gepubliceerd op 02 februari 2001
Koninklijk besluit betreffende het voorlopige systeem tot dekking van de werkingskosten van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
18 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit betreffende het voorlopige systeem tot dekking van de werkingskosten van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op artikel 15/15, § 4, eerste en tweede lid, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 25, § 3, tweede lid, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 5 september 2000;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door : 1. de onmiddellijke behoefte voor een financiering voor de Commissie voor Regulering van de Elektriciteit en Gas (CREG), opgericht vanaf 9 januari 2000, met als doelstelling het nakomen van de verplichtingen voorzien in de Europese richtlijn 96/92 EG inzake liberalisering van de elektriciteitsmarkt en omgezet in het Belgisch recht door de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de Elektriciteitsmarkt;2. de kostprijs van de leningen die de CREG momenteel moet aangaan teneinde zijn installatie- en werkingskosten te dekken en waarvoor interesten moeten betaald worden op belangrijke bedragen, interesten die in aanzienlijke mate zouden kunnen verlaagd worden indien vanaf nu, zou kunnen worden overgegaan tot de voorlopige financiering voorzien door artikels 229 en 230 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en diverse schikkingen, Titel III Energie en duurzame ontwikkeling;3. het belang voor de eindafnemers van gas en elektriciteit om slechts de bedragen te betalen die het nauwst mogelijk de lasten van de werkelijke activiteit van de CREG weerspiegelen, bij name zijn reguleringsrol van de gas- en elektriciteitsmarkten en geen interesten die het huidig gebrek aan geldelijke middelen moeten dekken; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 december 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Staatssecretaris voor Energie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bijdragen tot dekking van de werkingskosten van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) worden in twee gedeelten opgesplitst : a) een eerste gedeelte van 69 % te dragen door degene die, in afwachting van de aanwijzing van de netbeheerder, het transmissienet in opdracht van de neteigenaars beheert, bedoeld in artikel 25, § 3, tweede lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;b) een tweede gedeelte van 31 % te dragen door de houders van gasvervoervergunningen of toelatingen, bedoeld in artikel 15/15, § 4, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.
Art. 2.Het eerste gedeelte wordt gefinancierd door een toeslag per kWh op de tarieven voor de toegang tot het transmissienet en het gebruik ervan, alsmede op de tarieven voor de ondersteunende diensten, aangerekend door degene die het transmissienet beheert. Deze toeslag is gelijk aan : eerste gedeelte/hoeveelheid vervoerde kWh waarbij de hoeveelheid vervoerde kWh de hoeveelheid is die, door degene die het transmissienet beheert, werd gefactureerd in het jaar t-2 voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t. Het jaar t-2 staat voor het tweede jaar voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t.
Art. 3.Voor de jaren t-2 waarin niet elke vervoerde kWh uitdrukkelijk gefactureerd werd, dient het vervoer van kWh bedoeld in artikel 2, begrepen te worden als het totaal van kWh verbruikt door elke natuurlijke of rechtspersoon voor eigen gebruik.
Art. 4.Het tweede gedeelte wordt verdeeld tussen de houders van gasvervoervergunningen of toelatingen in verhouding tot het vervoer van aardgas door hen gefactureerd in het jaar t-2 voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t.
Art. 5.Degene die het transmissienet beheert en de houders van gasvervoervergunningen of toelatingen moeten hun bijdrage storten op de bankrekening van de CREG binnen één maand na de kennisgeving door de CREG.
Art. 6.§ 1. De toeslag bedoeld in artikel 2 is verschuldigd door elke natuurlijke of rechtspersoon gevestigd op het Belgisch grondgebied die de vervoerde kWh voor eigen gebruik heeft verbruikt, alsook de kWh gedekt door zelfopwekking indien de verbruiker aangesloten is op het Belgisch net. Daartoe factureert degene die het transmissienet beheert, de toeslag aan zijn klanten. Indien zijn klanten de vervoerde kWh niet zelf gebruiken, factureren zij de toeslag door aan hun klanten die, indien zij de vervoerde kWh niet zelf gebruiken, de toeslag op hun beurt factureren aan hun klanten totdat de toeslag uiteindelijk gefactureerd wordt aan degene die de kWh voor eigen gebruik verbruikt heeft. De toeslag is opvorderbaar door degene die de toeslag gefactureerd heeft ten aanzien van de bestemmeling van de betrokken factuur. § 2. De bijdrage bedoeld in artikel 4 is verschuldigd door elke natuurlijke of rechtspersoon die het vervoerd aardgas voor eigen gebruik heeft verbruikt. Daartoe factureert de houder van gasvervoervergunningen of toelatingen, de bijdrage aan zijn klanten naar evenredigheid van de gefactureerde hoeveelheid aardgas. Indien zijn klanten het vervoerde aardgas niet zelf gebruiken, factureren zij de bijdrage door aan hun klanten die, indien zij het vervoerde aardgas niet zelf gebruiken, de bijdrage op hun beurt factureren aan hun klanten totdat de bijdrage uiteindelijk gefactureerd wordt aan degene die het aardgas voor eigen gebruik verbruikt heeft. De bijdrage is opvorderbaar door degene die de bijdrage gefactureerd heeft ten aanzien van de bestemmeling van de betrokken factuur.
Art. 7.Het eerste te financieren dienstjaar is 2000. Het bedrag van de werkingskosten waarover sprake in artikel 1 ligt respectievelijk voor het dienstjaar 2000 op 253 miljoen BEF en voor het dienstjaar 2001 op 380 miljoen BEF.
Art. 8.§ 1. De terugbetaling van de bedragen ontleend door de CREG teneinde haar werkingskosten te financieren vóór de inwerkingtreding van het systeem van toeslagen bedoeld in artikel 2, alsook van de bijhorende intresten, worden ten belope van 69 % gedekt door een supplement op de toeslag zoals gedefinieerd in artikel 2. Dit supplement wordt zo berekend dat het leidt tot de terugbetaling van zowel 69 % van de ontleende bedragen alsook 69 % van de bijhorende intresten over een periode van maximum twee jaar vanaf de inwerkingtreding van het systeem van toeslagen bedoeld in artikel 2. § 2. De terugbetaling van de bedragen ontleend door de CREG teneinde haar werkingskosten te financieren vóór de inwerkingtreding van het systeem van bijdrage bedoeld in artikel 4, alsook van de bijhorende intresten, worden ten belope van 31 % gedekt door een supplement op de bijdrage zoals gedefinieerd in artikel 4. Dit supplement wordt zo berekend dat het leidt tot de terugbetaling van zowel 31 % van de ontleende bedragen alsook 31 % van de bijhorende intresten over een periode van maximum twee jaar vanaf de inwerkingtreding van het systeem van bijdrage bedoeld in artikel 4.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 10.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 januari 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE