd aan een technische norm die niet overeenkomstig artikel 190 van de Grondwet is bekendgemaakt en die derhalve in beginsel niet tegenwerpbaar is aan iedereen. Mede gelet op de bijzondere aard en de techniciteit van de betrokken aangelegenheid, kan deze regeling door verwijzing in dit geval in beginsel worden aanvaard, voor zover de kenbaarheid van deze normen is gewaarborgd (hetgeen onder meer de beschikbaarheid van een Nederlandse en Franse tekst van de betrokken normen inhoudt) en bovendien op een rechtszekere wijze kan worden vastgesteld welke versie ervan op een bepaald ogenblik van toepassing is.
Bijlage 2 7. In bijlage 2 bij het ontwerp wordt onder `Criterium I' - `Pomptest' verwezen naar de "ITT Flygt-pomp, model C-3085.183". Het ontwerp moet worden aangevuld om mogelijk te maken dat ook een gelijkwaardige pomp voor de proefopstelling in aanmerking kan worden genomen. 8. In dezelfde bijlage bij het ontwerp wordt onder `Criterium II' verwezen naar de testmethoden OESO 301b en OESO 311.Een Engelse en Franse versie van deze internationale technische normen zijn gratis te consulteren op de webpagina's van de OESO. Aldus wordt gerefereerd aan een technische norm die niet overeenkomstig artikel 190 van de Grondwet is bekendgemaakt en die derhalve in beginsel niet tegenwerpbaar is aan iedereen. Mede gelet op de bijzondere aard en de techniciteit van de betrokken aangelegenheid, kan deze regeling door verwijzing in dit geval in beginsel worden aanvaard, voor zover de kenbaarheid van deze normen is gewaarborgd (hetgeen onder meer de beschikbaarheid van een Nederlandse tekst van de betrokken normen inhoudt) en bovendien op een rechtszekere wijze kan worden vastgesteld welke versie ervan op een bepaald ogenblik van toepassing is.
De griffier, M. Verschraeghen.
De voorzitter, M. Van Damme.
18 SEPTEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot vaststelling van een kader voor het bepalen van de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, 3°, 5° en 10°, gewijzigd bij de wet van 27 juli 2011 en 25 april 2014 en artikel 15, § 3;
Gelet op het feit dat is voldaan aan de vormvoorschriften vervat in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad gegeven op 1 oktober 2014;
Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven gegeven op 15 oktober 2014;
Gelet op het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling gegeven op 17 oktober 2014;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 februari 2015;
Gelet op advies 57.600/1 van de Raad van State, gegeven op 23 juni 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende de Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid;
Overwegende het OSPAR-Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;
Op voordracht van de Minister van Economie, de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit bepaalt de eigenschappen van de producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd, teneinde de systemen voor de opvang, het transport en de behandeling van huishoudelijk en stedelijk afvalwater alsook het milieu te beschermen. HOOFDSTUK II. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° desintegratie : het proces waarbij een product verzwakt, zijn integriteit verliest en in kleinere deeltjes uiteenvalt.Desintegratie wordt operationeel gedefinieerd door het verlies aan massa van het product te meten of de massa van het product te ramen die door een zeef gaat na blootstelling aan specifieke omgevingsomstandigheden. Die desintegratie kan het resultaat zijn van de oplossing van oplosbare bestanddelen, van de chemische, fysische of biologische afbraak van bestanddelen van het product, van de fysische afbraak, of van een combinatie van deze processen; 2° desintegreerbaarheid : vermogen tot desintegratie;3° bevoegde dienst : de statutaire of contractuele personeelsleden bedoeld in artikel 15, § 1, eerste lid, van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers. HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen
Art. 3.Om op de markt te worden gebracht, voldoen de producten, of delen van producten, die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd, aan de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° de producten, of delen van producten, zijn bestemd om urine, fecaliën of andere lichaamsvochten weg te nemen;2° de producten, of delen van producten, verstoren noch de systemen voor de opvang en het transport van huishoudelijk of stedelijk afvalwater, noch de systemen om dit water te zuiveren;3° de producten, of delen van producten, mogen geen vezels bevatten die niet biologisch afbreekbaar zijn. Het is verboden om verpakkingen of accessoires op de markt te brengen die bestemd zijn om via het toilet te worden afgevoerd tenzij deze integraal deel uitmaken van het product, dezelfde functie vervullen en voldoen aan de in het eerste lid bepaalde voorwaarden.
Art. 4.Om op de markt te worden gebracht, voldoen de producten bedoeld in bijlage 1 die niet bestemd zijn om via het toilet te worden afgevoerd, aan de volgende twee cumulatieve voorwaarden : 1° de enige toegelaten vermelding met bettrekking tot het weggooien door de toiletten die toegelaten is op de verpakking, is : "Niet in het toilet gooien".Deze vermelding is horizontaal leesbaar wanneer de verpakking op normale wijze neergezet wordt en het is duidelijk en onuitwisbaar vermeld. Deze vermelding steekt duidelijk af tegen de achtergrond, is voldoende groot en de spatiëring is zo gekozen dat zij gemakkelijk leesbaar is. 2° het in bijlage 3 bepaalde logo is aangebracht op de verpakking. De producten die op de markt gebracht worden om buiten de huiselijke kring, met specifieke producten en door gespecialiseerd personeel te gebruiken, zijn niet gehouden door de voorwaarde van het eerste lid, 2°.
Art. 5.De voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 2° et 3° worden gecontroleerd aan de hand van criteria die omschreven staan in bijlage 2.
Als er een geharmoniseerde technische specificatie bestaat voor een product bedoeld in bijlage 1 en als die technische specificatie de eigenschappen bedoeld in de vereisten van bijlage 2 omvat, verklaart de fabrikant die eigenschap conform de geharmoniseerde technische specificaties waarin voorzien is bij het op de markt brengen van het product. In dergelijk geval zijn de geharmoniseerde bepalingen van toepassing ter aanvulling van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen van marktdeelnemers
Art. 6.De verantwoordelijke voor het op de markt brengen, zorgt ervoor dat de producten die hij op de markt brengt in overeenstemming zijn met de vereisten bedoeld in artikel 3.
Voor elk producttype bedoeld in bijlage 1, stelt de verantwoordelijke voor het op de markt brengen een dossier betreffende de biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van het product op dat aantoont dat het producttype in overeenstemming is met de vereisten bedoeld in artikel 3.
Het voorhanden zijn van een dossier betreffende de biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van het product ontslaat de verantwoordelijke voor het op de markt brengen niet van zijn verantwoordelijkheid om te voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel 3.
De verantwoordelijke voor het op de markt brengen, bewaart het dossier betreffende de biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van het product minstens twee jaar nadat het product op de markt is gebracht.
De verantwoordelijke voor het op de markt brengen, verstrekt op eenvoudig verzoek van de bevoegde dienst alle nodige informatie en documentatie om aan te tonen dat het product conform de toepasselijke bepalingen van dit besluit is. Op verzoek van de bevoegde dienst verleent hij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van de door hem op de markt gebrachte producten.
Art. 7.De verantwoordelijke voor het op de markt brengen, kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen. De opstelling van het dossier betreffende de biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van het product kan geen deel uitmaken van het mandaat van de gemachtigde.
Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten : 1° hij houdt het productdossier gedurende de in artikel 6, vierde lid, bedoelde termijn ter beschikking van de bevoegde dienst;2° hij verstrekt de bevoegde dienst op diens eenvoudig verzoek het dossier betreffende de biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van het product en alle andere nodige informatie en documentatie om aan te tonen dat het product conform de vereisten van dit besluit is;3° hij verleent op verzoek van de bevoegde dienst medewerking aan maatregelen ter uitschakeling van de risico's van de producten die onder het mandaat van de gemachtigde vallen.
Art. 8.Alvorens een product op de markt wordt gebracht, zorgt de importeur of distributeur ervoor dat hij over het dossier betreffende de biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van het product beschikt.
Art. 9.Onverminderd het koninklijk besluit van 2 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/07/2014 pub. 14/08/2014 numac 2014024296 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot regeling van de uitvoering van de controles op de toepassing van de wet van 21 december 1998 betreffende productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers sluiten tot regeling van de uitvoering van de controles op de toepassing van de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, zijn de laboratoria die met de ontleding van de proefmonsters belast kunnen worden, geaccrediteerd overeenkomstig de NBN EN ISO/CEI-norm 17025. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de negende maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgische Staatsblad.
In afwijking van het vorige lid kunnen niet-conforme producten die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit op de markt zijn, nog gedurende de negen volgende maanden op de markt worden gebracht.
Art. 11.De minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor Volksgezondheid en de minister bevoegd voor Leefmilieu, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 september 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM
Bijlage 1 De beoogde productgroep is : vochtig doekje : geweven of niet-geweven artikel voor eenmalig gebruik of om weg te gooien, gewoonlijk samengesteld uit cellulose, viscose of polyester, al dan niet doordrenkt met reinigingsmiddelen, oppervlakte-actieve stoffen of cosmetische lotion.
Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 18 september 2015 tot vaststelling van een kader voor het bepalen van de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM
Bijlage 2 De producten die voldoen aan de volgende criteria zijn toegelaten : Criterium I - Desintegreerbaarheidtesten
Testmethode
Criteria
Afvoer- en drainagetest
De test simuleert een normaal toiletgebruik gedurende twee dagen voor een gezin van vier personen en wordt minstens driemaal herhaald.
Voor de niet-geweven hygiënische vochtige doekjes bestaat de test uit vijvendertig spoelingen waarbij het product in een vooraf bepaalde volgorde wordt toegevoegd. Deze volgorde bevat spoelingen met alleen water (urineren bij mannen), spoelingen met water waaraan het product en toiletpapier werden toegevoegd (urineren bij vrouwen) en spoelingen met water waaraan het product, gesimuleerde fecale materie en toiletpapier werden toegevoegd (ontlasting).
Na elke spoeling wordt beoordeeld in hoeverre het product uit de toiletpot en de sifon zijn verwijderd. Daarnaast wordt na elke spoeling bepaald waar de afgevoerde materie zich in de afvoerbuis bevindt. Op basis van die informatie kan berekend worden waar het middelpunt van de massa van al de materie in de afvoerbuis zich ten opzichte van het toilet bevindt, wat de mogelijkheid tot verstopping aangeeft.
Voor de producten die op de markt gebracht worden vanaf 1 januari 2019 : Er dient aangetoond te worden dat de voorbereiding van het proefmonster, de gesimuleerde fecale materie en de bepaling van het drooggewicht de juistheid en de nauwkeurigheid van de test garanderen.
Er is geen statistisch significante verplaatsing van het middelpunt van de massa van de resten bij gebruik van de bedoelde producten ten opzichte van een referentietest met toiletpapier dat in België op de markt is gebracht.
Snelle mechanische desintegreerbaarheid
De proefopstelling bestaat uit een oscillerende kuip met twee liter kraantjeswater of afvalwater waarin één voorwerp (bijvoorbeeld een hygiënisch vochtig doekje) gedurende drie uur wordt geïncubeerd.
Vervolgens wordt de inhoud van de kuip overgebracht naar een platte zeef met mazen van 12,5 mm. De materie die op de zeef blijft liggen, wordt gerecupereerd en geanalyseerd door middel van gravimetrie.
Deze meting wordt gebruikt om het percentage oorspronkelijke droge massa te berekenen van het voorwerp dat door de zeef werd gehaald, op basis van het verschil.
Deze test wordt met minstens zes identieke voorwerpen herhaald.
Er dient aangetoond te worden dat de voorbereiding van het proefmonster en de bepaling van het drooggewicht de juistheid en de nauwkeurigheid van de test garanderen.
Meer dan 25 % van de oorspronkelijke droge massa van een voorwerp moet door een zeef gaan met een maas van 12,5 mm en er moet aan deze voorwaarde voldaan worden voor minstens 70 % van de geteste identieke voorwerpen.
Pomptest
Individuele artikels worden in de inlaatopening van een werkende pomp gebracht terwijl het energieverbruik met intervallen van één seconde vergeleken wordt met een basislijn.
De proefopstelling bestaat uit een ITT Flygt-pomp, model C-3085.183 of ieder model met gelijkwaardige prestaties, die een debiet heeft dat overeenkomt met zijn hydraulisch rendement van 100 % (21,2 liter/seconde). De pomp haalt een stabiele snelheid en het debiet, de positie van de afsluitklep en de afstelling van de pomp worden op geen enkele wijze meer aangepast nadat het basisdebiet eenmaal is vastgelegd. De pomp wordt gedurende vijf minuten in die omstandigheden in werking gesteld zodat men een evenwichtstoestand of basislijn voor het energieverbruik kan bepalen voordat er producten worden ingebracht.
In functie van de integratie van de curves over het energieverbruik mag de gemiddelde toename van het percentage energieverbruik ten opzichte van de basislijn voor de vijf doorvoerhandelingen niet meer dan 15 % bedragen.
Bij maximum 10 % van de individuele gegevenspunten die gedurende de vijf doorvoerhandelingen geregistreerd werden, mag het energieverbruik met meer dan 10 % toenemen ten opzichte van de basislijn.
Vervolgens wordt er gedurende tien minuten om de tien seconden een artikel ingebracht, zestig voorwerpen in totaal, aan de inlaat van de pomp. Na het inbrengen van de proefmonsters blijft het systeem nog vijf extra minuten draaien. Het energieverbruik van de pomp en het debiet ervan bij de uitlaat worden constant gecontroleerd en geregistreerd.
De test bestaat uit vijf afzonderlijke doorvoerhandelingen zoals hierboven beschreven, waarbij telkens zestig artikels worden ingebracht.
Bij elk van de vijf doorvoerhandelingen wordt voor elk gegevenspunt bepaald hoeveel het percentage verbruikte energie toegenomen is ten opzichte van de basislijn. Bovendien worden de oppervlaktes onder de curves over het energieverbruik voor de basislijn en de testperiodes gedurende de doorvoerhandeling geïntegreerd en vervolgens gebruikt om het percentage van de toename van het energieverbruik ten opzichte van de basislijn te berekenen.
Voor andere producten dan hygiënische vochtige doekjes kan het noodzakelijk zijn de volgorde van toevoegen te wijzigen teneinde de specifieke gewoontes, praktijken voor die producten weer te geven.
Aerobe biologische afbreekbaarheid
Bij deze testmethode wordt de massa gemeten van een product dat overblijft in een zeef met een maas van één mm en dat gedurende veertien dagen bij een omgevingstemperatuur van een laboratorium (22 + 3 ° C) in een gemengde oplossing van actief slib geïncubeerd is. Het product wordt in een fles met inkepingen gebracht die één liter actief slib bevat. De fles wordt geschud op een roterende schudmachine om het slib te ventileren. Na veertien dagen proefneming wordt de inhoud van de fles gezeefd met een maas van één mm. De fractie die in de zeef achterblijft, wordt gerecupereerd, gedroogd en geanalyseerd door middel van gravimetrie. De mate van biologische afbreking wordt berekend op basis van de totale massa die door de zeef is gehaald.
De test wordt gevalideerd door een biologisch afbreekbare referentie (positief controlemonster) om na te gaan of het slib wel degelijk biologisch actief is. Dit materiaal moet bestaan in een vaste vorm die niet door de zeef met maaswijdte van één mm gaat, zoals gezuiverde watten voor medisch gebruik.
Er dient aangetoond te worden dat het vooraf spoelen van de geteste producten, het bepalen van het drooggewicht van de producten en de productresten, de opvang, het transport, de opslag, de voorbereiding en de beschrijving van het afvalwater en het slib alsook het zeven en het recupereren van de productresten, de juistheid en de nauwkeurigheid van de test garanderen.
Het gemiddelde percentage van de oorspronkelijke droge massa van het product dat na veertien dagen door de zeef met een maas van één mm gaat, moet meer dan 95 % bedragen.
Anaerobe biologische afbreekbaarheid
Bij deze test wordt de massa gemeten van een product dat overblijft in een zeef met een maas van één mm en dat gedurende achtentwintig dagen in vergist slib geïncubeerd is bij een temperatuur van 35 + 3 ° C. Het product wordt in een testrecipiënt van twee liter gebracht die 1,5 liter vergist slib bevat. Na achtentwintig dagen wordt de inhoud van de recipiënt gezeefd met een maas van één mm. De fractie die in de zeef achterblijft, wordt gerecupereerd, gedroogd en geanalyseerd door middel van gravimetrie. De mate van biologische afbreking wordt berekend op basis van de totale massa die door de zeef is gehaald.
De test wordt gevalideerd door een biologisch afbreekbare referentie (positief controlemonster) om na te gaan of het slib wel degelijk biologisch actief is. Dit materiaal moet bestaan in een vaste vorm die niet door de zeef met maaswijdte van één mm gaat, zoals gezuiverde watten voor medisch gebruik.
Er dient aangetoond te worden dat het vooraf spoelen van de geteste producten, het bepalen van het drooggewicht van de producten en de productresten, de opvang, het transport, de opslag, de voorbereiding en de beschrijving van het afvalwater en het slib alsook het zeven en het recupereren van de productresten, de nauwkeurigheid van de test garanderen.
Het gemiddelde percentage van de oorspronkelijke droge massa van het product dat na achtentwintig dagen door de zeef met een maas van één mm gaat, moet meer dan 95 % bedragen.
Criterium II - Biologische afbreekbaarheid Voor de vaste fractie : Voor de producten waarvan de vaste fracties niet exclusief uit cellulosevezel samengesteld zijn, voldoen de bestanddelen van de producten aan de volgende vereisten inzake biologische afbreekbaarheid, gemeten volgens de volgende testmethoden :
Biologische afbreekbaarheid
Testmethode
Criteria
aeroob
OESO 301b.
De proefmonsters van geïmpregneerde producten worden vóór de test gespoeld.
De biologische afbreekbaarheid binnen de achtentwintig dagen moet meer dan 60 % bedragen. Elke rest- of aanwezige fractie, zoals biosyntheseproducten, wordt in de restbiomassa opgenomen.
anaeroob
OESO 311.
De proefmonsters van geïmpregneerde producten worden vóór de test gespoeld.
De biologische afbreekbaarheid binnen de zesenvijftig dagen moet meer dan 70 % bedragen. Elke rest- of aanwezige fractie, zoals biosyntheseproducten, wordt in de restbiomassa opgenomen.
Voor de oppervlakte-actieve stoffen die de vaste fractie impregneren : Oppervlakte-actieve stoffen zijn onderworpen aan de beperkingen gebaseerd op de biologische afbreekbaarheid bepaald in artikel 4 van Verordening EG 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia.
Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 18 september 2015 tot vaststelling van een kader voor het bepalen van de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM
Bijlage 3
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Plaatsing : Het symbool moet opvallen en duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn op de primaire verpakking van de consumptieproducten.
Het logo mag niet verborgen worden door de verzegeling van de verpakking.
Kleur : De illustratie van het logo moet weergegeven zijn in een donker kleur op een helder achtergrond.
Grootte : Diameter ? 1,1 cm voor de primaire verpakking.
Diameter ? 2,5 cm voor de secundaire verpakking van de producten, bijvoorbeeld op de verpakking van pakketaanbiedingen of verkoopstandaarden.
Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 18 september 2015 tot vaststelling van een kader voor het bepalen van de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid en desintegreerbaarheid van producten die ontwikkeld zijn om via het toilet te worden afgevoerd.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM