Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 mei 2024
gepubliceerd op 19 juni 2024

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2024005242
pub.
19/06/2024
prom.
18/05/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, hervormt en moderniseert de tarieven van de prestaties verricht door de gerechtsdeurwaarder in burgerlijke en handelszaken. 1. Noodzaak van een aangepast regelgevend kader De tarieven van gerechtsdeurwaarders voor hun prestaties, die zij in het kader van hun openbare (monopolie)taken en gerechtelijke mandaten verlenen, worden volgens strikte regels bepaald.Dit waarborgt mee de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder, die een neutrale brugfunctie bekleedt, ten dienste van schuldenaar en schuldeiser.

Artikel 522 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de Koning het tarief vaststelt van alle akten en ambtelijke taken van de gerechtsdeurwaarders.

Voor strafzaken werd hieraan invulling gegeven door het koninklijk besluit van 23 augustus 2015 tot vaststelling van het tarief voor prestaties van gerechtsdeurwaarders in strafzaken op vordering van de gerechtelijke overheden.

Voor burgerlijke en handelszaken werd hieraan invulling gegeven door een koninklijk besluit dat dateert van meer dan 45 jaar geleden. Het betreft het koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen (hierna "koninklijk besluit van 1976").

Het ontwerp dat U thans voorgelegd wordt, is geen nieuw koninklijk besluit maar gaat uit van een grondige vereenvoudiging en een aanpassing aan de noden van de tijd van het bestaande koninklijk besluit, dat op diverse punten achterhaald is.

Tot slot, ter aanvulling van het koninklijk besluit van 1976, kan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders (hierna NKGB) een minimumtarief opleggen voor de niet door de Koning bepaalde tarieven (art. 522, § 1 Gerechtelijk Wetboek). De NKGB heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door het opstellen van het zogenaamde "paraprofessioneel" tarief in de vorm van een vademecum dat 39 artikelen telt. Het ontwerp tot wijziging dat U voorgelegd wordt, herneemt of verfijnt de actuele bepalingen van voormeld vademecum waardoor het overbodig wordt en zal verdwijnen. Alle bepalingen worden voortaan immers samengebracht in één allesomvattend koninklijk besluit van in se 15 artikelen. 2. Krijtlijnen van de voorgestelde wijzigingen van het koninklijk besluit van 1976 Het ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het bestaande koninklijk besluit van 1976 met het oog op een doorgedreven transparantie, modernisering en het sneller detecteren van niet-geoorloofde gerechtskosten, die mee de oorzaak zijn van de schuldenproblematiek. De belangrijkste pijlers van de hervorming worden hierna kort overlopen.

De gekende kritieken worden aangepakt, zoals de logische herschikking van diverse bepalingen en de vereenvoudiging van het begrippenkader (termen als "rechten", "vacaties" en "uitschotten" worden bijvoorbeeld vervangen door respectievelijk "ereloon", "vergoeding per tijdseenheid" en "uitgaven"). De verplichte vermelding van de volledige en uniforme benamingen van de verschillende diensten en prestaties in de akte of in de afrekening dragen bij tot een leesbaar tarief en vereenvoudigen de controle op de correcte toepassing ervan.

Daarnaast worden diverse aanpassingen doorgevoerd om betalen te faciliteren en goedkoper te maken. Het betreft onder meer volgende wijzigingen: - de afschaffing van de kwijtingsrechten; - de vervanging van het inningsrecht door een degressief en voorspelbaar invorderingsereloon dat de burger of onderneming, met betalingsmoeilijkheden, de mogelijkheid biedt diens betalingen te spreiden in de tijd zonder dat dit de schuld exponentieel doet stijgen.

De invoering van een eenmalige administratieve dossierkost bij opstart van een invordering verhoogt de transparantie. Het integreert de opzoekingen en vermijdt daardoor repetitieve kosten verbonden aan de consultatie van diverse databanken (rapport van het Prijzenobservatorium dd. 27 juli 2023 met betrekking tot "De marktwerking van de sector van de gerechtsdeurwaarders in België", p. 31, hierna rapport Prijzenobservatorium). Het bevordert bovendien een dossierbeheer waarbij de klemtoon verschuift van het betekenen van akten naar preventie van situaties van overmatige schuldenlast en aandacht voor het faciliteren van oplossingen (zie ook het verslag aan de minister van Justitie dd. 29 juni 2018 met betrekking tot "De modernisering van de functie van gerechtsdeurwaarder", p. 67).

Deze forfaitaire administratieve dossierkost omvat een vergoeding voor het identificatie- en solvabiliteitsonderzoek doorheen het volledige dossier. Het betreft een controle van het rijksregister, de Kruispuntbank van Ondernemingen (hierna KBO) en het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest (hierna CBB). Dergelijk voorafgaand onderzoek: - vermijdt nutteloze procedures en de daaraan verbonden zinloze kosten; - optimaliseert de informerende en faciliterende rol van de gerechtsdeurwaarder en draagt bij tot een efficiëntere invordering; - laat de gerechtsdeurwaarder toe het invorderingstraject af te stemmen op de concrete terugbetalingscapaciteit van de schuldenaar.

Verder wordt het koninklijk besluit van 1976 afgestemd op de juridisch-maatschappelijke context en digitale wereld van vandaag: - kosten en vergoedingen die niet langer actueel zijn, worden afgeschaft (bv. "papierbehoeften"); - er wordt een verloning voorzien voor bestaande taken waar het koninklijk besluit van 1976 op heden nog geen tarief voor voorzag (bv. loonoverdrachten).

Het tarief wordt ook vereenvoudigd. De voormalige gegradueerde "rechten" worden beperkt tot drie klassen en diverse kostenposten verdwijnen. Hierdoor krijgt de rechtszoekende een helder beeld van de kostenstructuur.

Het ontwerp bevat diverse specifieke bepalingen gericht op de strijd tegen overmatige schuldenlast: - rekening houdend met de aard van de schuld (gas, water, elektriciteit en andere primaire schulden en behoeften) vallen de erelonen in het kader van deze invorderingen ten aanzien van te beschermen schuldenaren (natuurlijke personen die geen onderneming zijn als bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1° van het Gerechtelijk Wetboek) steeds onder de eerste klasse, meer bepaald het laagste bedrag; - het invorderingsereloon wordt in casu ook geplafonneerd; - de beroepsgroep komt daarnaast in bepaalde akten (inleidingen, gemeengemaakt beslag en aanslag van aanplakbiljet) ten voordele van deze vorderingen solidair tegemoet in een deel van het verschuldigde ereloon, en voor specifieke prestaties (neerlegging bericht minnelijke schuldbemiddeling) zelfs volledig tussen.

Daarnaast werd enigszins gekeken naar de ratio legis van het nieuwe tarief van het notariaat, dat op 1 januari 2023 in werking trad ( koninklijk besluit van 22 november 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2022 pub. 22/12/2022 numac 2022042846 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlage bij het koninklijk besluit van 16 december 1950 houdende het tarief van de honoraria der notarissen sluiten tot wijziging van de bijlage bij het koninklijk besluit van 16 december 1950 houdende het tarief van de honoraria der notarissen). Onder andere voor het verlaagd bedrag voor het eensluidend verklaren van bijlagen (infra).

Het rapport van het Prijzenobservatorium van de FOD Economie, getiteld "De marktwerking van de sector van de gerechtsdeurwaarders in België", van juli 2023 werd ook in aanmerking genomen. Zij stelde vast dat de werklast en administratieve kosten in hoofde van de gerechtsdeurwaarder sterk gestegen zijn en dat de rentabiliteit van de sector een negatieve evolutie kent (in 2020 was 24% van de kantoren verlieslatend, in 2021 nam dat cijfer toe tot 37%) (rapport Prijzenobservatorium, p. 41). Ondanks de beperkte marge die deze conclusie biedt, kon in het ontwerp ook rekening gehouden worden met de diverse suggesties inzake het tarief geformuleerd door het Prijzenobservatorium.

Het ontwerp dat U vandaag wordt voorgelegd past aldus in het actuele schuldenbeleid. 3. Bijzondere toelichting bij de artikelen en belangrijkste wijzigingen

Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit wordt gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met de wijzigingen die verder artikelsgewijs besproken worden. Gelet op het toegenomen takenpakket van de gerechtsdeurwaarder, vandaag vaak niet getarifeerd, wordt de titel uitgebreid met de term `prestaties'. De term `sommige toelagen' werd geschrapt vermits er noch in het huidig koninklijk besluit noch in de voorgestelde aanpassingen expliciet sprake is van de term toelagen.

Artikel 2.Dit artikel wijzigt het bestaande artikel 1.

Met het oog op transparantie worden diverse terminologische verbeteringen aangebracht. Achterhaalde begrippen zoals "rechten", "uitschotten" en "vacatie" worden vervangen door respectievelijk "erelonen", "uitgaven" en "vergoeding per tijdseenheid". Daarnaast wordt een nieuw begrip `administratieve dossierkost' ingevoerd dat sommige kosten en prestaties verbonden aan de opstart en opvolging van een dossier groepeert.

Uitgaven betreffen kosten die niet kunnen begrepen worden onder het gegradueerd of degressief ereloon, de vergoeding per tijdseenheid of het vast ereloon en die door de gerechtsdeurwaarder worden gemaakt om zijn opdracht te kunnen uitvoeren. Voor deze kosten kan ofwel een bewijs (factuur of ander stavingsstuk) voorgelegd worden, ofwel zijn ze individueel identificeerbaar op dossierniveau. Het betreft bijvoorbeeld betalingen verbonden aan de tussenkomst van een slotenmaker, een verhuisfirma, een aangestelde expert, een tuinman (voor het verwijderen van beplanting op een scheidingslijn), of aan port- en frankeerkosten, vertalingen en de reiskosten (brandstof), enz.

Verrichtingen die bij hoogdringendheid moeten uitgevoerd worden, worden voortaan onderworpen aan dezelfde verdubbeling die geldt voor verrichtingen die plaatsvinden op een zaterdag, een zondag, op een wettelijke feestdag of buiten de wettelijke uren (bv. beslaglegging op een boot). Beiden zijn niet cumuleerbaar. Hoogdringend betekent binnen de 24 uur en houdt doorgaans een bijkomende inspanning in van de gerechtsdeurwaarder, met vaak ook gevolgen voor de organisatie van het kantoor. Deze verhoging komt ten laste van de partij die erom verzoekt.

Er wordt een tweede paragraaf toegevoegd die voorschrijft dat het origineel en de afschriften van de akten en afrekeningen voortaan de volledige benaming van de tarieftermen moeten vermelden. De NKGB zal daarnaast een lijst opstellen en publiek maken waarin de verplicht te gebruiken en uniforme benamingen opgesomd worden. Op die manier worden de huidige en vaak onleesbare afkortingen vervangen door begrijpelijke termen die elke gerechtsdeurwaarder moet hanteren.

Door meteen ook de volgorde vast te leggen waarin deze kostenposten moeten vermeld worden, krijgt de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders de mogelijkheid om deze kosten te controleren middels het centraal register van authentieke akten (CREA). De NKGB ontleent deze controlebevoegdheid aan de artikelen 555/1, § 1, 2° en 6° Gerechtelijk Wetboek, in samenlezing met artikel 555/1, § 1, 18° van hetzelfde wetboek.

Artikel 3.Dit artikel formuleert de bestaande diverse verbodsbepalingen ten aanzien van de gerechtsdeurwaarder vervat in artikel 2 veel strikter en verhoogt de leesbaarheid ervan. Er wordt een bijkomende bepaling ingeschreven nog ter bevestiging en versterking van de strijd tegen no cure no pay, zelfs in lichtere vorm (cashback of ristorno's geven of het ereloon en de uitgaven pas in rekening brengen op het eind van de rit).

Artikel 4.Artikel 3 is achterhaald want wordt volledig opgevangen door bestaande regelgeving buiten dit koninklijk besluit. Het wordt daarom opgeheven.

Het gaat enerzijds om bijzondere reglementering, meer bepaald het ministerieel besluit van 17 december 1998Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 17/12/1998 pub. 30/12/1998 numac 1998003659 bron ministerie van financien Ministerieel besluit tot vastlegging van het model van de door de gerechtsdeurwaarders bij te houden boekhouddocumenten type ministerieel besluit prom. 17/12/1998 pub. 30/12/1998 numac 1998003657 bron ministerie van financien Ministerieel besluit tot vastlegging van het model van het ontvangstbewijsboekje en het dagboek te gebruiken door personen die een vrij beroep, een ambt of een post uitoefenen, die uitsluitend overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde vrijgestelde handelingen verrichten en voor wie geen specifieke besluiten werden getroffen ter uitvoering van de artikelen 320 en 321 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type ministerieel besluit prom. 17/12/1998 pub. 30/12/1998 numac 1998003656 bron ministerie van financien Ministerieel besluit tot vastlegging van de door de notarissen bij te houden boekhouddocumenten type ministerieel besluit prom. 17/12/1998 pub. 30/12/1998 numac 1998003658 bron ministerie van financien Ministerieel besluit tot vastlegging van het model van het ontvangstbewijsboekje en van het dagboek te gebruiken door personen die een vrij beroep, een ambt of een post uitoefenen, met uitsluiting van degenen die uitsluitend overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde vrijgestelde handelingen verrichten en degenen voor wie specifieke besluiten werden getroffen ter uitvoering van de artikelen 320 en 321 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type ministerieel besluit prom. 17/12/1998 pub. 30/12/1998 numac 1998003660 bron ministerie van financien Ministerieel besluit tot vastlegging van de door de advocaten bij te houden boekhouddocumenten sluiten (BS 30 december 1998) tot vastlegging van het model van de door de gerechtsdeurwaarder bij te houden boekhouddocumenten en de artikelen 522, 522/1 en 522/2 van het Gerechtelijk Wetboek, en anderzijds om algemene fiscale bepalingen, zoals het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992, het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, het btw-Wetboek, het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, de regelgeving over vennootschapsboekhouden.

Artikel 3, 2° zit vervat in artikel 8/1 en 13, 3° b) (infra). De verplichting om een afrekening te geven is bovendien ook een deontologische norm.

Artikel 5.Artikel 4 wordt aangepast om het in overeenstemming te brengen met de gewijzigde terminologie.

Daarnaast worden de bepalingen met betrekking tot het retentierecht in overeenstemming gebracht met de GDPR-regelgeving: de gerechtigden om stukken op te vragen worden uitgebreid tot alle bij de procedure betrokken partijen (persoon in kwestie, advocaat, bewindvoerder, ...).

Naast de raad van de arrondissementskamer kan voortaan ook de NKGB een belang aantonen opdat stukken alsnog zouden meegedeeld worden. Deze invoeging is logisch gelet op de toegenomen (controle-)verantwoordelijkheden die de voorbije jaren aan de NKGB werden toegekend.

Er wordt een tweede paragraaf ingevoegd die voorziet in de gedeeltelijke vergoeding voor de opmaak en voorbereiding van een akte die uiteindelijk niet betekend wordt. Dergelijke niet betekening kan te wijten zijn aan het feit de verzoeker zijn instructie intrekt. In dat geval komt de betaling van de verschuldigde helft van het gegradueerd ereloon ten laste van de verzoekende partij. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de gerechtsdeurwaarder de opdracht krijgt om zich ter beschikking te houden voor het breken van een staking, alvast het exploot ter betekening van de beschikking voorbereidt en uiteindelijk de melding krijgt dat het exploot niet moet betekend worden.

Daarnaast kan de gerechtsdeurwaarder ook zelf beslissen om de akte uiteindelijk niet te betekenen (bv. leegstaand pand). De helft van het ereloon is eveneens verschuldigd wanneer de gerechtsdeurwaarder ter plaatse gaat en door zijn faciliterende tussenkomst de zaak regelt (nieuw artikel 519, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek). Met regeling wordt geen overeengekomen afbetalingsplan bedoeld, maar een oplossing die het dossier afsluit zodat er niet verder moet geprocedeerd worden.

Op die manier wordt de praktijk waarbij de gerechtsdeurwaarder alles in het werk stelt om de gevolgen van een exploot alsnog te vermijden, structureel opgenomen en wordt deze zelfs gestimuleerd.

Dit kan er ook toe strekken een verdere procedure van tenuitvoerlegging te vermijden (bijvoorbeeld in het geval van een uithuiszetting). In dat geval moet deze nieuwe paragraaf samen gelezen worden met de bepalingen van artikel 12, § 1, 2° in fine (cfr. infra) die betrekking hebben op de vergoeding per tijdseenheid.

Wanneer een gefaciliteerde oplossing wordt bereikt of een gerechtelijke uitvoering wordt vermeden wordt dit opgenomen in het exploot.

Artikel 6.De principiële toepassing van de jaarlijkse indexering zoals vermeld in artikel 5, wordt behouden. De bewoordingen ervan worden beperkt gewijzigd.

Artikel 7.In de aangepaste terminologie is niet langer sprake van rechten, maar van erelonen. Daarom wordt de titel van dit hoofdstuk: "gegradueerde erelonen".

Artikel 8.Dit artikel wijzigt het bestaande artikel 6. Het tarief voor akten, processen-verbaal of het opstellen van verzoekschriften wordt herleid van tien naar drie verschillende klassen. Deze klassen werden afgestemd op de aanleggrens die de bevoegdheid van de vredegerechten bepaalt.

Alle akten inzake vorderingen in de zin van art. 591, 25° van het Gerechtelijk Wetboek worden onderworpen aan de eerste en laagste klasse (klasse A). Het gaat specifiek om vorderingen ten aanzien van particulieren die overeenkomstig voormelde bepaling van het Gerechtelijk Wetboek behoren tot de materiële bevoegdheid van de vrederechter. Deze bepaling betreft basisbehoeften, zoals elektriciteit, gas, water en telecom. Dit zijn zogenaamde onvermijdbare schulden want ze betreffen noodzakelijke uitgaven. De wetgever oordeelde destijds vanuit die redenering dat de globale problematiek met kennis van zaken behandeld dient te worden door één en dezelfde nabijheidsrechter, die aldus ook een zeker beleid kan voeren (Parlementaire stukken Kamer, 53K3076002, p. 2).

Deze objectieve uitzonderingen zijn verenigbaar met het gelijkheidsbeginsel, aangezien deze gelden ten aanzien van eenieder.

Ook voor de gemengde vorderingen, die normaal deel uitmaken van klasse C, primeert deze hoedanigheid van de aard van de vordering, zodat in voorkomend geval steeds de lagere klasse wordt toegepast.

Akten betreffende vorderingen in familie- en jeugdzaken (inleidingen, betekeningen en uitvoeringen van rechterlijke beslissingen, of zaken die volgen uit familiale notariële akten), niet zelden gemengde vorderingen, worden ingedeeld onder klasse B. Het betreft per definitie arbeidsintensieve dossiers met een grote financiële impact voor betrokkenen, die een bijzondere expertise en beschikbaarheid vereisen alsook een snel en tactisch optreden van de gerechtsdeurwaarder vergen. De toebedeling van deze geschillen aan één gespecialiseerd rechtscollege enkele jaren geleden was gericht op een kostenbeheersing en was ingegeven door de uitgelezen gevoeligheid en het persoonlijk karakter die deze materie kenmerkt. Omwille van deze complexiteit en het groot maatschappelijk belang worden deze vorderingen dus onderverdeeld in een afzonderlijke middenste klasse.

In paragraaf 2 wordt het principe ingevoegd dat eenzelfde handeling of akte maar één keer aan het ereloon kan onderworpen worden, namelijk het hoogste. Zo kan een akte zowel een vordering inhouden om huurachterstal te betalen als de verbreking van de huurovereenkomst (onbepaalde waarde), en dan kan slechts 1 klasse (klasse C in casu) aangerekend worden.

Verder wordt uitdrukkelijk verwezen naar het (nieuw opgerichte) solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, dat tussenkomt in de uitdrukkelijk gedefinieerde gevallen. Het betreft allereerst een tussenkomst in de vergoeding voor de inleidende akten ten aanzien van de hogervermelde vorderingen waarvoor de vrederechter conform artikel 591, 25° bevoegd is en de gemeengemaakte beslagen die daaruit voortvloeien, alsook de daaropvolgende aanslag van het aanplakbiljet (als laatste stap voor een eventuele openbare verkoop) of de betekening van een nieuwe verkoopdag. Ten aanzien van deze doelgroep zal het ereloon voor een dagvaarding dus steeds minder dan 125 EUR bedragen.

Het betreft daarnaast ook een tussenkomst voor de neerlegging van een bericht van minnelijke schuldbemiddeling.

Het concreet percentage van deze tussenkomst wordt bepaald in de bijzondere regelgeving rond het betreffende fonds. Door dit fonds voorzien de gerechtsdeurwaarders in een bijkomende vorm van solidariteit ten aanzien van de burgers.

Voor een betekening op hetzelfde adres (dit doet zich vandaag voor in 9% van het aantal dagvaardingen) is voortaan geen bijkomend ereloon meer verschuldigd per bijkomende bestemmeling. Voor ieder bijkomend afschrift dat betekend wordt op een ander adres (bijvoorbeeld een akte die verzonden wordt naar de buitenlandse ontvangende instantie) is vanaf nu de helft van het ereloon verschuldigd.

De huidige paragraaf 4 betreffende de extra effectieve aanplakking (andere dan aan de veilingzaal) en bijhorende vergoeding is gedateerd en achterhaald, en wordt bijgevolg geschrapt.

De verdeling van het ereloon tussen gerechtsdeurwaarders die betrokken zijn in de behandeling van eenzelfde opdracht wordt aangepast met het oog op een billijkere spreiding in functie van de geleverde prestaties. Deze aanpassing komt tegemoet aan een concrete vaststelling van het Prijzenobservatorium (rapport Prijzenobservatorium, blz. 38-39). Het overige bepaald in de huidige paragraaf 5 van dit artikel wordt geschrapt, want is vanzelfsprekend.

Artikel 9.Het artikel 7 wordt opgeheven omdat de bedoelde aanmaning bepaald wordt in hoofdstuk 7, dat betrekking heeft op de vaste erelonen.

Artikel 10.Dit artikel vervangt het bestaande artikel 8. De bepalingen met betrekking tot de innings- en kwijtingsrechten worden afgeschaft en vervangen door een eenmalig invorderingsereloon dat: - niet langer gekoppeld is aan het aantal afbetalingen maar aan het totaalbedrag van de in te vorderen som; - degressief berekend wordt op basis van proportionaliteit; - berekend wordt op het totaal van alle in te vorderen sommen (hoofdsom, intresten, schadebeding, door de rechter begrote gerechtskosten, rechtsplegingsvergoeding, de reeds verbeurde dwangsommen...).

Het invorderingsereloon is voorspelbaar, ligt vast bij aanvang van de invordering en kan niet wijzigen in de loop van de invordering.

Bovendien wordt het invorderingsereloon dat betrekking heeft op vorderingen waarvoor de vrederechter conform artikel 591, 25° bevoegd is, uitdrukkelijk geplafonneerd.

Voor betalingen die bestaan uit de afgifte van een zaak wordt een specifiek ereloon voorzien voor wanneer de waarde van het goed niet duidelijk vastgesteld kan worden aan de hand van de titel.

Het invorderingsereloon vergoedt aldus de vele verrichtingen en taken die het dagelijks beheer van afbetalingsplannen voor de gerechtsdeurwaarder met zich meebrengen: de boekhoudkundige verwerking van betalingen; de redactie, verzending en opvolging van uitnodigingen tot betalen (brieven, herinneringen, sms'en, e-mails); de telefonische contacten en het persoonlijk contact ter plaatse of op kantoor; het opvolgen van foutieve betalingsberichten. Dergelijke opvolging is cruciaal in de strijd tegen overmatige schuldenlast, want het helpt bijkomende kosten en procedures vermijden.

In 2022 bekwamen de gerechtsdeurwaarders een afbetalingsplan in 40% van (gerechtelijke en minnelijke) invorderingsdossiers. Opdat het toekennen en onderhandelen van afbetalingsplannen verder gestimuleerd zou worden, wordt een minimum invorderingsereloon van 15 EUR voorzien.

Artikel 11.Dit artikel voegt een nieuw hoofdstuk 3 in dat exclusief betrekking heeft op de administratieve dossierkost.

Artikel 12.Dit artikel voegt een nieuw artikel 8/1 in.

Er wordt een administratieve dossierkost ingevoerd ter voorkoming van het aanrekenen van bepaalde repetitieve opzoekingen. Deze forfaitaire dossierkost wordt toegepast voor elke opdracht tot invordering van een geldsom, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk (meer bepaald administratieve procedures zoals dwangschriften of de invorderingsprocedure voor onbetwiste geldschulden tussen ondernemingen zoals bepaald in artikel 1394/20 Gerechtelijk Wetboek) en omvat: - de verplichte identiteitscontrole, via verificatie van de gegevens vervat in het rijksregister of de KBO; - het voeren van een verplicht solvabiliteitsonderzoek (analyse van de gegevens vervat in het CBB) eventueel gevolgd door vaststellingen ter plaatse; - diverse mogelijke administratieve handelingen verbonden aan het openen en opvolgen van een dossier, met inbegrip van de communicatie met en het informeren van de schuldenaar. Op die manier worden nutteloze aanmaningen na aanmaningen vermeden.

In de administratieve dossierkost zijn niet alleen de opzoekingshandelingen, maar ook de kosten (uitgaven) inbegrepen, die gepaard gaan met de consultatie van voornoemde databanken, en dit doorheen een volledig dossier (tot het afsluiten ervan).

Het verplicht solvabiliteitsonderzoek bij het opstarten van een dossier zorgt ervoor dat het invorderingstraject tijdig afgestemd wordt op de noden van de schuldenaar. Het laat de gerechtsdeurwaarder-facilitator bovendien toe om betrokkene tijdig te oriënteren naar een gepast begeleidingstraject (collectieve schuldenregeling, afbetalingsplan, OCMW, enz.). Op die manier worden nutteloze procedures vermeden en worden de invorderingskosten beperkt.

Artikel 13.In de aangepaste terminologie is niet langer sprake van "evenredige rechten", maar van "degressieve erelonen". Daarom wordt de titel van hoofdstuk III vervangen.

Artikel 14.Het bestaande artikel 9 wordt opgeheven. Het ereloon voor een protestakte betreft eigenlijk een vast ereloon zodat het logischerwijs opgenomen wordt in het artikel dat daarop betrekking heeft.

Artikel 15.Artikel 10 wordt vervangen door een artikel dat de bepalingen met betrekking tot de openbare verkoop en de evenredige verdeling, vandaag opgenomen in respectievelijk artikelen 10 en 11, samenvoegt en vereenvoudigt.

De gerechtelijke verkoop wordt mee opgenomen in deze harmonisatie terwijl voortaan ook voor pandverzilvering en sekwester een uniform tarief bepaald wordt.

Met het oog op verdere vereenvoudiging wordt voor de vergoeding van elk van deze tussenkomsten voortaan dezelfde vergoeding toegepast als deze die geldt voor het invorderingsereloon. Alle handelingen van de gerechtsdeurwaarder gesteld in het kader van de procedure van evenredige verdeling of gerechtelijke openbare verkoping (van voorbereiding tot administratieve nabewerking en afsluiting) zijn begrepen in dit degressief ereloon, wat de transparantie en voorspelbaarheid verhoogt. Het ereloon wordt dus niet op goed per goed aangerekend, maar op het totale bedrag voor de volledige operatie.

Wanneer een openbare verkoop bijvoorbeeld 2 dagen duurt, wordt het degressief ereloon toegekend op het totaalbedrag van de toewijzing.

Artikel 16.Het bestaande artikel 11 wordt opgeheven.

Artikel 17.In de aangepaste terminologie is niet langer sprake van "vacaties", maar van " vergoeding per tijdseenheid ". Daarom wordt de titel van hoofdstuk IV vervangen.

Artikel 18.Deze bepaling wijzigt het bestaande artikel 12.

De vacatie, verbonden aan elk exploot van betekening, wordt opgeheven.

De term "vacaties" wordt vervangen door de duidelijkere term "vergoeding per tijdseenheid". Dit verhoogt de algemene leesbaarheid van het tarief.

De tweede paragraaf van het huidige artikel 12 is achterhaald en overbodig en wordt dan ook geschrapt.

De vergoeding per tijdseenheid is van toepassing op een aantal handelingen en processen-verbaal. Deze worden allen opgesomd in de gewijzigde eerste paragraaf. Nog steeds vanuit de optiek om de leesbaarheid te verbeteren, wordt daarbij de meer generieke term "proces-verbaal van reële executie en werkzaamheden" ingevoerd. Met deze nieuwe term wordt onder meer gewezen op processen-verbaal die betrekking hebben op een roerend beslag - met inbegrip van roerende beslagen zonder titel zoals het pandbeslag (huur) en de pandverzilvering (pandwet) -, een uithuiszetting, een insekwesterneming, een rechtspleging inzake intellectuele rechten (het zogenaamde beslag inzake namaak), werkzaamheden in natura (muren bouwen of afbreken, gebouwen afbreken, bomen snoeien of vellen, werken stilleggen, herstel van terreinen in de oorspronkelijke staat), weghalen goederen bij weigerachtige gefailleerde, enz.

Ook de organisatie of de voorbereiding van de handelingen en processen verbaal opgesomd in het eerste lid, wordt onderworpen aan de vergoeding per tijdseenheid, zelfs indien de uiteindelijke uitvoeringsmaatregel door omstandigheden moet afgelast worden. De ervaring leert immers dat dergelijke voorbereiding en organisatie veel administratief en logistiek werk vereist. Het betreft onder meer het verwittigen van het OCMW of de gemeente, de coördinatie met de politiediensten, het inplannen van een verhuisfirma en slotenmaker, het contacteren van OVAM of IBGEBIM voor het verwijderen van gevaarlijke producten, enz.).

Tenslotte wordt voortaan ook elke prestatie die ertoe strekt een uitvoeringsprocedure te vermijden, vergoed met een vergoeding per tijdseenheid. Door zijn bemiddelend en faciliterend optreden moet de gerechtsdeurwaarder immers procedures helpen vermijden. Zo kan de gerechtsdeurwaarder er ondanks een vonnis tot uithuiszetting, in overleg met en na akkoord van de verhuurder, middels een bezoek ter plaatse in slagen dat de huurder het gehuurd onroerend goed uiteindelijk toch vrijwillig verlaat. Door de handeling van de gerechtsdeurwaarder wordt een effectieve uithuiszetting vermeden. Het vermijden van een procedure kan er ook in bestaan een poging tot beslag te leggen, waarbij de gerechtsdeurwaarder in de eerste plaats een persoonlijk contact tracht te hebben met de schuldenaar in kwestie (en waarbij het dus niet mogelijk is meerdere plaatsbezoeken aan te rekenen). Het vinden van dergelijke oplossing past immers in een ruimer geheel van maatregelen om de overmatige schuldenlast te beperken en moet aangemoedigd worden. Het beperkt de kosten voor het inschakelen van derden (verhuisfirma, slotenmaker, enz.), vermijdt overbelasting van het politiekorps, en voorkomt langdurige uitvoeringshandelingen ter plaatse.

Gezien een nieuwe hypothese van facilitering geviseerd en gestimuleerd wordt, wordt de laatste zin van het artikel - stellende dat de gerechtsdeurwaarder de begin- en eindduur van zijn optreden moet akteren - licht aangepast. De gerechtsdeurwaarder dient aan deze formaliteit nog altijd te voldoen om een vergoeding per tijdseenheid te mogen vragen, maar kan dit ook doen op een informatieblad of formulier dat hij ter plaatse achterlaat en dat deel uitmaakt van de akte.

Artikel 19.In de aangepaste terminologie is niet langer sprake van rechten, maar van erelonen. Daarom wordt de bestaande terminologie vervangen door de woorden "vaste erelonen".

Artikel 20.Dit artikel vervangt het bestaande artikel 13 dat de vaste erelonen die aan de gerechtsdeurwaarder worden toegekend, bepaalt.

Verschillende achterhaalde en nutteloze kostenposten worden geschrapt en de overblijvende posten worden herschikt en gekoppeld aan geactualiseerde bedragen of afgestemd op de overige wijzigingen in dit artikel en in dit besluit.

Het bedrag voor het eensluidend verklaren per blad van de bijlagen die mee betekend worden (bijvoorbeeld het afschrift van een vonnis), wordt verminderd (het laagste vast ereloon) en gelijkgestemd met het bedrag dat geldt voor notarissen.

Consultaties en inlichtingen die niet verbonden zijn aan de betekening van een exploot tot invordering van een geldsom en die niet vervat zijn in de hogervermelde administratieve dossierkost of het in 3° verder omschreven jaarlijks ereloon van 25 EUR, worden onderworpen aan een afzonderlijk ereloon van 15 EUR. Het betreft onder meer het verstrekken van inlichtingen aan buitenlandse instanties in het kader van grensoverschrijdende akten, een dagvaarding in echtscheiding, het opzeggen van een arbeidsovereenkomst of huurovereenkomst, of notariële betekeningen.

Een vast ereloon wordt toegekend telkens wanneer de wetgever de taak oplegt om te voorzien in een soort van mededeling of publicatie. Het betreft bijvoorbeeld de verplichte kennisgeving aan de griffier na de betekening van een vonnis in echtscheiding, de verplichte verwittiging van het OCMW bij een uithuiszetting of de verplichte neerlegging van een bericht van loonoverdracht en de verdere opvolging ervan. Ook de vergoeding voor de bemoeiingen bij de kantoren rechtszekerheid met het oog op overschrijving, inschrijving of vermelding op de kant van een akte is hier een voorbeeld van, reden waarom deze specifieke bepaling opgeheven wordt als aparte bepaling in het bestaande artikel 13, 3°, b).

De bepaling met betrekking tot de vergoeding voor het bijkomend aangeplakte biljet bij de schuldenaar aan huis in het kader van een openbare verkoop, wordt opgeheven. Dit is een logische evolutie vermits enkel de aanplakking aan de veilingzaal nog gebeurt. Aan de schuldenaar wordt bij wijze van kennisgeving wel nog een affiche afgegeven zodat deze bijkomend geïnformeerd wordt en in samenspraak met de gerechtsdeurwaarder de verkoop alsnog kan proberen afwenden.

Ook de extra vergoeding voor het laten drukken van affiches is een archaïsche bepaling die wordt afgeschaft.

Hetzelfde geldt voor de kost verbonden aan de rolstelling in een ander arrondissement (dan de betekening of de opmaak van de akte) en de kost met betrekking tot "papierbehoeften".

Het opmaken van een verzoekschrift (bijvoorbeeld voor de vernieuwing van een hypothecaire in- of overschrijving) wordt voortaan getarifeerd onder het aangepaste artikel 6. De aangifte in het kader van een openbare verkoping wordt voortaan begrepen in het degressief ereloon bepaald in het nieuwe artikel 10. Het verzenden en ontvangen van een aangifte van schuldvordering moet daarentegen wel opgevangen worden, net als de attesten of uittreksels die moeten opgesteld worden. Zo worden niet zelden borderellen van akten of fiscale attesten afgeleverd, en dit is geen automatisme. Het brengt ook nazicht en gevolgen, en dus een verantwoordelijkheid, met zich mee.

Alvorens een dossier effectief opgestart wordt, kan ervoor geopteerd worden om één of meerdere aanmaningen op te stellen en, met elk middel, te communiceren aan de schuldenaar. Dergelijke aanmaningen kaderen in de faciliterende rol van de gerechtsdeurwaarder en dragen bij tot de afhandeling van de openstaande vordering zonder verder gevolg. Om te vermijden dat repetitieve zinloze aanmaningen verstuurd en verrekend worden, wordt hierbij voortaan een maximumbedrag van 25 EUR voorzien, ongeacht het aantal aanmaningen. Dit bedrag is niet verschuldigd indien (erna) alsnog een invorderingsdossier (met bijhorende administratieve dossierkost) of uitvoeringsdossier (met het daaraan verbonden vast ereloon, infra) moet opgestart worden.

Voor de andere en bijkomende opzoekingen (databank van de dienst inschrijvingen van voertuigen - DIV -, huwelijks- en pandregister, kruispuntbank sociale zekerheid, enz.) en communicatie met de schuldenaar in de uitvoeringsfase (meer bepaald beslag na bevel) wordt ook een ereloon van 25 EUR vastgelegd. Op die manier worden in deze fase evenmin repetitieve opzoekingshandelingen gerekend. Soms is het nodig dossiers langer dan een jaar op te volgen, wat meer werk vergt (contacten met debiteur, bevestigen van en herinneren aan afbetalingsplan, analyse informatie uit databanken, eventueel ter plaatse gaan) en waarbij bijkomende gerechtskosten worden vermeden.

Daarom wordt dit ereloon jaarlijks toegekend.

Met het oog op het vermijden van discussies omtrent het toepasselijk tarief, wordt voortaan een forfaitair bedrag (excl. uitgaven) bepaald voor de gehele minnelijke verkoop en alle operationele prestaties van het kantonnement en consignatie. Ook voor het gemeengemaakt beslag wordt voortaan een vast tarief bepaald. Voor deze laatste dient zoals vermeld rekening gehouden te worden met de eventuele tussenkomst van het solidariteitsfonds.

Artikel 21.Het bestaande Hoofdstuk VI "Kosten" wordt vervangen door de logischere terminologie "Hoofdstuk VI. Getarifeerde uitgaven".

Artikel 22.Het bestaande artikel 14 is overbodig geworden en wordt opgeheven, gelet op de bepalingen van het artikel 15.

Artikel 23.Dit artikel vervangt het bestaande artikel 15.

De bepaling in het bestaande artikel 15, 1°, heeft betrekking op de vergoeding voor "rollen geschriften". De hoogte van deze tarieven is volgens het Prijzenobservatorium niet meer gerechtvaardigd daar de documenten "automatisch" uit de computer komen (rapport Prijzenobservatorium, p. 22). Deze bepaling wordt daarom niet langer weerhouden bij de vervanging van het bestaand artikel 15.

Alle handelingen die in het kader van een openbare verkoop gepaard gaan met het afleveren van een attest of de uitgifte van proces-verbaal van verkoop zijn voortaan inbegrepen in het degressief ereloon. Om die reden wordt de bepaling in het bestaande artikel 15, 2°, niet langer weerhouden bij de vervanging van het bestaand artikel 15.

Het principe met betrekking tot de uitgaven werd hoger uiteengezet bij de toelichting van de wijzigingen aan het artikel 1. In twee specifieke gevallen, met name in het kader van (moeilijk te bepalen) vertaal- en verplaatsingskosten werd er toch voor geopteerd om de daarop betrekking hebbende uitgaven uitzonderlijk te tariferen. Op die manier wordt verder geüniformiseerd. Deze beide kosten worden daarom, samen met een vereenvoudigde tarifering, hernomen bij de vervanging van artikel 15. Bij de berekening van het forfaitair bedrag voor de vertaalkosten werd rekening gehouden met een bedrag per regel (zoals het principe dat van toepassing is op beëdigde vertalers, maar vertrekkend van een lager bedrag) gekoppeld aan een gemiddeld aantal regels per blad.

De bestaande en complexe reisvergoeding, afhankelijk van een kanton, wordt vervangen door één enkel en eenvoudig tarief. Het forfaitair bedrag is gebaseerd op het gemiddelde van de bedragen die vandaag toegepast worden in de verschillende arrondissementen. De `verplaatsingskost' mag uiteraard slechts aangerekend worden wanneer de gerechtsdeurwaarder effectief ter plaatse gaat.

Artikel 24.Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 25.Het bestaande artikel 16 over de uitschotten wordt opgeheven.

Artikel 26.Het artikel 17 over de getuigen wordt afgestemd op de vergoeding per tijdseenheid en de aangepaste forfaitaire bedragen met betrekking tot de reisvergoeding.

Artikel 27.Hoofdstuk VIII "Bijzondere bepalingen", met daarin artikel 18, wordt opgeheven aangezien de daarin vermelde klassen E en D niet langer bestaan overeenkomstig het nieuwe artikel 6.

Artikel 28.Er wordt voorzien in een overgangsperiode na de publicatie van het besluit. Dit geeft de gerechtsdeurwaarders de tijd om zich organisatorisch, administratief en technisch voor te bereiden en hun personeel te vormen en te informeren.

Artikel 29.Er wordt voorzien in een inwerkingtreding op 1 oktober 2024. Er wordt gekozen voor deze datum omdat deze overeenstemt met het begin van een boekhoudkundig kwartaal.

Artikel 30.Dit artikel vereist geen toelichting.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT


Raad van state, afdeling Wetgeving Zestiende kamer De door de Minister van Justitie op 13 maart 2024 ingediende aanvraag om advies over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen', ingeschreven op de rol van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.884/16, werd op 20 maart 2024 van de rol afgevoerd, overeenkomstig artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.


18 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 522, § 1, vervangen bij de wet van 7 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/2014 pub. 22/01/2014 numac 2014009011 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders type wet prom. 07/01/2014 pub. 21/01/2014 numac 2014022007 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wat het statuut van de meewerkende echtgenote betreft sluiten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 februari 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 7 maart 2024;

Gelet op de adviesaanvraag aan de Raad van State binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de adviesaanvraag is ingeschreven op 13 maart 2024 op de rol van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.884/16;

Gelet op de beslissing van de afdeling Wetgeving van 20 maart 2024 om binnen de gevraagde termijn geen advies te verlenen, met toepassing van artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het opschrift van het koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "en prestaties" worden ingevoegd tussen het woord "akten" en de woorden "van gerechtsdeurwaarders";2° in de Franse tekst wordt het woord "accomplis" opgeheven;3° de woorden "en van het tarief van sommige toelagen" worden opgeheven.

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid: a) in de bepaling onder 1° wordt het woord "rechten" vervangen door het woord "erelonen";b) er wordt een bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende: "1° /1 met een administratieve dossierkost,";c) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° met degressieve erelonen,";d) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt: "3° met een vergoeding per tijdseenheid,";e) in de bepaling onder 4°, wordt het woord "rechten" vervangen door het woord "erelonen"; 2° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt: "Wanneer deze verrichtingen moeten worden uitgevoerd op een zaterdag, een zondag, een wettelijke feestdag of nog buiten de wettelijke uren, of bij hoogdringendheid, dan worden de erelonen en vergoeding per tijdseenheid verdubbeld."; 3° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende: "De verhoging voor de verrichtingen uitgevoerd bij hoogdringendheid is ten laste van de verzoekende partij."; 4° in paragraaf 1, derde lid, dat het vierde lid geworden is, worden de woorden "van hun kosten en uitschotten en op vergoeding voor verplaatsing." vervangen door de woorden "van hun uitgaven."; 5° een paragraaf 2 wordt ingevoegd, luidende: " § 2.De tariefonderdelen voorgeschreven door dit besluit, met inbegrip van de uitgaven, worden met hun volledige benaming vermeld op het origineel en elk afschrift van de akten en afrekeningen.

De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders houdt de lijst bij van deze toe te passen benamingen en van de volgorde waarin deze verplicht moeten worden vermeld op elk origineel en afschrift.

Deze lijst is publiek raadpleegbaar en op iedere akte staat een verwijzing naar deze lijst.".

Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° af te wijken van de in dit besluit vastgelegde tarieven";b) de bepaling onder 2° wordt opgeheven;c) in de bepaling onder 3° worden de woorden "hun rechten, kosten of uitschotten" vervangen door het woord "tariefonderdelen";d) in de bepaling onder 4° wordt het woord "kliënten" vervangen door het woord "opdrachtgevers" en worden de woorden "rechten, kosten of uitschotten" vervangen door de woorden "erelonen, kosten en uitgaven"; e) een bepaling onder 5° wordt ingevoegd, luidende: "5° af te wijken van de wettelijke toerekening van betalingen met betrekking tot het inhouden van hun erelonen en uitgaven of ristorno's te geven.".

Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.In artikel 4 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1: a) in de bepaling onder 1°, wordt het eerste lid, vervangen als volgt: « 1° alle stukken van het dossier onder zich te houden tot de volledige betaling van hun staat van kosten, erelonen en uitgaven."; b) in de bepaling onder 1°, tweede lid, - worden de woorden "geval van" ingevoegd tussen het woord "in" en het woord "rechtmatig"; - worden de woorden "door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders of" ingevoegd tussen de woorden "als dusdanig" en de woorden "door de Raad van Arrondissementskamer" en; - worden de woorden "advocaat, raadsman van een der partijen" vervangen door de woorden "elke betrokken partij"; c) de bepaling onder 2° wordt opgeheven;d) in de bepaling onder 3° worden de woorden "rechten, kosten, uitschotten" vervangen door de woorden "ereloon, uitgaven" en worden de woorden "naar boven op de cent af te ronden" vervangen door de woorden "af te ronden tot op de cent naar boven of naar beneden naargelang de duizendsten de vijf bereiken of niet";2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2.De gerechtsdeurwaarders hebben het recht tot betaling van een tweede van het ereloon, voor een opgemaakte maar niet-betekende akte en voor een akte betekend in toepassing van artikel 519, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek.".

Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 5.De in dit besluit bedoelde vergoedingen en de minimum- en de maximumbedragen erin bepaald worden jaarlijks op 1 januari van rechtswege aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen door de volgende formule: basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.

Het nieuwe indexcijfer is het gemiddelde indexcijfer der consumptieprijzen voor de periode augustus-september-oktober-november voorafgaand aan elke aanpassing van de erelonen of bedragen bedoeld in het eerste lid.

De eerste indexering vindt plaats op 1 januari 2025 en het aanvangsindexcijfer is het gemiddeld indexcijfer der consumptieprijzen voor de periode augustus-september-oktober-november 2023, namelijk 128,73 (Basis 2013).

Bij de vaststelling van de bedragen worden de eurogedeelten afgerond tot op de cent naar boven of naar beneden naargelang de duizendsten de vijf bereiken of niet.".

Art. 7.In het opschrift van het hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt het woord "rechten" vervangen door het woord "erelonen".

Art. 8.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "rechten" vervangen door het woord "erelonen", worden de woorden "de verrichtingen" vervangen door de woorden "alle verrichtingen" en worden de woorden "ingedeeld in tien klassen van A tot J" vervangen door de woorden ", waaronder akten, processen-verbaal of opstellen van verzoekschriften, ingedeeld in drie klassen van A tot C";2° in paragraaf 1, tweede lid: a) worden de woorden "Het bedrag" vervangen door de woorden "De klasse";b) in de Franse tekst, wordt het woord "déterminé" vervangen door het woord "déterminée"; c) worden de woorden "en, zo er een vonnis is uitgesproken, door het bedrag van de veroordeling" vervangen door de woorden "en, zo er een uitvoerbare titel voorhanden is, volgens de bepalingen van artikel 8, § 2, van dit besluit."; 3° in paragraaf 1, wordt het derde lid vervangen als volgt: "Die klassen zijn: - Klasse A, tot 2.000 EUR; - Klasse B, van 2.000,01 EUR tot 5.000 EUR; - Klasse C, vanaf 5.000,01 EUR en voor alle zaken met onbepaalde waarde of van gemengde aard."; 4° paragraaf 1 wordt aangevuld met 2 leden, luidende: "Voor alle akten betreffende vorderingen ten aanzien van natuurlijke personen waarvoor de vrederechter conform artikel 591, 25°, van het Gerechtelijk Wetboek bevoegd is, wordt het ereloon, ongeacht het bedrag, op het tarief gebracht bepaald voor de verrichtingen ingedeeld onder klasse A. Voor alle akten betreffende vorderingen waarvoor de familie- en jeugdrechtbank conform artikel 572bis van het Gerechtelijk Wetboek bevoegd is, wordt het ereloon, ongeacht het bedrag, op het tarief gebracht bepaald voor de verrichtingen ingedeeld onder klasse B."; 5° paragraaf 2, wordt vervangen als volgt: " § 2.Voor de verrichtingen onder paragraaf 1 geldt het volgende tarief: Klassen : A : 125 EUR; B : 175 EUR; C : 250 EUR. Behoudens voor de akten bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, wordt wanneer een akte bepalingen bevat die uit elkander voortvloeien of van elkander afhankelijk zijn, zodanig dat ze, in rechte, maar één verrichting in zich sluiten, alleen het ereloon voor de hoogst getarifeerde bepaling geheven.

Een solidariteitsfonds dat bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt opgericht komt tussen in de betaling van het gegradueerd ereloon voor inleidende akten bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, en gemeengemaakte beslagen daaruit voortvloeiend, de daaropvolgende aanslag van een aanplakbiljet en eventuele nieuwe verkoopdag, alsook de neerlegging van een bericht van minnelijke schuldbemiddeling door een gerechtsdeurwaarder op vraag van een schuldbemiddelaar als bedoeld in artikel VII.115 van het Wetboek economisch recht ."; 6° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: "In het ereloon zijn begrepen: het origineel exploot, alle afschriften te betekenen op eenzelfde adres, het opladen van het exploot op het in artikel 32quater/2 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde register, en, in voorkomend geval, de toezending van het origineel stuk of een afschrift ervan aan de verzoeker of aan diens raadsman.Voor iedere betekening op een bijkomend adres is, ongeacht het aantal afschriften, een tweede van de erelonen bedoeld in paragraaf 2 verschuldigd."; 7° paragraaf 4 wordt opgeheven;8° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt: " § 5.Ingeval het ereloon tussen gerechtsdeurwaarders gedeeld wordt, komt één derde van het in paragraaf 2 bepaald gegradueerd ereloon toe aan de gerechtsdeurwaarder die de akte opmaakt, en twee derden aan de instrumenterende gerechtsdeurwaarder.".

Art. 9.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 10.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 8.§ 1. Wanneer de schuldenaar een schuld geheel of gedeeltelijk betaalt ingevolge de tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder in het kader van de gerechtelijke invordering van een geldsom of in het kader van de buitengerechtelijke invordering van een geldsom, of wanneer de betaling bestaat uit de afgifteverplichting van een goed, is een invorderingsereloon verschuldigd, ongeacht in wiens handen de betaling of de afgifte gebeurt. § 2. Het invorderingsereloon wordt berekend op het totaal van alle in te vorderen sommen, ongeacht hun aard.

Hieronder wordt begrepen: de hoofdsom, verwijlinteresten, schadebedingen, gerechtskosten, rechtsplegingsvergoeding, verbeurde dwangsommen, administratieve dossierkosten en het veroordelingsrecht. § 3. Het invorderingsereloon bestaat uit een degressief ereloon dat vastgesteld wordt in functie van het totaal in te vorderen bedrag bedoeld in paragraaf 2, als volgt: - 8 % op de eerste 2.500 EUR; - 5 % op het gedeelte van 2.500,01 EUR tot 5.000 EUR; - 2 % op het gedeelte van 5.000,01 EUR tot 10.000 EUR; - 1 % op het gedeelte van 10.000,01 EUR tot 25.000 EUR; - 0,5 % op het gedeelte van 25.000,01 EUR tot 50.000 EUR; - 0,25 % op het gedeelte van 50.000,01 EUR tot 100.000 EUR; - 0,10 % op het resterende gedeelte.

Het invorderingsereloon wordt pro rata per betaling aangerekend totdat het totaal verschuldigd invorderingsereloon is bereikt. § 4. Het invorderingsereloon bedraagt minimum 15 EUR. Voor vorderingen, zoals bedoeld in het artikel 6, § 1, vierde lid, bedraagt het invorderingsereloon maximum 100 EUR. § 5. In geval van afgifte van een goed wordt het invorderingsereloon berekend op de waarde van de zaak, overeenkomstig het degressief ereloon bepaald in paragraaf 3. Als de waarde van de zaak niet kan bepaald worden, wordt dit ereloon vastgelegd op 200 EUR.".

Art. 11.Er wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd in hetzelfde besluit, luidende "Hoofdstuk IIbis. - Administratieve dossierkosten".

Art. 12.In hoofdstuk IIbis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij artikel 11, wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 8/1.Voor iedere gerechtelijke invordering of buitengerechtelijke invordering van een geldsom is een forfaitaire administratieve dossierkost van 50 EUR verschuldigd.

Dit bedrag wordt eenmaal aangerekend per dossier door de gerechtsdeurwaarder die het dossier opstart en omvat, in afwijking van artikel 1, § 1, vierde lid: 1° alle handelingen en kosten met betrekking tot het identificeren van de schuldenaar;2° alle handelingen en kosten tot het voeren van een solvabiliteitsonderzoek van de schuldenaar; 3° alle mogelijke administratieve handelingen verbonden met de opstart en het beheer van het dossier.".

Art. 13.Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk III. - Degressieve erelonen".

Art. 14.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 15.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 10.Voor elke gerechtelijke openbare verkoop of gerechtelijke verkoop uit de hand, evenredige verdeling, pandverzilvering of sekwesteropdracht wordt een degressief ereloon toegekend, zoals bepaald in artikel 8, op het totaalbedrag van de toewijzing, het te verdelen bedrag, de opbrengst van een pandverzilvering of op het bedrag van de schatting of waardebepaling van het voorwerp van het sekwester.

Het ereloon mag niet minder dan 300 EUR bedragen per verkoping, 400 EUR per evenredige verdeling, en 1.000 EUR per pandverzilvering of sekwesteropdracht.".

Art. 16.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 17.Het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk IV. - Vergoeding per tijdseenheid".

Art. 18.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 12.§ 1. Per begonnen tijdseenheid van 30 minuten wordt een vergoeding toegekend: 1° voor elk beslag op roerend goed, beslag onder derden, beslag op onroerend goed, voor een proces-verbaal van niet-bevinding, voor een proces-verbaal van reële executie en werkzaamheden en voor een proces-verbaal van vaststelling van materiële feiten in opdracht van een magistraat of in uitvoering van een gerechtelijke of een administratieve titel of opdracht;2° voor de organisatie van de verrichtingen vermeld onder 1° en voor iedere prestatie die ertoe strekt een procedure van tenuitvoerlegging te vermijden. § 2. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 bedraagt 50 EUR. De gerechtsdeurwaarder vermeldt het tijdstip waarop de verrichtingen beginnen en eindigen, en de duur van de onderbrekingen: wanneer die formaliteit niet is vervuld, kan uitsluitend de vergoeding voor een tijdseenheid van 30 minuten worden aangerekend.".

Art. 19.In het opschrift van het hoofdstuk V van hetzelfde besluit, wordt het woord "rechten" vervangen door het woord "erelonen".

Art. 20.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 13.Aan de gerechtsdeurwaarder wordt toegekend: 1° een ereloon van 2,85 EUR per begonnen bladzijde voor het éénsluidend verklaren van stukken of bijlagen;2° een ereloon van 15 EUR: a) voor de opvraging van een uitgifte of een afschrift van een rechterlijke beslissing, van een uittreksel uit de ter griffie neergelegde minuten of akten, van een notariële akte en voor de opvraging van attesten en certificaten;b) voor iedere opzoeking en inlichting betreffende een partij voor zover niet begrepen in de administratieve dossierkost bepaald in artikel 8/1 of in het ereloon bepaald in de bepaling onder 3° van dit artikel;c) telkens een wettelijke bepaling de gerechtsdeurwaarder in de uitoefening van zijn ambt verplicht om over zijn handelingen informatie te delen of daaraan publiciteit te geven;d) voor het opvragen van kadastrale uittreksels, voor het opvragen van een hypothecair getuigschrift, voor de opzoekingen en inlichtingen met betrekking tot de aanduiding van de onroerende goederen of tot de beschrijving van de in beslag te nemen zeeschepen en binnenschepen;e) voor de neerlegging van een verzoekschrift;f) voor iedere verzonden en ontvangen aangifte van schuldvordering;g) voor het afleveren aan een andere gerechtsdeurwaarder van een gewaarmerkt afschrift of een uittreksel van een eerder opgesteld proces-verbaal van beslag, in toepassing van artikel 1524 van het Gerechtelijk Wetboek;h) voor het opstellen van uittreksels en borderellen van alle akten van hun ambt of van documenten in hun bezit en voor het opstellen van attesten;3° een ereloon van 25 EUR: a) eenmalig voor het opmaken, verzenden en de opvolging van een aanmaning, voor zover niet inbegrepen in de administratieve dossierkost bepaald in artikel 8/1 of in het ereloon bepaald in b);b) jaarlijks voor alle bijkomende handelingen strekkende tot opzoekingen en inlichtingen betreffende de schuldenaar en alle communicatie met de schuldenaar in de fase van de effectieve tenuitvoerlegging;4° een forfaitair ereloon van 200 EUR voor een gemeengemaakt beslag, onverminderd de toepassing van artikel 6, § 2, derde lid;5° een forfaitair ereloon van 230 EUR voor het opmaken van een proces-verbaal van minnelijke verkoop zoals bepaald in artikel 1526bis van het Gerechtelijk Wetboek;6° een ereloon van 1 % op het bedrag van de titel voor een akte van protest, met een minimum van 50 EUR en een maximum van 250 EUR.Dit ereloon omvat eveneens de kosten verbonden aan de schrapping van het bericht van protest; 7° een forfaitair ereloon van 460 EUR voor het opmaken en afhandelen van verrichtingen van kantonnement en consignatie.".

Art. 21.Het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk VI. - Getarifeerde uitgaven".

Art. 22.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 23.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 15.Aan de gerechtsdeurwaarder wordt toegekend: 1° voor de vertaling van de akten en van de betekende stukken, met inbegrip van het afschrift van de vertaling, 20 EUR per volledige bladzijde.Deze vergoeding wordt met 50 % verminderd indien de vertaling geen halve pagina beslaat; 2° voor zijn reis: voor ieder origineel van een akte een vaste vergoeding van 18 EUR. De vergoeding voor reiskosten mag niet worden aangerekend voor een betekening op elektronische wijze zoals bedoeld in artikel 32quater/1 van het Gerechtelijk Wetboek, of voor een betekening aan de Procureur des Konings zoals bedoeld in de artikelen 38, 40 en 42 van het Gerechtelijk Wetboek, of voor de protesten die worden opgemaakt door de gerechtsdeurwaarders overeenkomstig de artikelen 2 en 5, § 1, van de protest wet van 3 juni 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/06/1997 pub. 19/07/1997 numac 1997009556 bron ministerie van justitie Protestwet sluiten.".

Art. 24.Het opschrift van hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk VII. - Getuigen".

Art. 25.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 26.In artikel 17 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste zin, worden de woorden "elke vacatie van één uur" vervangen door de woorden "elke begonnen tijdsduur van dertig minuten" en wordt het woord "127 F" vervangen door het woord "8,32 EUR";2° in paragraaf 1, wordt de tweede zin opgeheven;3° in paragraaf 2: a) wordt het woord "naar" vervangen door het woord "pro";b) wordt het woord "4° " vervangen door het woord "2° ";4° in paragraaf 3 wordt het woord "64 F" vervangen door het woord "100 EUR".

Art. 27.In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk VIII, dat artikel 18 bevat, opgeheven.

Art. 28.Dit besluit is van toepassing op alle akten die vanaf de datum van inwerkingtreding worden betekend en alle prestaties die vanaf de datum van inwerkingtreding worden verricht.

Art. 29.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2024.

Art. 30.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 18 mei 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT .


^