Koninklijk besluit tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19

bron: federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg

numac: 2022030185

pub.: 08/02/2022

prom.: 18/01/2022


staatsblad: https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)

18 JANUARI 2022. - Koninklijk besluit tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19

Door de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector en het koninklijk besluit van 2 mei 2021 tot aanvulling van de maatregelen genomen door de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten en tot tijdelijke verhoging van de minima van de uitkeringen van sommige werknemers tewerkgesteld in de artistieke sector, werden diverse maatregelen genomen om voor bepaalde werknemers van de culturele sector de effecten van de crisis te beperken en hen een inkomen te verzekeren.

Die maatregelen liepen af op 30 september 2021, terwijl de culturele sector een van de zwaarst getroffen sectoren blijft als gevolg van de gezondheidssituatie en de regeringsmaatregelen die werden genomen in het kader van deze aanhoudende crisis.

Het ontwerp van besluit beoogt het heractiveren vanaf 1 januari 2022 van de maatregelen die deze sector ondersteunden.

Artikel 1 van het ontwerpbesluit herstelt een versoepelde maatregel voor de toelaatbaarheid tot de werkloosheidsuitkeringen voor bepaalde werknemers van de culturele sector, namelijk de artiesten en de technici. In het kader van die maatregel kan het recht op uitkeringen tijdelijk worden geopend op basis van een beperkt aantal arbeidsprestaties.

De toelaatbaarheidsvoorwaarden worden verminderd indien de werknemer 10 artistieke activiteiten, 10 technische activiteiten of 20 arbeidsdagen (artistieke of technische prestaties) kan bewijzen.

Er wordt in dit ontwerpbesluit rekening gehouden met de prestaties die moeten gelegen zijn in de referteperiode die loopt van 13 maart 2019 tot 31 maart 2022.

In artikel 2 van het ontwerpbesluit wordt opnieuw voorzien in een tijdelijke verhoging van het minimumbedrag van de werkloosheidsuitkering van de werklozen die behoren tot de groep van losse werknemers van de artistieke sector.

De loontrekkenden uit de artistieke sector zijn voor het overgrote deel tewerkgesteld met contracten van korte duur. De gewone regels van de werkloosheidsreglementering die de degressiviteit van de uitkeringen verhinderen of temperen zijn op hen niet van toepassing.

Om die reden is in de reglementering voor die werklozen een regel voorzien van fixering van het bedrag van de uitkeringen. Die regel is voorzien in artikel 116, § 5, van het koninklijk besluit voor de artiesten en in artikel 116, § 5bis, voor de technici van de artistieke sector. Die fixering vindt plaats op het einde van de eerste vergoedingsperiode, om de daling van de uitkeringen als gevolg van de overgang naar de tweede vergoedingsperiode te temperen. Die werknemers wisselen vervolgens korte arbeidsperiodes af met periodes van werkloosheid.

Sinds het begin van de crisis zijn die arbeidsperiodes grotendeels verdwenen. Gelet op de wijze van tewerkstelling, die wordt gekenmerkt door contracten van korte duur die gewoonlijk vlak voor de prestaties worden afgesloten, kunnen die werknemers, in tegenstelling tot de werknemers van de andere sectoren, geen uitkeringen tijdelijke werkloosheid krijgen. In het kader van de crisis werd het bedrag van de uitkeringen tijdelijke werkloosheid verhoogd, zowel wat het percentage betreft dat in aanmerking wordt genomen, gebracht op 70 %, als op het niveau van de minimumuitkering, die werd opgetrokken.

Het feit dat een verhoging wordt voorzien van het minimumbedrag van de uitkering voor die periodieke werknemers/werklozen van de artistieke sector is bijgevolg gerechtvaardigd en proportioneel, omdat die groep bijzonder hard werd getroffen door de crisis, geen aanspraak kon maken op het vervangingsinkomen van tijdelijke werkloosheid en dus geen gebruik kon maken van de maatregelen die werden genomen in het kader van die tijdelijke werkloosheid.

De Raad van State had bovendien aangehaald dat het enkel toepassen van de maatregel voorzien in artikel 2 gedurende een bepaalde periode discriminerend is ten opzichte van de werklozen van dezelfde groep die voor of na die periode werkloos zouden zijn geworden.

Het optrekken van het minimumbedrag van de uitkering voorzien in artikel 2 van het ontwerpbesluit geldt voor de werklozen uit de doelgroep, ongeacht de begindatum van de werkloosheid.

De begunstigden van die maatregel zijn voornamelijk diegenen die op 1 april 2020 al behoorden tot die duidelijk gedefinieerde groep werknemers van de artistieke sector, namelijk diegenen van wie het bedrag van de uitkeringen werd gefixeerd conform artikel 116, § 5, of § 5bis van het werkloosheidsbesluit. Die groep is bijna niet gewijzigd tot 30 september 2021, aangezien de vergoeding van de volledig uitkeringsgerechtigden zoals ze bestond op 1 april 2020 werd behouden tijdens de volledige periode van de crisis en dat tot 30 september 2021. Dezelfde groep van werknemers heeft op 1 oktober 2021 voor een periode van 12 maanden een hernieuwing van het voordeel voorzien in artikel 116, § 5, of § 5bis van het werkloosheidsbesluit gekregen en is bijgevolg onveranderd gebleven. Artikel 3, eerste lid, van het ontwerpbesluit voorziet in een verlenging, tijdens een periode die loopt van 1 januari 2022 tot 31 maart 2022, van de referteperiodes van 12 en 18 maanden die zijn bepaald in artikelen 116, § 5, en 116, § 5bis, van het koninklijke besluit van 25 november 1991. Die voorzien in de toekenning en verlenging van een voordeel voor kunstenaars en technici van de artistieke sector. Dat voordeel bestaat uit een behoud van het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen van 60 % van het grensbedrag A. Deze verlenging van de referteperiodes zal desgevallend kunnen worden gecombineerd met de maximale opschorting ingevoerd door de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten (artikel 4, eerste lid, van de wet).

Artikel 3, tweede lid, verduidelijkt dat als het einde van de referteperiode valt in de periode van 1 januari tot 31 maart 2022, die referteperiode zal worden verlengd met de hele periode van 1 januari tot 31 maart 2022.

Artikel 3, derde lid, van het ontwerpbesluit voorziet voor de voordelen die een einde zouden nemen in de periode die loopt van 1 januari tot 31 maart 2022 in een verlenging van de door het voordeel gedekte periode tot 31 maart 2022.

Artikel 4 van het ontwerpbesluit voert de neutralisatie van de inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten in de periode van 1 januari tot 31 maart 2022 opnieuw in.

Dat betekent dat de berekening voorzien in artikel 130, § 2, zal gebeuren volgens de gewone regels, rekening houdend met alle inkomsten (dus ook met auteurs- en naburige rechten) ontvangen van 1 januari tot 31 december 2022. De berekening rond de auteurs- en naburige rechten zal daarbij wel apart van de andere inkomsten gebeuren. Het resultaat van die berekening dat mogelijk een bedrag is dat moet worden afgetrokken van het dagbedrag van de werkloosheidsuitkeringen, zal voor het deel van de vermindering die voortvloeit uit auteurs- en naburige rechten niet worden toegepast van 1 januari tot 31 maart 2022.

Artikel 5 van het ontwerpbesluit voorziet in een verlenging van de referteperiode van 18 maanden die is voorzien in artikel 31 van het ministerieel besluit. Met die bepaling kan een werknemer die artistieke activiteiten uitoefent, zijn zoektocht naar werk beperken tot de artistieke sector en kan hij een job buiten die sector weigeren. Deze verlenging van de referteperiode zal desgevallend kunnen worden gecombineerd met de maximale opschorting ingevoerd door de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten (artikel 5 van de wet).

Artikel 5, tweede lid, verduidelijkt dat als het einde van de referteperiode valt in de periode van 1 januari tot 31 maart 2022, die referteperiode zal worden verlengd met de hele periode van 1 januari tot 31 maart 2022.

Het besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.

Dit besluit treedt buiten werking vanaf 1 april 2022.

Artikelen 3, eerste en tweede lid, en 5 moeten echter van toepassing blijven na 31 maart 2022 aangezien ze effecten kunnen hebben op toekomstige situaties.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 70.755/1 van 29 december 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van de coronavirus COVID-19' Op 22 december 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Werk verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van de coronavirus COVID-19'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 28 december 2021 .

De kamer was samengesteld uit Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraad, voorzitter, Koen Muylle en Inge Vos, staatsraden, en Greet Verberckmoes, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix Van Damme, kamervoorzitter .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 29 december 2021. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In dit geval wordt het verzoek om spoedbehandeling in de adviesaanvraag gemotiveerd als volgt: "Vu l'urgence motivée par le fait que l'Europe se trouve à nouveau dans l'épicentre de la pandémie du coronavirus COVID-19, en raison de la propagation de la variante Delta, qui est plus contagieuse encore, et qu'en Belgique des mesures restrictives contin[u]ent à s'appliquer et à être prises complémentairement pour limiter le risque pour la santé publique, plus particulièrement pour éviter la propagation de la variante Omikron, constatée récemment ;

Vu que cette situation implique que des mesures nécessaires, pouvant soutenir le mieux possible les secteurs lourdement impactés, doivent continuer à être rapidement prises ;

Vu que le présent arrêté s'adresse aux travailleurs du secteur culturel particulièrement touchés par la crise, étant donné qu'ils sont occupés dans un secteur qui n'a pas encore pu reprendre normalement ses activités de façon durable ;

Vu qu'il est urgent de prévoir, une nouvelle fois, des mesures pour garantir, pendant cette période, le niveau de revenu de ces chômeurs particulièrement touchés ;". 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een aantal tijdelijke maatregelen te nemen in de werkloosheidsreglementering ten gunste van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19.(1) Daartoe worden in essentie een aantal maatregelen die reeds vervat waren in de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten `tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector' en die op 30 september 2021 afliepen,(2) opnieuw ingevoerd.

De maatregelen hebben betrekking op de toelaatbaarheidsvoorwaarden (artikel 1), de verlenging van de referteperiodes (artikelen 3 en 5) en het bedrag van de uitkering (artikelen 2 en 4).

Het te nemen besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022 en treedt buiten werking op 1 april 2022. De artikelen 3, eerste lid, en 5 blijven van toepassing na 31 maart 2022. 4. De bepalingen van het ontwerp vinden hoofdzakelijk rechtsgrond in de bepalingen van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders' die worden vermeld in het eerste lid van de aanhef van het ontworpen koninklijk besluit. Zoals ook werd bevestigd door de gemachtigde ontlenen de artikelen 1, 3 en 5 van het ontwerp tevens rechtsgrond aan artikel 7, § 1septies, tweede lid, 1°, van voormelde besluitwet, dat de Koning opdraagt om voor de toepassing van het eerste lid, 1°, van diezelfde besluitwet het vereiste aantal arbeids- of gelijkgestelde dagen, de referteperiode waarin die dagen gelegen moeten zijn, de voorwaarden waaraan die arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen moeten voldoen en de wijze van berekenen van die arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen te bepalen, waarbij een modulatie mogelijk is in functie van onder meer specifieke karakteristieken van de vóór de werkloosheid uitgeoefende arbeid, zoals de tewerkstelling als havenarbeider, als zeevisser of als kunstenaar.

Deze bepaling dient dan ook bijkomend te worden vermeld in de aanhef van het ontwerp.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP Algemene opmerking 5. De Nederlandse en Franse tekst van het verslag aan de Koning stemmen niet overeen, waarbij in de Nederlandse tekst een gedeelte lijkt te ontbreken, of minstens niet op de juiste plaats staat vermeld.Het is ter wille van de rechtszekerheid van belang dat dit euvel wordt rechtgezet.

Artikelen 3 en 5 6. Het verslag aan de Koning bij artikel 3, eerste lid, en artikel 5, stelt dat er sprake is van "een schorsing van de referteperiode", terwijl in de betrokken bepalingen van het ontwerp van koninklijk besluit zelf "een verlenging van de referteperiodes" wordt geregeld. Gevraagd of in de tekst van het ontwerp niet veeleer het begrip "opschorting" dient te worden gehanteerd, zoals reeds het geval was in de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten, antwoordde de gemachtigde: "Cette mesure, depuis le 1er avril 2020, été prévue par 2 textes.

L'AR du 23 avril 2020, article 6, alinéa 1er, prévoyait que `Pour la détermination des périodes de référence de respectivement douze et dix-huit mois visées à l'article 116, § 5, du même arrêté royal du 25 novembre 1991, qui sont au moins partiellement situées dans la période du 1er avril 2020 au 30 juin 2020 inclus, il n'est pas tenu compte de la période du 1er avril 2020 jusqu'au 30 juin 2020 inclus.' La loi du 15 juillet 2020, article 4, alinéa 1er précisait que les périodes de référence de respectivement douze et dix-huit mois visées aux paragraphes 5 et 5 bis de l'article 116 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 étaient suspendues pendant la période du 13 mars 2020 au 31 décembre 2020.

Il s'agit ici de périodes de référence qui se situent avant une demande d'octroi ou de renouvellement qui se situe dans le futur. Ces périodes de référence se situent par définition toujours dans le passé et il s'agit de les prolonger par la période visée par le texte.

Le terme suspension est plus approprié pour une période qui court.

Le projet d'arrêté, article 3, alinéa 1er, précise donc que les périodes de référence sont prolongées par la période située du 1er janvier 2022 au 31 mars 2022 inclus." Het voorgaande neemt niet weg dat de verlenging van de referteperiode in de ontworpen bepalingen op rechtsonzekere wijze is geformuleerd en aanleiding kan geven tot betwistingen.

Zo biedt de verklaring van de gemachtigde alvast geen verantwoording voor de discrepantie tussen het verslag aan de Koning en de artikelen 3 en 5 van het ontwerp. Beiden zullen in elk geval op elkaar afgestemd moeten worden.

Voorts valt op te merken dat de door de gemachtigde geschetste terminologie, die erop neer lijkt te komen dat de term "schorsing" beter aangepast is voor een lopende referteperiode en de term "verlenging" voor toekomstige aanvragen die betrekking hebben op het verleden, in elk geval niet consequent gehanteerd werd in de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten, hetgeen tot verwarring aanleiding zou kunnen geven. In dit verband verdient het ook aanbeveling om de woorden "verlenging van maximaal 18 maanden ingevoerd door de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten" in het verslag aan de Koning bij artikel 3 en 5 van het ontwerp aan te passen en te vervangen door "de maximale opschorting zoals ingevoerd door de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten".(3) Er is dus sprake van een verlenging van de referteperiode door het ontwerp die gecombineerd kan worden met de maximale opschorting zoals ingevoerd door de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 27/07/2020 numac 2020203113 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten.

Ten slotte rijst de vraag of het wel voldoende duidelijk is voor welke referteperiodes deze bepalingen gelden. Uit bijkomende toelichting verstrekt door de gemachtigde blijkt dat deze betrekking hebben op de "période de référence [qui] tombe dans la période 01/01/2022 au 31/03/2022" en dat het volstaat dat de referteperiode daarin begint (deze periode dient dus niet volledig in de referteperiode te vallen).

Het is raadzaam om dit te verduidelijken in het ontwerp.

Artikel 4 7. De toepassing van artikel 4 van het ontwerp is beperkt in de tijd. Overeenkomstig artikel 6 van het ontwerp heeft artikel 4 uitwerking met ingang van 1 januari 2022 en treedt deze bepaling buiten werking op 1 april 2022.

Het is echter onduidelijk hoe de datum bepaald wordt van de inkomsten uit auteursrechten en uit naburige rechten. De gemachtigde verduidelijkt dit als volgt: "Comme il ressort de l'article 4, le montant journalier de l'allocation de chômage n'est pas diminué dans la période du 1er janvier 2022 au 31 mars 2022 avec les revenus qui proviennent de droits d'auteur et de droit voisins.

Ceci signifie que le calcul de l'article 130, § 2 s'effectue en tenant compte des revenus perçus du 1er janvier 2022 au 31 décembre 2022.

Sur base de ce calcul, le montant journalier qui doit être déduit de l'allocation de chômage journalière est le cas échéant déterminé.

Dans la période du 1er janvier 2022 au 31 mars 2022, le montant journalier de l'allocation ne sera pas diminué par ce montant.

Le critère n'est donc pas lié au moment de la perception des revenus." Het verdient aanbeveling om dit in het verslag aan de Koning te verduidelijken.

18 JANUARI 2022. - Koninklijk besluit tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, i, vervangen bij de wet van 14 februari 1961, § 1septies, tweede lid, 1°, en § 1octies, derde en vierde lid, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014;

Gelet op de wet van 25 april 1963Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/1963 pub. 21/02/2013 numac 2013000100 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 25/04/1963 pub. 27/01/2015 numac 2015000030 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, artikel 15, eerste en derde lid;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 15 december 2021;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 20 december 2021;

Gelet op advies 70.755/1 van de Raad van State, gegeven op 29 december 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat Europa zich door de verspreiding van de meer besmettelijke Delta-variant opnieuw in het epicentrum van het coronavirus COVID-19-pandemie bevindt en er in België nog steeds dringende maatregelen van toepassing zijn en bijkomend worden ingevoerd om het risico voor de volksgezondheid te beperken, meer bepaald ook om de verspreiding van de recent vastgestelde Omikron-variant te voorkomen;

Aangezien die situatie tot gevolg heeft dat onmiddellijk de noodzakelijke maatregelen verder moeten worden genomen om de zwaar getroffen sectoren zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen;

Aangezien dit besluit gericht is op de werknemers uit de culturele sector die bijzonder zwaar getroffen zijn door de crisis, aangezien ze zijn tewerkgesteld in een sector die zijn activiteiten nog niet echt op een duurzame wijze heeft kunnen hervatten;

Aangezien het dringend is opnieuw maatregelen te voorzien om tijdens deze periode het niveau van inkomsten te kunnen garanderen van die bijzonder zwaar getroffen werklozen;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Voor de werknemers die krachtens het eerste lid recht krijgen op werkloosheidsuitkeringen vervalt dat recht op 1 april 2022.

Wanneer de referteperiodes van respectievelijk twaalf en achttien maanden bedoeld in het vorige lid een einde nemen in de periode vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022, worden deze referteperiodes verlengd met de periode vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022.

Art. 5.De referteperiode van achttien maanden als bedoeld in artikel 31 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering wordt verlengd met de periode van 1 januari 2022 tot 31 maart 2022.

Wanneer de referteperiode bedoeld in het vorige lid een einde neemt in de periode vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022, wordt deze referteperiode verlengd met de periode vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022 en treedt buiten werking op 1 april 2022.

In afwijking van het vorige lid blijven artikelen 3, eerste en tweede lid, en 5 van dit besluit van toepassing na 31 maart 2022.

Zij die vanaf de inwerkingtreding van dit besluit voldoen of voldeden aan de in de vorige artikelen vermelde voorwaarden, kunnen een aanvraag tot toegang tot of tot herziening van hun rechten indienen.

Art. 7.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 januari 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Titel van het document:	Koninklijk besluit tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19
Url van de betrokken pagina:	https://etaamb.openjustice.be/nl/koninklijk-besluit-van-18-januari-2022_n2022030185.html
Te verwijderen woorden:
E-mail adres:*
Opmerkingen:*
* Optionele velden

Koninklijk besluit tot verbetering van de toestand van de werknemers in de culturele sector in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19

Zijn uw gegevens weergegeven op deze pagina?