gepubliceerd op 29 december 2015
Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen
18 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad ("BRR-richtlijn").
De BRR-richtlijn verschaft aan de overheidsinstanties nieuwe bevoegdheden en instrumenten om eventuele bankcrises in de Europese Unie beter te kunnen voorkomen en beheersen.
De BRR-richtlijn voorziet met name in de toepassing van afwikkelingsmaatregelen wanneer een kredietinstelling in gebreke blijft of waarschijnlijk in gebreke zal blijven, er geen alternatieve oplossing vanuit de particuliere sector mogelijk is, en zulks noodzakelijk is in het algemeen belang. De afwikkelingsautoriteit beschikt in een dergelijk geval over ruime bevoegdheden, waaronder die om tot de interne versterking ("bail-in") van de instelling over te gaan. Deze maatregel maakt het mogelijk de particuliere sector te betrekken bij de financiering van de afwikkeling, door de aandeelhouders of de schuldeisers van de instelling geheel of gedeeltelijk de verliezen te laten dragen die zij zouden hebben geleden indien deze entiteit volgens een normale insolventieprocedure, namelijk volgens het Belgische faillissementsrecht, zou zijn afgewikkeld. De reikwijdte van die maatregel wordt omschreven in de BRR-richtlijn, die voorziet in de uitsluiting van bepaalde schuldeisers (zoals de deposanten die gedekt zijn door de depositogarantie, d.w.z. tot 100.000 euro, of de schuldeisers die over een zekerheidsrecht beschikken).
De BRR-richtlijn werd gedeeltelijk in Belgisch recht omgezet via de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen. De bepalingen van de BRR-richtlijn die betrekking hebben op het instrument van interne versterking werden echter nog niet omgezet.
Het voorliggende besluit strekt dus tot omzetting van de bepalingen van de BRR-richtlijn die betrekking hebben op de interne versterking, evenals van de bepalingen over de rol van het Garantiefonds bij de afwikkeling.
Het voorliggende besluit wordt genomen in uitvoering van de artikelen 255, paragraaf 2 en 386 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen (de "bankwet"), die Uwe Majesteit machtigen om bij een in Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Afwikkelingscollege van de Nationale Bank van België, alle dienstige maatregelen te treffen om, respectievelijk (i) de bindende bepalingen van internationale verdragen die strekken tot aanvulling van de afwikkelings-instrumenten met een instrument van interne versterking ten uitvoer te leggen en (ii) de voor de afwikkeling benodigde financieringsregelingen op te zetten.
Te dien einde wordt Uwe Majesteit gemachtigd de vigerende wettelijke bepalingen te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen.
Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel bepaalt dat het huidige besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de BRR-richtlijn.
Artikel 2 Dit artikel, dat artikel 242 van de bankwet wijzigt, voegt in Titel VIII, die betrekking heeft op de afwikkeling van in gebreke blijvende kredietinstellingen, nieuwe definities toe die verband houden met het instrument van interne versterking en breidt de definitie van "beschikkingsbeslissing" uit tot de beslissing van de afwikkelingsautoriteit om gebruik te maken van het instrument van interne versterking of om de daaraan verbonden bevoegdheden uit te oefenen. Gelet op de gevolgen van dergelijke beslissingen voor de eigendomsrechten van de aandeelhouders en de schuldeisers, is het gerechtvaardigd dat ze als beschikkings-beslissingen worden behandeld en met name aan een voorafgaande gerechtelijke controle worden onderworpen overeenkomstig de artikelen 296 en volgende van de bankwet.
Artikel 3 Dit artikel wijzigt artikel 246, paragraaf 2 van de bankwet, dat betrekking heeft op de waardering, om er het geval van de toepassing van het instrument van interne versterking aan toe te voegen.
Het strekt tot omzetting van artikel 36, lid 4, onder d) van de BRR-richtlijn.
Artikel 4 Dit artikel wijzigt artikel 248, paragraaf 3 van de bankwet om de afwikkelingsautoriteit in staat te stellen, wanneer de definitieve waardering een waarde oplevert die hoger is dan deze die de voorlopige waardering heeft opgeleverd, de waarde te verhogen van relevante kapitaalinstrumenten of in aanmerking komende schulden die met toepassing van het instrument van interne versterking zijn afgeschreven.
Het strekt tot omzetting van artikel 36, paragraaf 11, onder a) van de BRR-richtlijn.
Artikelen 5 tot 9 Deze artikelen introduceren een nieuw afwikkelingsinstrument, namelijk de interne versterking, en voegen in hoofdstuk V van titel VIII van boek II van de bankwet een nieuwe afdeling in met als opschrift "Instrument van interne versterking".
Deze nieuwe afdeling bevat een onderafdeling 1 die betrekking heeft op de doelstellingen van de interne versterking, het toepassingsgebied ervan en de discretionaire uitsluitingen waartoe de afwikkelingsautoriteit kan besluiten.
Deze bepalingen strekken tot omzetting van de artikelen 43 en 44 van de BRR-richtlijn.
Artikelen 10 tot 13 Deze artikelen voegen in de nieuwe afdeling over de interne versterking een onderafdeling 2 in die betrekking heeft op het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden.
Deze bepalingen strekken tot omzetting van artikel 45 van de BRR-richtlijn.
De Raad van State vraagt zich af waarom er enkel melding wordt gemaakt van het individueel niveau, met uitsluiting van het geconsolideerd niveau, in het ontworpen artikel 12 dat een artikel 267/4 invoegt met betrekking tot de contractuele instrumenten van interne versterking in het kader van de toepassing van het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden. Artikel 45, lid 13 van de BRR-richtlijn, waarvan artikel 267/4 de omzetting is, dekt nochtans zowel het individueel als het geconsolideerd niveau.
Dit wordt verklaard door het feit dat de toepassing van het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden op geconsolideerd niveau, met inbegrip van de contractuele instrumenten van interne versterking, behandeld wordt in artikel 460, § 1 van de bankwet, zoals ingevoegd door artikel 5 van het ontwerp van Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft. Om rekening te houden met de opmerking van de Raad van State, zal deze bepaling uitdrukkelijk verwijzen naar artikel 267/4 van de bankwet.
Artikelen 14 tot 24 Deze artikelen voegen in de nieuwe afdeling over het instrument van interne versterking een onderafdeling 3 in over de tenuitvoerlegging van dit instrument. Deze onderafdeling bevat bepalingen over de vaststelling door de afwikkelingsautoriteit van het bedrag van de interne versterking, de intrekking van aandelen en de verwatering van aandeelhouders, de procedures inzake gekwalificeerde deelnemingen, de volgorde waarin de afschrijving en de omzetting moeten worden uitgevoerd, de toepassing van de interne versterking op derivaten, het bedrijfssaneringsplan, en de contractuele erkenning van de interne versterking.
Deze artikelen strekken tot omzetting van de artikelen 46 tot 53 van de BRR-richtlijn.
Artikel 25 De draagwijdte van artikel 275 van de bankwet, dat aangeeft welke rechtsgevolgen er aan de beschikkingsbeslissingen verbonden zijn voor de instelling en voor derden, wordt via dit artikel uitgebreid tot alle afwikkelingsmaatregelen.
Artikel 26 Dit artikel wijzigt artikel 276, paragraaf 2 van de bankwet om er de bevoegdheden met betrekking tot het instrument van interne versterking aan toe te voegen.
Artikelen 27 en 28 Deze artikelen wijzigen het opschrift van afdeling 1 in boek II, titel VIII, hoofdstuk VII van de bankwet evenals artikel 282 van dezelfde wet, om er het "no creditor worse off"-beginsel aan toe te voegen dat geldt bij toepassing van het instrument van interne versterking. Deze regel houdt in dat de aandeelhouders en schuldeisers waarvan de rechten krachtens het instrument van interne versterking zijn afgeschreven of in aandelen of andere eigendomsinstrumenten zijn omgezet, geen grotere verliezen mogen lijden dan deze die ze geleden zouden hebben bij faillissement van de kredietinstelling.
Deze bepalingen strekken tot omzetting van artikel 73, onder b) van de BRR-richtlijn.
Artikel 29 Dit artikel voegt in boek VIII van de bankwet, dat betrekking heeft op het depositogarantiestelsel, een artikel 384/1 in, dat de bijdrage regelt van het Garantiefonds aan de financieringsregeling.
Dit artikel zorgt voor de omzetting van artikel 109 van de BRR-richtlijn.
Artikel 30 Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit overeenkomstig artikel 255, paragraaf 2, vijfde lid van de bankwet.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT
ADVIES 58.497/2 VAN 9 DECEMBER 2015 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 25 APRIL 2014 OP HET STATUUT VAN EN HET TOEZICHT OP KREDIETINSTELLINGEN" Op 16 november 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen".
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 9 december 2015 .
De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, Yves De Cordt en Marianne Dony, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur .
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot .
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 9 december 2015 .
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Voorafgaande vormvereisten In de aanhef dient melding te worden gemaakt van de geïntegreerde impactanalyse, een vormvereiste dat luidens het dossier dat bij de adviesaanvraag is gevoegd naar behoren is vervuld.
Onderzoek van het ontwerp Aanhef Het tweede en het derde lid moeten onderling van plaats worden verwisseld zodat de erin opgenomen voorafgaande vormvereisten naar tijdsorde worden vermeld (1).
Dispositief Artikel 12 Artikel 45, lid 13, van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 "betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad" luidt als volgt : "De overeenkomstig dit artikel genomen besluiten kunnen erin voorzien dat op geconsolideerd niveau of op individueel niveau gedeeltelijk is voldaan aan het minimumvereiste voor eigen vermogen en voor in aanmerking komende passiva door middel van contractuele instrumenten van inbreng van de particuliere sector".
De afdeling Wetgeving begrijpt derhalve niet waarom in het ontworpen artikel 267/4, § 1, dat deze bepaling van de richtlijn omzet, alleen het individuele niveau wordt vermeld en niet het geconsolideerde niveau.
Artikel 23 Om ervoor te zorgen dat de omzetting in aandelen van in aanmerking komende schulden of van aanvullende eigenvermogensinstrumenten van een kredietinstelling van rechtswege uitwerking heeft zonder dat de aandeelhouders er zich tegen kunnen verzetten, zou het bij het ontworpen artikel 267/14 mogelijk moeten worden gemaakt om niet alleen af te wijken van de statuten of van de oprichtingsakte van de kredietinstelling, maar ook van de wettelijke bepalingen volgens welke maar kan worden besloten tot een kapitaalverhoging als een gekwalificeerde meerderheid van de aandeelhouders hiermee instemt (artikel 581 en volgende van het Wetboek van Vennootschappen). Daartoe zou de ontworpen tekst kunnen worden geredigeerd als volgt : "De omzetting van in aanmerking komende schulden of van aanvullende eigenvermogens-instrumenten [...], niettegenstaande enige wettelijke bepaling, enig contractueel beding of enig andersluidend beding in haar statuten of in haar oprichtingsakte, met inbegrip van enig voorkeurrecht (voorts zoals in het ontwerp)".
De griffier, A.-C. Van Geersdaele, De voorzitter, P. Vandernoot. (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 34, b).
18 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, de artikelen 255, § 2 en 386;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 29 oktober 2015;
Gelet op het advies van het Afwikkelingscollege van de Nationale Bank van België, gegeven op 9 november 2015;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 10 november 2015;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op advies 58.497/2 van de Raad van State, gegeven op 9 december 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Het voorliggend koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen
Art. 2.§ 1. In artikel 242 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepalingen onder 5° /1, 5° /2 en 5° /3 worden ingevoegd, luidende : "5° /1 instrument van interne versterking : het mechanisme voor het verrichten van de uitoefening door de afwikkelingsautoriteit van de bevoegdheden voor het afschrijven of omzetten van de passiva van een kredietinstelling in afwikkeling, overeenkomstig artikel 267/1;5° /2 derivaat : een derivaat in de zin van artikel 2, lid 5 van Verordening nr.648/2012; 5° /3 Verordening nr.648/2012 : Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters; "; 2° in de bepaling onder 10° worden de woorden "geen tier 1-kernkapitaalinstrumenten, aanvullend-tier 1-instrumenten of aanvullend-tier 2-instrumenten zijn en die" ingevoegd tussen de woorden "verbintenissen of passiva van een kredietinstelling die" en de woorden "tot geen van de volgende categorieën behoren";3° de bepaling onder 17° wordt vervangen als volgt : "17° beschikkingsbeslissing : de beslissing van de afwikkelingsautoriteit om aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of verbintenissen te doen overgaan, de afschrijving of de omzetting van passiva met toepassing van een afwikkelingsinstrument of de beslissing om de bevoegdheden bedoeld in artikel 250 of in artikel 276, § 2, 2°, 3°, 4°, 4° /1, 4° /2, 4° /3, 4° /4 en 5° uit te oefenen;".
Art. 3.In artikel 246, § 2 van dezelfde wet wordt de bepaling onder 3° /1 ingevoegd, luidende : "3° /1 wanneer wordt overwogen om het instrument van interne versterking toe te passen, gegevens te verzamelen zodat een beslissing kan worden genomen over het bedrag van de afschrijving of de omzetting van in aanmerking komende schulden;".
Art. 4.In artikel 248, § 3 van dezelfde wet wordt het tweede lid aangevuld met de woorden "of oefent zij in voorkomend geval haar bevoegdheid uit om de waarde te verhogen van relevante kapitaalinstrumenten of in aanmerking komende schulden die met toepassing van het instrument van interne versterking zijn afgeschreven".
Art. 5.Artikel 255, § 1 van dezelfde wet wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende : "4° het instrument van interne versterking (bail-in). ".
Art. 6.In Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een afdeling IV/1 ingevoegd met als opschrift "Afdeling IV/1. - Instrument van interne versterking".
Art. 7.In afdeling IV/1, ingevoegd bij artikel 6, wordt een onderafdeling 1 ingevoegd met als opschrift "Onderafdeling 1 - Doel en toepassingsgebied".
Art. 8.In onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 7, wordt een artikel 267/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/1.§ 1. Indien de voorwaarden van artikel 244, § 1 zijn vervuld, kan de afwikkelingsautoriteit alle of een deel van de in aanmerking komende schulden van een kredietinstelling afschrijven of omzetten in aandelen of andere eigendomsinstrumenten, om een van de volgende doelstellingen te verwezenlijken : 1° de herkapitalisatie van een kredietinstelling die voldoet aan de voorwaarden voor het initiëren van een afwikkelingsprocedure, om ervoor te zorgen dat zij weer aan de vergunningsvoorwaarden voldoet en de werkzaamheden kan blijven uitoefenen waarvoor zij een vergunning heeft verkregen, alsook om voldoende marktvertrouwen te handhaven;2° de afschrijving van schuldinstrumenten of de omzetting ervan in aandelen of andere eigendomsinstrumenten, wanneer ze worden overgedragen : a) aan een overbruggingsinstelling, teneinde kapitaal aan die overbruggingsinstelling te verschaffen;of b) met toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming of van het instrument van afsplitsing van activa. § 2. Het instrument van interne versterking kan slechts ter verwezenlijking van de in paragraaf 1, 1° bedoelde doelstellingen worden toegepast indien redelijkerwijze te verwachten valt dat de toepassing van dat instrument, in combinatie met andere relevante maatregelen, waaronder maatregelen die overeenkomstig het bij artikel 267/11 voorgeschreven bedrijfssaneringsplan zijn genomen, niet alleen tot de verwezenlijking van de relevante afwikkelingsdoelstellingen leidt, maar ook de financiële soliditeit en de levensvatbaarheid op lange termijn van de betrokken kredietinstelling herstelt.
Indien de voorwaarden van het vorige lid niet vervuld zijn, kunnen alle in artikel 255, § 1, 1°, 2° en 3° bedoelde afwikkelingsinstrumenten evenals het in paragraaf 1, 2° van dit artikel bedoelde instrument van interne versterking in voorkomend geval worden toegepast. § 3. De in aanmerking komende schulden kunnen worden afgeschreven of in aandelen of andere eigendomsinstrumenten worden omgezet ongeacht de rechtsvorm van de kredietinstelling. Indien nodig kan de afwikkelingsautoriteit beslissen de rechtsvorm van de kredietinstelling voorafgaandelijk te wijzigen. Deze beslissing heeft van rechtswege de wijziging van de rechtsvorm van de kredietinstelling tot gevolg. ".
Art. 9.In dezelfde onderafdeling 1 wordt een artikel 267/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/2.§ 1. De afwikkelingsautoriteit zorgt ervoor dat alle activa die aangewend worden ter dekking van door zekerheid gedekte verplichtingen onaangeroerd en gescheiden blijven en op toereikende wijze gefinancierd worden.
De in artikel 242, 10° vermelde uitsluitingen beletten niet om, in voorkomend geval, het deel van een door een zekerheid of anderszins gedekte verplichting dat de waarde van de activa die het voorwerp uitmaken van de dekking, het pandrecht of de zakelijke zekerheid, overschrijden, af te schrijven of om te zetten. Hetzelfde geldt voor het deel van een deposito dat het niveau van de in artikel 382 of in een soortgelijke regeling bepaalde dekking overschrijdt. § 2. Wanneer het instrument van interne versterking wordt toegepast, mogen in uitzonderlijke omstandigheden bepaalde in aanmerking komende schulden bovendien geheel of gedeeltelijk van de toepassing van de afschrijvings- of omzettingsmaatregelen worden uitgesloten, inzonderheid indien : 1° niet binnen een redelijke termijn tot afschrijving of omzetting kan worden overgegaan;2° het strikt noodzakelijk is en evenredig is aan het doel om de continuïteit van kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen van een kredietinstelling in afwikkeling te garanderen;3° het strikt noodzakelijk is en evenredig is aan het doel om te voorkomen dat een wijdverbreide besmetting ontstaat, met name in verband met in aanmerking komende deposito's van natuurlijke personen en kleine en middelgrote ondernemingen, die de werking van de financiële markten ernstig zou verstoren op een wijze die de nationale economie, die van een andere lidstaat of die van de gehele Unie ernstig kan ontwrichten;4° de toepassing van het instrument van interne versterking op deze in aanmerking komende schulden een zodanige waardevernietiging tot gevolg zou hebben dat het door andere schuldeisers geleden verlies groter zou zijn dan wanneer deze verplichtingen van de toepassing van de maatregel van interne versterking waren uitgesloten. Indien een in aanmerking komende schuld of een categorie van in aanmerking komende schulden geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten van de interne versterking, mag het niveau van waardevermindering of omzetting dat op de andere in aanmerking komende schulden wordt toegepast, worden verhoogd om met die uitsluitingen rekening te houden, met inachtneming van het in artikel 245, § 1, 8° vervatte beginsel. § 3. De afwikkelingsautoriteit stelt de Europese Commissie in kennis van de ontwerpbeslissingen die zij met toepassing van § 2 wil nemen.
Wanneer een bijdrage van de in artikel 386 bedoelde financieringsregelingen wordt overwogen, stelt de afwikkelingsautoriteit haar beslissing uit in afwachting van het besluit dat de Europese Commissie overeenkomstig artikel 44, § 12 van Richtlijn 2014/59/EU zal nemen. Bij haar beslissing houdt zij rekening met de eventuele voorwaarden waaraan voldaan moet zijn opdat de Europese Commissie haar goedkeuring verleent. ".
Art. 10.In dezelfde afdeling IV/1 wordt een onderafdeling 2 ingevoegd met als opschrift "Onderafdeling 2. - Minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden".
Art. 11.In onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 10, wordt een artikel 267/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/3.§ 1. De kredietinstellingen voldoen te allen tijde aan een minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden. Het minimumvereiste is een bedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende schuld, uitgedrukt als percentage van de totale passiva en het eigen vermogen van de kredietinstelling.
Voor de toepassing van het eerste lid maken de uit derivaten voortvloeiende verplichtingen deel uit van de totale passiva, aangezien de salderingsrechten van de tegenpartijen volledig worden erkend. § 2. In aanmerking komende schulden mogen maar in het in § 1 bedoelde bedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende schulden worden opgenomen indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het instrument is uitgegeven en volgestort;2° het gaat niet om een schuld aan de kredietinstelling zelf of om een schuld die door de kredietinstelling gedekt wordt met een zekerheid of gegarandeerd wordt;3° de aankoop van het instrument wordt niet direct noch indirect door de kredietinstelling gefinancierd;4° de schuld heeft een resterende looptijd van ten minste een jaar;5° de schuld vloeit niet voort uit een derivaat;6° de schuld vloeit niet voort uit een deposito dat bevoorrecht is krachtens artikel 389. Voor de toepassing van punt 4° wordt de vervaldatum van een schuld die aan de schuldeiser een recht op vroegtijdige terugbetaling verleent, geacht de eerste datum te zijn waarop dat recht kan worden uitgeoefend. § 3. Indien een in aanmerking komende schuld onderworpen is aan de wetgeving van een derde land, kan de afwikkelingsautoriteit verlangen dat de kredietinstelling aantoont dat elke beslissing van de afwikkelingsautoriteit tot afschrijving of omzetting van die schuld geldig en afdwingbaar is krachtens het recht van dat derde land, met name rekening houdend met de voorwaarden van het contract betreffende die verplichting en met internationale overeenkomsten inzake de erkenning van afwikkelingsprocedures. Indien volgens de afwikkelingsautoriteit niet voldoende is aangetoond dat elke beslissing volgens het recht van dat derde land geldig en afdwingbaar is, wordt de in aanmerking komende schuld niet in aanmerking genomen voor het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden als bepaald in § 1. § 4. Het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden van elke kredietinstelling wordt na raadpleging van de bevoegde autoriteit op individuele basis vastgesteld door de afwikkelingsautoriteit, en dit ten minste op basis van de volgende criteria : 1° door de toepassing van afwikkelingsinstrumenten, in voorkomend geval met inbegrip van het instrument van interne versterking, kan aan de afwikkelingsdoelstellingen worden voldaan;2° de kredietinstelling beschikt over voldoende in aanmerking komende schulden om te garanderen dat, indien het instrument van interne versterking zou worden toegepast, de verliezen kunnen worden opgevangen en de tier 1-kernkapitaalratio van de kredietinstelling wederom op een peil kan worden gebracht dat noodzakelijk is om haar in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor zij een vergunning heeft verkregen, alsook om voldoende marktvertrouwen in de kredietinstelling te handhaven;3° indien het afwikkelingsplan ermee rekening houdt dat bepaalde categorieën van in aanmerking komende schulden kunnen worden uitgesloten van de interne versterking krachtens artikel 267/2, § 2, of volledig aan een koper kunnen worden overgedragen bij een gedeeltelijke overdracht, heeft de kredietinstelling voldoende andere in aanmerking komende schulden om de verliezen op te vangen en haar tier 1-kernkapitaalratio wederom op een peil te brengen dat noodzakelijk is om haar in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor zij een vergunning heeft verkregen;4° de omvang, het bedrijfsmodel, het financieringsmodel en het risicoprofiel van de kredietinstelling;5° de mate waarin de depositobeschermings-regeling overeenkomstig artikel 348/1 aan de financiering van de afwikkeling zou kunnen bijdragen;6° de mate waarin het in gebreke blijven van de kredietinstelling nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit zou hebben, met name via besmetting als gevolg van haar verwevenheid met andere kredietinstellingen of met de rest van het financiële stelsel.".
Art. 12.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel 267/4 ingevoegd, luidende : «
Art. 267/4.§ 1. De met toepassing van deze onderafdeling genomen beslissingen kunnen erin voorzien dat op individueel niveau gedeeltelijk is voldaan aan het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden door middel van contractuele instrumenten van interne versterking. § 2. Een instrument wordt als een contractueel instrument van interne versterking in de zin van § 1 beschouwd indien de afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° het instrument bevat een contractueel beding dat inhoudt dat, indien een afwikkelingsautoriteit besluit op de instelling het instrument van interne versterking toe te passen, het instrument wordt afgeschreven of omgezet in de vereiste mate vóór andere in aanmerking komende schulden worden afgeschreven of omgezet;en 2° het instrument onderworpen is aan een bindende achterstellingsovereenkomst, -toezegging of -bepaling uit hoofde waarvan het instrument bij een liquidatieprocedure achtergesteld is aan andere in aanmerking komende schulden en niet kan worden terugbetaald totdat andere op dat ogenblik uitstaande, in aanmerking komende schulden zijn afgewikkeld.".
Art. 13.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel 267/5 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/5.§ 1. In overleg met de bevoegde autoriteit verlangt de afwikkelingsautoriteit dat en verifieert zij of de kredietinstellingen voldoen aan het in artikel 276/3 bedoelde minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden en, in voorkomend geval, aan het in artikel 267/4 bedoelde vereiste, en neemt zij alle beslissingen overeenkomstig dit artikel, parallel met het opstellen en het actualiseren van de afwikkelingsplannen. § 2. In overleg met de bevoegde autoriteit stelt de afwikkelingsautoriteit de EBA in kennis van het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden en, in voorkomend geval, van het in artikel 267/4 bedoelde vereiste, die voor elke onder haar bevoegdheid vallende kredietinstelling zijn vastgesteld. ".
Art. 14.In dezelfde afdeling IV/1 wordt een onderafdeling 3 ingevoegd met als opschrift "Onderafdeling 3. - Tenuitvoerlegging van het instrument van interne versterking".
Art. 15.In onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 17, wordt een artikel 267/6 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/6.§ 1. Wanneer zij het instrument van interne versterking toepast, raamt de afwikkelingsautoriteit op basis van een waardering die aan de artikelen 246 tot 248 voldoet, het totaal van : 1° indien van toepassing, het bedrag waarvoor de in aanmerking komende schulden moeten worden afgeschreven om ervoor te zorgen dat de nettowaarde van de activa van de kredietinstelling in afwikkeling gelijk is aan nul;en 2° in voorkomend geval, het bedrag waarvoor de in aanmerking komende schulden in aandelen of andere kapitaalinstrumenten moeten worden omgezet om de tier 1-kernkapitaalratio van de kredietinstelling in afwikkeling te herstellen of om een overbruggingsinstelling in staat te stellen eraan te voldoen. § 2. Bij de in § 1 bedoelde raming wordt rekening gehouden met de inbreng van kapitaal door de in artikel 386 bedoelde financieringsregelingen. Het in § 1 bedoelde totaal moet het mogelijk maken voldoende marktvertrouwen in de kredietinstelling in afwikkeling of de overbruggingsinstelling te handhaven en moet haar in staat stellen gedurende ten minste een jaar aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor zij een vergunning heeft verkregen.
Indien de afwikkelingsautoriteit voornemens is gebruik te maken van het instrument van afsplitsing van activa als bedoeld in artikel 265, houdt het bedrag waarmee de in aanmerking komende schulden moeten worden verminderd voor zover nodig rekening met een prudente raming van de kapitaalbehoeften van het vehikel voor activabeheer. § 3. Indien de relevante kapitaalinstrumenten overeenkomstig de artikelen 250 tot 254 zijn afgeschreven en het instrument van interne versterking overeenkomstig artikel 267/1, § 1 is toegepast en als gebleken is dat het niveau van de afschrijvingen op basis van de voorlopige waardering krachtens artikel 248, § 2 hoger is dan de vereisten wanneer dit niveau wordt vergeleken met dat van de definitieve waardering krachtens artikel 248, § 3, worden regelingen getroffen om de schuldeisers en vervolgens de aandeelhouders voor zover dat nodig is terug te betalen. § 4. De afwikkelingsautoriteit stelt regelingen vast en houdt deze in stand om ervoor te zorgen dat de beoordeling en de waardering gebaseerd zijn op informatie over de activa en passiva van de kredietinstelling in afwikkeling die zo actueel en zo uitvoerig is als redelijkerwijs mogelijk is. ".
Art. 16.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/7 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/7.§ 1. Wanneer de afwikkelings-autoriteit het instrument van interne versterking toepast of kapitaalinstrumenten afschrijft of omzet, treft zij ten aanzien van de aandeelhouders en houders van andere eigendomsinstrumenten een of beide van de volgende maatregelen : 1° het intrekken van bestaande aandelen of andere eigendomsinstrumenten, of de overdracht ervan op schuldeisers waarop het instrument van interne versterking is toegepast;2° mits de nettowaarde van de kredietinstelling in afwikkeling volgens de waardering krachtens de artikelen 246 tot 248 positief is, het doen verwateren van bestaande aandelenpakketten en andere eigendomsinstrumenten als gevolg van de omzetting in aandelen of andere eigendomsinstrumenten van : a) relevante kapitaalinstrumenten die door de kredietinstelling zijn uitgegeven op grond van de in artikel 250, § 1 bedoelde bevoegdheid; of b) in aanmerking komende schulden die door de kredietinstelling in afwikkeling zijn uitgegeven op grond van de in artikel 276, § 2, 4° /2 vermelde bevoegdheid. Voor de toepassing van punt 2° hanteert de afwikkelingsautoriteit een omzettingskoers die bestaande aandelenpakketten of andere eigendomsinstrumenten sterk verwatert. § 2. De in § 1 bedoelde maatregelen worden ook genomen ten aanzien van aandeelhouders en houders van andere eigendomsinstrumenten wier aandelen of andere eigendomsinstrumenten in de volgende omstandigheden werden uitgegeven of aan hen werden toegekend : 1° naar aanleiding van de omzetting van schuldinstrumenten in aandelen of andere eigendomsinstrumenten overeenkomstig de contractuele voorwaarden waaraan deze schuldinstrumenten onderworpen zijn, bij een gebeurtenis die voorafging aan of zich tezelfdertijd voordeed als de beoordeling door de afwikkelingsautoriteit waarbij deze heeft vastgesteld dat de kredietinstelling voldeed aan de voorwaarden voor het initiëren van een afwikkelingsprocedure;2° naar aanleiding van de omzetting van relevante kapitaalinstrumenten in tier 1-kernkapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 250. § 3. Wanneer de afwikkelingsautoriteit overweegt welke maatregelen krachtens § 1 moeten worden genomen, houdt zij rekening met : 1° de waardering krachtens de artikelen 246 tot 248;2° het bedrag waarmee de nominale waarde van tier 1-kernkapitaalinstrumenten verminderd moet worden en waarmee relevante kapitaalinstrumenten afgeschreven of omgezet moeten worden;en 3° het met toepassing van artikel 267/6 vastgestelde totaal. § 4. indien de toepassing van het instrument van interne versterking of de omzetting van kapitaal leidt tot de verwerving van een gekwalificeerde deelneming in de kredietinstelling of tot een verhoging van een dergelijke deelneming waardoor een van de in artikel 46 bepaalde drempels wordt bereikt of overschreden, verricht de toezichthouder de in artikel 48 bedoelde beoordeling zo snel mogelijk, teneinde de uitvoering van de afwikkelingsmaatregel niet te vertragen en niet te verhinderen dat met deze maatregel de doelstellingen van de afwikkeling worden verwezenlijkt. § 5. Bij een besluit genomen op advies van de afwikkelingsautoriteit regelt de Koning de rechtsgevolgen van de toepassing van het instrument van interne versterking en van de omzetting van kapitaal als bedoeld in paragraaf 1 en de uitoefening van de rechten verbonden aan de toegewezen aandelen of andere eigendomsinstrumenten tijdens de periode van beoordeling van de overnemer door de toezichthouder, alsook de gevolgen van een eventueel verzet door de toezichthouder.
Het besluit dat krachtens deze paragraaf wordt genomen, mag afwijken van artikel 51 voor zover toegelaten door de dwingende bepalingen van internationale verdragen of internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen. ".
Art. 17.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/8 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/8.§ 1. Wanneer de afwikkelingsautoriteit het instrument van interne versterking toepast, oefent zij de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden uit onder voorbehoud van de uitsluitingen bedoeld in artikel 242, 10° en in artikel 267/2, § 2, met inachtneming van de volgende vereisten : 1° tier 1-kernkapitaalinstrumenten worden verlaagd overeenkomstig artikel 252, 1° ;2° indien de verlaging overeenkomstig punt 1° hierboven minder dan de som van de in artikel 267/7, § 3, 2° en 3° vermelde bedragen is, verlaagt de afwikkelingsautoriteit de hoofdsom van de aanvullend-tier 1-instrumenten;3° indien de verlaging overeenkomstig de punten 1° en 2° hierboven minder dan de som van de in artikel 267/7, § 3, 2° en 3° vermelde bedragen is, verlaagt de afwikkelingsautoriteit de hoofdsom van de tier 2-instrumenten;4° indien de vermindering overeenkomstig de punten 1°, 2° en 3° hierboven minder dan de som van de in artikel 267/7, § 3, 2° en 3° vermelde bedragen is, verlaagt de afwikkelingsautoriteit, met inachtneming van de rangorde van vorderingen die in een liquidatieprocedure wordt toegepast, de hoofdsom van de achtergestelde vorderingen die geen aanvullend-tier 1-instrumenten of tier 2-instrumenten zijn;5° indien de vermindering overeenkomstig de punten 1° tot 4° hierboven minder dan de som van de in artikel 267/7, § 3, 2° en 3° vermelde bedragen is, verlaagt de afwikkelingsautoriteit de hoofdsom van, of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot, de rest van de in aanmerking komende schulden, met inachtneming van de rangorde van vorderingen die in een liquidatieprocedure wordt toegepast. § 2. Wanneer de afwikkelingsautoriteit de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden uitoefent, verdeelt zij de verliezen die vertegenwoordigd worden door de som van de in artikel 267/7, § 3, 2° en 3° vermelde bedragen over elke categorie van kapitaal en in aanmerking komende schulden naargelang van hun rang in de rangorde van vorderingen die in een liquidatieprocedure wordt toegepast, en binnen elke categorie naar evenredigheid van de nominale waarde van die instrumenten en schulden of van het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot die instrumenten en schulden, onverminderd een andere verdeling van de verliezen over in aanmerking komende schulden van dezelfde rang, met toepassing van artikel 267/2, § 2. § 3. Een afschrijvings- of omzettingsmaatregel als vermeld in § 1 wordt in voorkomend geval onder dezelfde voorwaarden toegepast op de restwaarde van een in § 1, 2° tot 4° vermeld instrument waarop reeds een afschrijving werd toegepast op grond van contractuele bepalingen. § 4. Onverminderd de in de artikelen 242, 10° en 267/2, § 2 bedoelde uitsluitingen mag de afwikkelingsautoriteit een verplichting niet afschrijven of omzetten terwijl andere verplichtingen die aan die verplichting zijn achtergesteld, grotendeels niet worden omgezet of afgeschreven. ".
Art. 18.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/9 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/9.§ 1. De afwikkelingsautoriteit oefent de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden met betrekking tot een verplichting die uit derivaten voortvloeit uit wanneer de derivatenposities gesloten zijn.
Bij de opening van de afwikkelingsprocedure kan de afwikkelingsautoriteit de derivatencontracten opzeggen of de derivatenposities sluiten.
Indien een uit derivaten voortvloeiende verplichting van de toepassing van de maatregel van interne versterking met toepassing van artikel 267/2, § 2, is uitgesloten, is de afwikkelingsautoriteit niet verplicht de voornoemde derivatencontracten te beëindigen of de derivatenposities te sluiten.
In het kader van de waardering krachtens de artikelen 246 tot 248 houdt de afwikkelingsautoriteit of de onafhankelijke persoon rekening met de bestaande verrekeningsovereenkomsten en bepaalt zij de respectieve verplichtingen van de partijen op nettobasis overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomsten. § 2. De afwikkelingsautoriteit bepaalt de waarde van uit derivaten voortvloeiende verplichtingen op basis van het volgende : 1° passende methodes voor het bepalen van de waarde van de categorieën van derivaten, met inbegrip van de transacties die aan salderingsovereenkomsten zijn onderworpen;2° beginselen voor het bepalen van het tijdstip waarop de waarde van een derivatenpositie moet worden vastgelegd;en 3° passende methodologieën voor het vergelijken van de waardevernietiging die het gevolg zou zijn van het afsluiten van de derivatenposities en de interne versterking voor derivaten, met het bedrag van de verliezen die door deze derivaten zouden worden gedragen in geval van interne versterking.".
Art. 19.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/10 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/10.Bij het uitoefenen van de omzettingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 250, § 2 en in artikel 276, § 2, 4° /2, mag de afwikkelingsautoriteit verschillende omzettingskoersen op verschillende categorieën van kapitaalinstrumenten en verplichtingen toepassen. Bij de bepaling van deze omzettingskoersen wordt rekening gehouden met de rangorde van de categorieën van passiva die in een liquidatieprocedure wordt toegepast.
De omzettingskoers biedt de getroffen schuldeiser een passende vergoeding voor het als gevolg van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden geleden verlies. ".
Art. 20.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/11 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/11.§ 1. Binnen een maand na de toepassing van het instrument van interne versterking op een kredietinstelling om de doelstellingen vermeld in artikel 267/1, § 1, 1° te verwezenlijken, moet het wettelijk bestuursorgaan van de kredietinstelling of de met toepassing van artikel 281, § 2 aangestelde persoon of personen voor de betrokken kredietinstelling een bedrijfssaneringsplan opstellen en ter goedkeuring aan de afwikkelingsautoriteit voorleggen. § 2. In buitengewone omstandigheden en indien dit nodig is voor het verwezenlijken van de afwikkelingsdoelstellingen, of indien het bedrijfssaneringsplan in het kader van de toepassing van de regels van de Europese Unie inzake staatssteun moet worden ingediend, kan de afwikkelingsautoriteit de in § 1 vermelde termijn van een maand verlengen met ten hoogste een maand. § 3. In het bedrijfssaneringsplan worden overeenkomstig de doelstellingen en de richtsnoeren van de afwikkelingsautoriteit maatregelen vastgelegd die erop gericht zijn de levensvatbaarheid op lange termijn van de kredietinstelling of een deel van haar werkzaamheden binnen een redelijk tijdsbestek te herstellen. Het bevat ten minste de volgende elementen : 1° een gedetailleerde diagnose van de factoren en problemen waardoor de kredietinstelling in gebrek blijft of waarschijnlijk in gebreke zal blijven, en de omstandigheden die ten grondslag liggen aan de moeilijkheden waarmee de kredietinstelling te kampen heeft;2° een beschrijving van de te nemen maatregelen die gericht zijn op het herstellen van de levensvaatbaarheid op lange termijn van de kredietinstelling;3° een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van die maatregelen. In het bedrijfssaneringsplan wordt onder meer rekening gehouden met de actuele stand van en toekomstige vooruitzichten voor de financiële markten, op basis van optimistische en pessimistische hypothesen, zoals een combinatie van situaties op grond waarvan de belangrijkste zwakke punten van de kredietinstelling kunnen worden vastgesteld. De hypothesen worden vergeleken met passende sectorbrede benchmarks.
Dit plan moet in voorkomend geval verenigbaar zijn met het herstructureringsplan dat in het kader van de toepassing van de regels van de Europese Unie inzake staatssteun wordt opgesteld. § 4. Maatregelen gericht op het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn als bedoeld in paragraaf 3 zijn onder meer : 1° de reorganisatie van de werkzaamheden van de kredietinstelling;2° wijzigingen in de operationele systemen en de infrastructuur in de kredietinstelling;3° het staken van verliesgevende activiteiten;4° de herstructurering van bestaande activiteiten die winstgevend kunnen worden gemaakt;5° de verkoop van activa of van bedrijfsonderdelen.".
Art. 21.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/12 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/12.§ 1. Binnen een maand te rekenen vanaf de datum van voorlegging van het in artikel 267/11 vermelde bedrijfssaneringsplan beoordeelt de afwikkelingsautoriteit de geschiktheid van dat plan om de levensvatbaarheid op lange termijn van de betrokken kredietinstelling te herstellen. Deze beoordeling wordt in overleg met de bevoegde autoriteit verricht.
Indien de afwikkelingsautoriteit en de bevoegde autoriteit van oordeel zijn dat die doelstelling kan worden verwezenlijkt met de uitvoering van het plan, keurt de afwikkelingsautoriteit het plan goed. § 2. Indien de afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat de in § 1 bedoelde doelstelling niet kan worden verwezenlijkt met de uitvoering van het plan, stelt zij in overleg met de bevoegde autoriteit het wettelijk bestuursorgaan van de kredietinstelling of de overeenkomstig artikel 281, § 2 aangestelde persoon of personen in kennis van de door haar vastgestelde tekortkomingen en eist zij dat het plan zodanig wordt gewijzigd dat deze tekortkomingen worden verholpen. § 3. Binnen twee weken te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de in § 2 bedoelde kennisgeving legt het wettelijk bestuursorgaan van de kredietinstelling of de overeenkomstig artikel 281, § 2 aangestelde persoon of personen aan de afwikkelingsautoriteit een gewijzigd plan ter goedkeuring voor. De afwikkelingsautoriteit beoordeelt het gewijzigde plan en laat het wettelijk bestuursorgaan van de kredietinstelling of de overeenkomstig artikel 281, § 2 aangestelde persoon of personen binnen een week weten of zij van oordeel is dat de vastgestelde tekortkomingen verholpen zijn of dat verdere wijzigingen zijn vereist. § 4. Het wettelijk bestuursorgaan van de kredietinstelling of de overeenkomstig artikel 281, § 2 aangestelde persoon of personen voeren het saneringsplan zoals goedgekeurd door de afwikkelingsautoriteit en de bevoegde autoriteit uit en leggen ten minste om de zes maanden een verslag voor aan de afwikkelingsautoriteit over de gemaakte vorderingen bij de uitvoering van het plan. § 5. Het wettelijk bestuursorgaan van de kredietinstelling of de overeenkomstig artikel 281, § 2 aangestelde persoon of personen herzien het plan indien dat naar het inzicht van de afwikkelingsautoriteit, met de instemming van de bevoegde autoriteit, nodig is om de in artikel 267/11, § 3 bedoelde doelstelling te verwezenlijken, en leggen elke wijziging van dit plan ter goedkeuring voor aan de afwikkelingsautoriteit.".
Art. 22.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/13 ingevoegd, luidende : " § 1. Wanneer de afwikkelingsautoriteit de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting met gebruikmaking van de in artikel 267, § 2, 4° /1 bedoelde bevoegdheid tot nul verlaagt, worden die verplichting en eventuele verplichtingen of vorderingen die daaruit voortvloeien en die niet vorderbaar waren op het moment waarop de maatregel ten uitvoer werd gelegd, als tenietgegaan beschouwd in hoofdsom en in rente en kunnen zij niet worden ingebracht in het kader van eventuele latere procedures met betrekking tot de kredietinstelling in afwikkeling of een eventuele opvolgende entiteit bij een latere liquidatie. § 2. Indien de afwikkelingsautoriteit de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting met gebruikmaking van de in artikel 276, § 2, 4° /1 bedoelde bevoegdheid gedeeltelijk verlaagt : 1° wordt de verplichting als tenietgedaan beschouwd ten belope van het verminderde bedrag; 2° blijft het instrument of de overeenkomst waarop de oorspronkelijke verplichting is gebaseerd, van toepassing op het resterende bedrag van de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van de verplichting, behoudens een eventuele wijziging van het verschuldigde rentebedrag om rekening te houden met de verlaging van het bedrag van de hoofdsom, en een eventuele verdere wijziging van de voorwaarden die de afwikkelingsautoriteit zou kunnen aanbrengen met toepassing van artikel 276, § 2, 4° /4.".
Art. 23.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/14 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/14.De omzetting van in aanmerking komende schulden of van aanvullend-tier 1- of -tier 2-instrumenten van een kredietinstelling in aandelen of andere eigendomsinstrumenten heeft van rechtswege uitwerking overeenkomstig artikel 275, niettegenstaande enige wettelijke of contractuele bepaling of enig andersluidend beding in haar statuten of in haar oprichtingsakte, met inbegrip van enig voorkeurrecht voor aandeelhouders of enig beding dat inhoudt dat aandeelhouders toestemming moeten verlenen voor een kapitaalverhoging.".
Art. 24.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel 267/15 ingevoegd, luidende : "
Art. 267/15.§ 1. Indien een in aanmerking komende schuld die onderworpen is aan de wetgeving van een derde land geen deposito als vermeld in artikel 389, § 2 vormt, moeten de kredietinstellingen ervoor zorgen dat in de overeenkomst een bepaling wordt opgenomen die inhoudt dat de schuldeiser erkent dat de verplichting mag worden omgezet of dat de waarde ervan mag worden verminderd, en erin toestemt gebonden te zijn door elke verlaging van de hoofdsom of van het uitstaande verschuldigde bedrag, elke omzetting of intrekking die door de uitoefening van deze bevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit wordt teweeggebracht.
De afwikkelingsautoriteit kan verlangen dat de betrokken kredietinstellingen haar een juridisch advies verstrekken over de afdwingbaarheid en de doeltreffendheid van een dergelijke clausule. § 2. § 1 is niet van toepassing indien de afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat de verplichtingen of instrumenten onderworpen kunnen zijn aan haar afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden krachtens de wetgeving van een derde land of een met dat derde land gesloten bindende overeenkomst.
Het ontbreken van de in § 1 bedoelde bepaling in de overeenkomst belet niet dat de afwikkelingsautoriteit haar prerogatieven uitoefent.".
Art. 25.Artikel 275 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 275.De afwikkelingsmaatregelen, met inbegrip van de beschikkingsbeslissingen van de afwikkelingsautoriteit die door de rechtbank zijn bekrachtigd overeenkomstig artikel 302, hebben van rechtswege uitwerking en zijn van toepassing op de kredietinstelling in afwikkeling evenals op de getroffen schuldeisers en aandeelhouders op de datum vastgesteld door de afwikkelingsautoriteit, en zijn tegenstelbaar aan derden onder de voorwaarden bepaald in artikel 76 van het Wetboek van Vennootschappen.
Deze rechtsuitwerking heeft eveneens betrekking op de accessoires van de overgedragen vorderingen en de zakelijke of persoonlijke zekerheden als waarborg daarvan.".
Art. 26.In artikel 276, § 2 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepalingen onder 4° /1, 4° /2, 4° /3, 4° /4 en 4° /5 worden ingevoegd, luidende : "4° /1 de bevoegdheid om de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot in aanmerking komende schulden van een kredietinstelling (tot nul) te verlagen;4° /2 de bevoegdheid om de in aanmerking komende schulden van een kredietinstelling om te zetten in aandelen of andere eigendomsinstrumenten van die kredietinstelling, haar moederonderneming of een overbruggingsinstelling;4° /3 de bevoegdheid om door een kredietinstelling uitgegeven schuldinstrumenten in te trekken, tenzij het gaat om door zekerheid gedekte verplichtingen als bedoeld in artikel 242, 10°, b);4° /4 de bevoegdheid om de looptijd van de schuldinstrumenten en andere in aanmerking komende schulden van een kredietinstelling te wijzigen of het bedrag van de in het kader van deze schuldinstrumenten en in aanmerking komende schulden verschuldigde rente of de datum waarop de rente moet worden betaald te wijzigen, met inbegrip van een tijdelijke opschorting van betaling, tenzij het gaat om door zekerheid gedekte verplichtingen als bedoeld in artikel 242, 10°, b); 4° /5 de bevoegdheid om derivatencontracten overeenkomstig artikel 267/9 te vereffenen of te beëindigen;"; b) de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt : "8° de bevoegdheid om de toezichthouder opdracht te geven de verwerver van een gekwalificeerde deelneming in de kredietinstelling tijdig en in overeenstemming met artikel 259, § 1 en artikel 267/7, § 4 te beoordelen, in voorkomend geval in afwijking van de in de artikelen 47 en 48 vastgestelde termijnen.".
Art. 27.In Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk VII van dezelfde wet wordt het opschrift van afdeling I vervangen als volgt : "Afdeling I. - Bescherming van de aandeelhouders en de schuldeisers bij gedeeltelijke overdracht en bij toepassing van het instrument van interne versterking".
Art. 28.In dezelfde wet wordt artikel 282, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. Wanneer de afwikkelingsautoriteit het instrument van interne versterking toepast, mogen de aandeelhouders en de schuldeisers waarvan de effecten of de vorderingen afgeschreven of in aandelen of andere eigendomsinstrumenten zijn omgezet, geen grotere verliezen lijden dan zij zouden hebben geleden indien de kredietinstelling onmiddellijk vóór de beslissing van de afwikkelingsautoriteit om het instrument van interne versterking toe te passen, in het kader van een liquidatieprocedure was vereffend.".
Art. 29.In Boek VIII van dezelfde wet wordt een artikel 384/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 384/1.§ 1. Wanneer de afwikkelingsautoriteit een afwikkelingsmaatregel neemt en voor zover die maatregel garandeert dat de deposanten toegang tot hun deposito's blijven hebben, draagt het Garantiefonds in de volgende gevallen in contanten bij aan de financiering van de afwikkeling : 1° wanneer het instrument van interne versterking wordt toegepast, voor het bedrag dat bij de gewaarborgde deposito's zou worden afgeschreven om de verliezen van de kredietinstelling overeenkomstig artikel 267/1, § 1, 1° te absorberen, indien de gewaarborgde deposito's binnen het toepassingsgebied van de interne versterking zouden vallen;of 2° wanneer er één of meer andere afwikkelingsinstrumenten dan de interne versterking worden gebruikt, voor het bedrag aan verliezen dat de verzekerde deposanten zouden hebben geleden, indien zij verliezen hadden geleden die in verhouding staan tot de verliezen van de schuldeisers met een even hoge prioriteit in geval van samenloop van schuldeisers. De in het eerste lid bedoelde bijdrage van het Garantiefonds wordt vastgesteld op grond van de in de artikelen 246 tot 248 bedoelde waardering en mag niet groter zijn dan de verliezen die het zou hebben moeten dragen indien de kredietinstelling volgens een liquidatieprocedure was vereffend.
Indien bij een waardering krachtens artikel 283 wordt vastgesteld dat de bijdrage van het Garantiefonds aan de financiering van de afwikkeling groter was dan de nettoverliezen die het zou hebben geleden in het kader van een vereffening volgens een liquidatieprocedure, heeft het Garantiefonds recht op de betaling van het verschil overeenkomstig artikel 284. § 2. Wanneer in aanmerking komende deposito's bij een kredietinstelling in afwikkeling worden overgedragen via het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling, hebben de deposanten geen vordering op het Garantiefonds met betrekking tot enigerlei deel van hun deposito's bij de kredietinstelling in afwikkeling die niet zijn overgedragen, indien het bedrag van de overgedragen middelen gelijk is aan of groter is dan het totale in artikel 382 vastgelegde dekkingsniveau. § 3. Wanneer de beschikbare financiële middelen van het Garantiefonds overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 worden gebruikt en vervolgens gereduceerd worden tot minder dan twee derde van het door de Koning bepaalde streefbedrag, wordt de normale bijdrage aan de depositogarantiestelsels vastgesteld op een niveau dat het mogelijk maakt het streefbedrag binnen zes jaar te bereiken. § 4. Het Garantiefonds mag in geen geval bijdragen aan de financiering van de afwikkeling voor een bedrag per interventie dat groter is dan 50 % van het in paragraaf 3 bedoelde streefniveau.". HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding
Art. 30.Dit koninklijk besluit treedt in werking op 1 januari 2016.
Gegeven te Brussel, 18 december 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT