gepubliceerd op 30 december 2009
Koninklijk besluit betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen
18 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, inzonderheid op de artikelen 14, 16, 18, § 1, 20, 23, 39, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, en de artikelen 42, § 6 en 43;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken;
Gelet op het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen;
Gelet op het advies van 3 oktober 2008 van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 juli 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 8 juli 2009;
Gelet op de notificatie van 26 april 2007 aan de Europese Commissie gedaan in toepassing van Richtlijn 98/34/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998;
Gelet op het overleg met en het advies van de Gemeenschappen;
Gelet op advies 47.079/4 van de Raad van State, gegeven op 16 september 2009;
Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° wet : de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;2° Instituut : Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;3° vast radiostation : een radiostation dat bestendig op een bepaalde plaats opgesteld is;4° transportabel radiostation : een radiostation dat eenvoudig te verplaatsen is maar slechts gebruikt kan worden wanneer het stilstaat;5° mobiel radiostation : een radiostation ingebouwd in een voertuig dat gebruikt kan worden wanneer het in beweging is of stilstaat op om het even welke plaats;6° draagbaar radiostation : een radiostation dat los van een voertuig gebruikt kan worden wanneer het in beweging is of stilstaat op om het even welke plaats; 7° zendinstallatie : het geheel gekoppeld aan de ingang van de antennekabel, omvattende het zendtoestel en in voorkomend geval alle bijkomende toestellen zoals filters, verzwakkers, splitters, caviteiten, enz.; 8° uitgangsvermogen van de zendinstallatie : het gemiddeld vermogen van de niet-gemoduleerde draaggolf dat aan de uitgang van de zendinstallatie beschikbaar is.Wanneer, bij het ontbreken van modulatie, de draaggolf wordt verminderd of opgeheven, wordt het gemiddeld vermogen in aanmerking genomen dat onder normale werkingsvoorwaarden aan de uitgang van de zendinstallatie beschikbaar is; 9° vermogen afgeleverd aan de antenne : het gemiddeld vermogen van de niet-gemoduleerde draaggolf dat aan de ingang van de antenne wordt geleverd.Wanneer, bij het ontbreken van modulatie, de draaggolf wordt verminderd of opgeheven, wordt het gemiddeld vermogen in aanmerking genomen dat onder normale werkingsvoorwaarden aan de ingang van de antenne wordt geleverd; 10° effectief uitgestraald vermogen : het product van de vermogens afgeleverd aan de antenne rekening houdend met de winst van de antenne in een gegeven richting van een dipoolantenne;11° staat van kenmerkende gegevens van een radiostation : de bondige beschrijving van zijn karakteristieken inzonderheid het gebruik van het radiostation, het uitgangsvermogen van de zendinstallatie, het vermogen afgeleverd aan de ingang van de antenne en het effectief uitgestraald vermogen, de frequenties en het modulatietype;12° roepnaam van een radiostation : een combinatie van letters of van letters en cijfers die het Instituut aan dit radiostation toekent teneinde de indentificatie ervan mogelijk te maken;13° radionet : het geheel samengesteld uit verscheidene radiostations die met elkaar in verbinding mogen treden binnen de grenzen van een vergunning of een gebruiksrecht;14° vast net : een radionet dat uitsluitend radiocommunicatie tussen vaste radiostations mogelijk maakt;15° mobiel net : een radionet dat radiocommunicatie toelaat tussen een of meer basisstations en een of meer mobiele, transportabele of draagbare radiostations, of tussen mobiele, transportabele of draagbare radiostations onderling;16° vergunning voor een net : de vergunning om een radionet aan te leggen en te doen werken;17° vergunning voor een radiostation : de vergunning om een radiostation te doen werken;18° gebruiksrecht : het recht om radiofrequenties te gebruiken;19° exclusieve frequentie : een frequentie in een bepaalde zone van het Rijk toegewezen voor de werking van de radiostations van één enkele titularis van een vergunning of voor een of meerdere specifieke vormen van radiocommunicatie;20° gemeenschappelijke frequentie : een frequentie in een zelfde zone van het Rijk toegewezen voor de werking van de radiostations van verscheidene titularissen van een vergunning of voor een of meerdere specifieke vormen van radiocommunicatie, rekening houdend met de dichtheid van de bezetting;21° collectieve frequentie : een frequentie in om het even welke zone van het Rijk toegewezen voor de werking van de radiostations van verscheidene titularissen van een vergunning of voor een of meerdere specifieke vormen van radiocommunicatie, zonder rekening te houden met de dichtheid van de bezetting;22° niet essentiële uitstraling : elke uitstraling voortgebracht door een radiostation buiten de voor zijn werking toegewezen frequentie en waarvan het peil verminderd kan worden zonder de kwaliteit van de radiocommunicatie aan te tasten;23° net met gedeelde middelen : landmobiel radionet waarbij de frequenties en de infrastructuur gedeeld worden door de verschillende gebruikers en waarvan de zendfrequenties van zowel de mobiele als de basisstations zich beneden de 921 MHz bevinden;24° korteafstandsapparatuur : radiozenders die communicatie in één of twee richtingen verzorgen en met een gering vermogen over korte afstanden zenden;25° op storingsvrije en onbeschermde basis : het feit dat er geen schadelijke storing mag worden veroorzaakt bij enige radiocommunicatiedienst en er geen aanspraak kan worden gemaakt op bescherming van deze radioapparatuur tegen schadelijke storing die wordt veroorzaakt door rechtmatige radiocommunicatiediensten;26° apparatuur die gebruikmaakt van ultrabreedbandtechnologie : apparatuur waarin als integrerend deel of als toebehoren, technologie is opgenomen voor kortbereikradiocommunicatie, waarbij doelbewust radiofrequentie-energie wordt opgewekt en verzonden die wordt gespreid over een frequentiebereik van meer dan 50 MHz die verschillende aan radiocommunicatiediensten toegewezen frequentiebanden kan overlappen;27° privaat radiostation : radiostation in de zin van artikel 1, 38°, van de wet, dat deel uit maakt van een privaat radionet;28° privaat radionet : elektronisch communicatienetwerk in de zin van artikel 1, 3°, van de wet dat enkel gebruikt wordt voor radiocommunicaties die niet bestemd zijn voor het publiek.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op alle radiostations bedoeld in art. 39, § 1, van de wet alsook op de vaste netten in de frequentiebanden waar het aantal te verlenen gebruiksrechten niet beperkt dient te worden en netten met gedeelde middelen die onder de bepalingen van artikel 18, § 1, van de wet vallen.
Dit besluit, behoudens artikel 3, is niet van toepassing op de radio- en televisie omroepstations noch op de stations in werking gesteld door het autonome overheidsbedrijf Belgocontrol die werken in frequentiebanden uitsluitend gebruikt voor de luchtvaart.
Dit besluit is evenmin van toepassing op de radiostations aangelegd aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig als zijnde de algemeen aanvaarde boordapparatuur.
Art. 3.De in bijlage 2 vermelde radiostations behoeven niet de vergunning bedoeld in artikel 39, § 1, van de wet. HOOFDSTUK II. - Private radiocommunicatie
Art. 4.De vergunde private radionetten en vergunde private radiostations worden gerangschikt in een van de volgende categorieën, volgens hun bestemming en de wijze waarop zij werken : 1° 1e categorie : mobiele radionetten behalve deze die onder categorie 3 vallen;2° 2e categorie : vaste radionetten;3° 3e categorie : mobiele radionetten aangelegd door : a) de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de gemeenten, de intercommunales die enkel uit publiekrechtelijke personen samengesteld zijn, alsmede de instellingen die van een van die machten afhangen;b) de maatschappijen voor de exploitatie van het vervoer per spoor en de maatschappij die instaat voor de spoorweginfrastructuur;c) de universitaire ziekenhuizen;d) instellingen of organismen voor medische of sociale hulp, hetzij met zuiver humanitaire doeleinden, hetzij zonder winstoogmerk;4° 4e categorie : radiostations zoals bedoeld in artikel 33, § 2 van de wet;5° 5e categorie : radiostations voor individuele opleiding, technische berichtenwisseling en studies, gebruikt door radioamateurs;6° 6e categorie : andere netten of radiostations die niet onder een van de voorgaande categorieën vallen zoals, onder meer, demonstratiemodellen, testen en beproeven van radiogolven, individuele houdersvergunning.
Art. 5.§ 1. Alle zend- en/of ontvangtoestellen voldoen aan de technische voorschriften die het Instituut oplegt betreffende het gebruik van de radioapparatuur. Het Instituut publiceert deze voorschriften op zijn website. § 2. Indien het Instituut dit nodig acht, kan het alle passende maatregelen voorschrijven teneinde niet-essentiële uitstraling van radiostations die schadelijke storingen veroorzaken, op te heffen of tot een aanvaardbaar peil te verminderen.
Deze maatregelen mogen te allen tijde worden getroffen zonder dat de titularis van de vergunning rechten op om het even welke schadevergoeding kan doen gelden. § 3. Het gebruik van radiostations van de 5e categorie aan boord van een luchtvaartuig is verboden.
Art. 6.§ 1. Het Instituut onderzoekt de aanvragen om vergunning om een privaat radiostation te houden en te gebruiken of om een privaat radionet aan te leggen en te doen werken. § 2. De aanvrager duidt het doel of de noodzakelijkheid van de radiocommunicatie en eventueel de rechtvaardiging ervan aan.
Elke aanvraag bevat bovendien de naam en het adres van de aanvrager.
De aanvraag wordt gedagtekend en ondertekend door de natuurlijke persoon of de vertegenwoordiger van de rechtspersoon of door zijn gemachtigde. De vertegenwoordiger van een rechtspersoon maakt in voorkomend geval zijn hoedanigheid kenbaar en bewijst dat hij bevoegd is. De gemachtigde legt in voorkomend geval de volmacht die hij gekregen heeft, over.
Indien het Instituut om bijkomende inlichtingen verzoekt, worden deze door de aanvrager overgemaakt binnen de termijn die het Instituut vastlegt. § 3. In voorkomend geval ontvangt de aanvrager een vergunning voor beproeving en voorlopig houden van een privaat radiostation.
Deze vergunning laat hem toe een voor zijn behoeften aangepast privaat radiostation te beproeven voor een beperkte geldigheidsduur.
Deze vergunning is niet onderworpen aan het controle- en toezichtsrecht. § 4. Wanneer technische moeilijkheden beletten alle aanvragen om vergunningen in te willigen kan het Instituut prioriteiten vastleggen overeenkomstig de behoeften inzake veiligheid of economie.
Art. 7.De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
In geval van opzegging van de vergunning brengt de vergunninghouder het Instituut daarvan op de hoogte.
Het Instituut bepaalt de wijze waarop de opzegging gebeurt.
Art. 8.§ 1. Het Instituut bepaalt de vorm en het formaat waarin de vergunning wordt afgegeven. § 2. De vergunning bevat minstens : 1° het uniek identificatienummer van de vergunning;2° de roepnaam van het privaat radiostation en 3° het logo van het Instituut. Indien de volledige staat van de kenmerkende gegevens van het privaat radiostation niet op de vergunning is vermeld, wordt deze op eenvoudig verzoek aan het Instituut ter beschikking gesteld van de vergunninghouder. § 3. De vergunning bevindt zich bestendig bij elk privaat radiostation of is er op aangebracht. Zij wordt getoond op elk verzoek van de bevoegde controleoverheden.
In geval van verlies, diefstal of beschadiging van de vergunning wordt daarvan aangifte gedaan bij het Instituut, dat de vergunning vervangt, eventueel na onderzoek van de aangevoerde omstandigheden, door een vergunning met een ander uniek identificatienummer.
Art. 9.Het Instituut kan het verzoek om een vergunning afwijzen wanneer : 1° een vergunning van de aanvrager geschorst of ingetrokken is om de redenen die vermeld zijn in artikel 10, § 1;2° de aanvrager een of meer facturen verschuldigd overeenkomstig de artikelen 35 of 37, volledig of gedeeltelijk, niet heeft betaald bij het Instituut.
Art. 10.§ 1. Het Instituut kan op elk ogenblik de vergunning van een privaat radiostation schorsen of intrekken, onder meer wanneer de titularis : 1° de voorwaarden niet naleeft waaronder die vergunning werd afgegeven;2° weigert maatregelen te treffen die zijn voorgeschreven om door zijn radiostation veroorzaakte storingen op te heffen;3° de bij toepassing van artikel 37 verschuldigde rechten niet binnen de vastgestelde termijnen betaalt. § 2. De schorsing of de intrekking wordt aan de titularis met een ter post aangetekende brief medegedeeld. § 3. De schorsing of de intrekking geeft geen aanleiding tot enige vergoeding, noch tot terugbetaling van betaalde rechten noch tot kwijtschelding van verschuldigde rechten.
Art. 11.Ieder onrechtmatig gebruik van een vergund privaat radiostation zelfs door een andere persoon dan de houder van de vergunning, heeft de onmiddellijke intrekking van die vergunning tot gevolg.
Art. 12.Het is aan de gebruiker van een privaat radiostation verboden : 1° radioberichten uit te zenden die geen betrekking hebben op de specifieke activiteiten waarvoor het gebruik van dit radiostation werd toegestaan;2° uitzendingen te verrichten die een publicitair karakter hebben;3° het zendstation buiten de toegelaten karakteristieken te gebruiken.
Art. 13.Er mag geen enkele wijziging in de structuur en/of de karakteristieken van een vergund privaat radionet worden aangebracht zonder een aanpassing van de vergunning door het Instituut.
Art. 14.§ 1. Een vergunning van de 5e categorie wordt alleen verleend aan natuurlijke personen ouder dan 13 jaar die houder zijn van een radioamateur-operatorgetuigschrift of aan radioamateurverenigingen. § 2. Indien de aanvrager van een vergunning van de 5e categorie een natuurlijke persoon is die minder dan achttien jaar oud is, is de afgifte van de vergunning afhankelijk van de schriftelijke instemming van de vader, van de moeder, van de voogd of van de persoon die er materieel zorg voor draagt.
Art. 15.§ 1. Het Instituut kent een roepnaam toe aan de individuele vergunde private radiostations en aan de vergunde private radiostations van de radionetten die gemachtigd zijn in radiotelefonie uit te zenden.
De roepnaam van het corresponderend private radiostation wordt voor elke internationale oproep van dit radiostation gebruikt, met uitsluiting van elke andere benaming. § 2. Het Instituut kan, op aanvraag van de titularis van de vergunning, afwijkingen van deze regel toestaan.
Het bepaalt, volgens het geval, de voorwaarden van de afwijking.
Het Instituut kan de roepnaam te allen tijde op gemotiveerde wijze wijzigen.
Art. 16.§ 1. Al wie onverwachts in het bezit komt van een radiostation van de 5e categorie zonder persoonlijk gemachtigd te zijn het te houden of het te gebruiken beschikt, van het ogenblik af dat het houden aanvangt, over een termijn van zestig dagen om de vergunning aan te vragen, ofwel om dit radiostation te doen werken, indien hij de vereiste voorwaarden vervult, ofwel om het te houden gedurende de tijd nodig om een verwerver te vinden die behoorlijk gemachtigd is het te gebruiken.
Dit radiostation mag niet werken zolang de houder daarvoor geen vergunning heeft verkregen.
Na de termijn van zestig dagen, wordt het niet geregulariseerd houden vatbaar voor de maatregelen waarin de wet voorziet. § 2. Al wie onverwachts in het bezit komt van andere dan de in artikel 3 vermelde private radiostations of van het geheel van de private radiostations van een privaat radionet zonder persoonlijk gemachtigd te zijn deze te houden of deze te gebruiken schikt zich, voor elk van de private radiostations afzonderlijk, naar de voorschriften van paragraaf 1.
Wanneer de onverwachte inbezittreding voortspruit uit het overlijden, het faillissement of de wijziging van de maatschappelijke naam van de persoon die vroeger gemachtigd was het bedoelde privaat radionet te doen werken en dit net niet inactief kan blijven zonder de bedrijvigheid waarvan het de uitoefening vergemakkelijkt ernstig te schaden, mogen de private radiostations voorlopig in dienst worden gehouden op basis van de vergunning en van de speciale vergunningen die aan de vroegere exploitant werden afgegeven, voor zover : 1° de regularisatie door de nieuwe exploitant binnen de termijn vermeld in paragraaf 1 wordt aangevraagd en 2° de voorwaarden van de bestaande vergunning gedurende de tussentijdse periode nageleefd worden. § 3. Indien de nieuwe exploitant beslist het privaat radionet en de radiostations definitief over te nemen, dan voldoet de nieuwe eigenaar aan de controle- en toezichtsrechten uit artikel 37 tenzij er reeds aan werd voldaan door de vorige eigenaar. Aan de dossierrechten in artikel 35 dient in ieder geval opnieuw voldaan te worden bij de aanvraag voor overname.
Art. 17.Met uitzondering van de radionetten van de 3e categorie is het verboden radiocommunicatie voor rekening of ten voordele van derden uit te zenden of te ontvangen.
Het Instituut kan op gemotiveerde wijze afwijkingen van dit verbod toestaan. HOOFDSTUK III. - Frequentiebeheer
Art. 18.Het Instituut onderzoekt de aanvragen en wijst de frequenties toe rekening houdende met de volgorde van ontvangst, noodzaak en beschikbaarheid.
Art. 19.De exclusieve frequenties worden toegewezen aan radionetten of radiostations die, om reden van hun belangrijkheid, de omvang van hun verkeer en de aard van de radiocommunicatie, behoefte hebben aan een hoge dienstkwaliteit.
De gemeenschappelijke frequenties worden toegewezen aan radionetten of -stations die een normale dienstkwaliteit vereisen.
De collectieve frequenties worden toegewezen aan radionetten of radiostations die geen recht hebben op een bepaalde dienstkwaliteit van de radiocommunicatie.
De radionetten die op een gemeenschappelijke frequentie werken genieten van geen enkele bescherming tegen de storingen die eventueel veroorzaakt worden door de andere netten die gemachtigd zijn dezelfde frequentie te gebruiken.
De radiostations en radionetten die op de collectieve frequenties werken genieten van geen enkele bescherming tegen om het even welke storingen van een andere rechtmatige gebruiker.
Het Instituut kan de aard van een frequentie wijzigen wanneer dit verenigbaar is met een zorgvuldig frequentiebeheer.
Om de wederzijdse storingen te voorkomen zijn de gebruikers van een gemeenschappelijke of collectieve frequentie verplicht : 1° de duur van hun uitzendingen tot de strikte behoeften te beperken;2° de commentaren die voor het begrijpen van de uitgezonden boodschappen nutteloos zijn te vermijden.Elke poging om een gemeenschappelijke of collectieve frequentie in te palmen ten nadele van de andere gebruikers, ofwel door het uitzenden van signalen, ofwel door elke andere vorm van blokkeren brengt de onmiddellijke intrekking mee van de vergunning om het betrokken radiostation of net te doen werken.
De frequenties gebruikt door korte-afstandapparatuur en apparatuur die gebruik maakt van ultrabreedbandtechnologie zijn toegewezen op een storingsvrije en onbeschermde basis.
Art. 20.Elke toegewezen frequentie kan wanneer het Instituut dit nodig acht, op gemotiveerde wijze teruggenomen of door een andere vervangen worden.
Art. 21.Indien aan de vergunninghouder een frequentieverandering wordt opgelegd, mag deze titularis schriftelijk een gehele of gedeeltelijke schadeloosstelling aanvragen van de door deze frequentieverandering veroorzaakte kosten voor wijziging van zijn zend- of ontvangtoestellen.
Het Instituut oordeelt over de gegrondheid van het recht op de schadeloosstelling.
De schadeloosstelling wordt maar toegestaan voor de kosten tot wijziging van de radiostations die op de datum waarop de frequentieverandering werd genotificeerd minder dan vijf jaar in dienst zijn.
De vergoeding dekt slechts de kosten die inherent zijn aan de frequentieverandering.
Zij wordt nooit verleend wanneer 1° het radiostation vrijgesteld is van het betalen van het recht overeenkomstig artikel 45;2° het radiostation vrijgesteld is van vergunning;3° de verandering uitsluitend voortspruit uit : a) de toepassing van een internationale overeenkomst gesloten na de aflevering van de vergunning om het bedoelde radionet te doen werken;b) een structurele wijziging van het net, zoals onder meer een verplaatsing van de vaste radiostations of basisstations, een verhoging van hun vermogen afgeleverd aan de antenne of van de hoogte van hun antenne of een aanzienlijke wijziging van het aantal radiostations;c) de noodzakelijkheid een storing op te heffen. HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van gebruiksrechten voor vaste radiostations en netten met gedeelde middelen Afdeling 1. - Gebruiksrechten voor netten met gedeelde middelen.
Art. 22.De artikelen 23 tot 29 hebben enkel betrekking op netten met gedeelde middelen.
Art. 23.Het Instituut verleent gebruiksrechten zoals bepaald in artikel 18 van de wet voor frequenties in de banden die hiertoe op internationaal vlak geharmoniseerd zijn en zoals in het nationaal frequentieplan bepaald is, wanneer daartoe een aanvraag wordt ingediend.
Art. 24.De gebruiksrechten worden verleend voor een periode van tien jaar en kunnen na evaluatie op vraag van de betrokkene telkens voor vijf jaar verlengd worden.
Art. 25.Na een beslissing van het Instituut inzake : 1° de beperking van het aantal te verlenen gebruiksrechten overeenkomstig artikel 20, § 1, van de wet, of 2° het verlenen van bijkomende gebruiksrechten overeenkomstig artikel 23 van de wet, publiceert het Instituut een mededeling in het Belgisch Staatsblad waarin de termijn voor het indienen van aanvragen voor de gebruiksrechten geopend verklaard wordt.Aanvragen worden gedaan bij het Instituut, via aangetekende zending, uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op de maand van voornoemde mededeling in het Belgisch Staatsblad.
Indien op het einde van de termijn bedoeld in het eerste lid de beschikbare frequentie-capaciteit niet kan voldoen aan alle aanvragen die op een geldige wijze zijn ingediend, stelt het Instituut een rangschikking op van de aanvragen. Dit gebeurt in functie van een efficiënt beheer van het frequentiespectrum. Hiervoor kan het Instituut bijkomende informatie vragen aan de aanvragers. Na de verdeling van de gebruiksrechten maakt het Instituut de criteria bekend aan de hand waarvan de aanvragen werden gerangschikt en de gebruiksrechten toegewezen.
Art. 26.Na het toekennen van de gebruiksrechten voor het uitbaten van een net met gedeelde middelen, wordt ieder basisstation dat behoort tot dit netwerk slechts in dienst gesteld na een voorafgaande toestemming door het Instituut. Het Instituut coördineert de frequentietoewijzingen, verleent toestemming voor de frequentietoewijzing en geeft hiertoe een vergunning af.
Art. 27.De mobiele en draagbare radiostations die tot het net met gedeelde middelen behoren worden niet onderworpen aan vergunningen.
De operator identificeert de radiostations die behoren tot zijn netwerk en informeert het Instituut hierover.
Art. 28.Een draagbaar radiostation mag als permanent vast opgesteld vast radiostation gebruikt worden voor zover de karakteristieken overeenkomen met de karakteristieken van een draagbaar radiostation.
Het Instituut bepaalt de maximale staat van kenmerkende gegevens van deze radiostations.
Art. 29.§ 1. Het Instituut kan op elk ogenblik de gebruiksrechten schorsen of intrekken, onder meer wanneer de titularis : 1° de voorwaarden niet naleeft waaronder die gebruiksrechten werden verleend;2° weigert maatregelen te treffen, voorgeschreven om door zijn radiostation veroorzaakte storingen op te heffen;3° de bij toepassing van artikel 37 verschuldigde rechten niet binnen de vastgestelde termijnen betaalt. § 2. De schorsing of de intrekking wordt aan de titularis met een ter post aangetekende brief meegedeeld. § 3. De schorsing of de intrekking geeft geen aanleiding tot enige vergoeding noch tot terugbetaling noch tot kwijtschelding van de betaalde of verschuldigde rechten. Afdeling 2. - Het toewijzen van gebruiksrechten voor vaste radionetten
in de frequentiebanden waar het aantal te verlenen gebruiksrechten niet beperkt dient te worden
Art. 30.De artikelen 31 tot 34 hebben enkel betrekking op vaste radionetten in de frequentiebanden waar het aantal te verlenen gebruiksrechten niet beperkt dient te worden.
Art. 31.Het Instituut verleent gebruiksrechten zoals bepaald in artikel 18 van de wet voor frequenties in de banden die hiertoe op internationaal vlak geharmoniseerd zijn, zoals in het nationaal frequentieplan bepaald is.
De gebruiksrechten kunnen worden verleend voor tijdelijke noden.
Art. 32.De gebruiksrechten worden verleend voor een periode van tien jaar en kunnen na evaluatie op vraag van de betrokkene telkens voor vijf jaar verlengd worden.
Art. 33.Een vast radiostation kan enkel in dienst gesteld worden indien het Instituut hiervoor voorafgaandelijk een vergunning afgegeven heeft.
Wat betreft de punt- tot multipuntverbindingen geldt deze vergunningsplicht enkel voor de basisstations die door de operator worden geëxploiteerd. De vergunningsplicht geldt niet voor de basisstations die bij de klant zijn opgesteld en door deze als eindgebruiker worden aangewend.
In afwijking van de vorige leden kan het Instituut beslissen om een exclusieve frequentieband toe te wijzen aan bepaalde gebruikers die een belangrijk aantal verbindingen wensen te realiseren. Binnen deze band kunnen de verbindingen in dienst gesteld worden zonder individueel verleend gebruiksrecht. De gebruikers in casu stellen alles in het werk om deze verbindingen volgens de regels van de kunst te realiseren.
De regularisatie van de frequentiecoördinatie en inschrijving gebeurt jaarlijks.
Art. 34.§ 1. Het Instituut kan op elk ogenblik de gebruiksrechten schorsen of intrekken, onder meer wanneer de titularis : 1° de voorwaarden niet naleeft waaronder die gebruiksrechten werden verleend;2° weigert maatregelen te treffen die voorgeschreven zijn om door zijn radiostation veroorzaakte storingen op te heffen;3° de bij toepassing van het artikel 37 verschuldigde rechten niet binnen de vastgestelde termijnen betaalt. § 2. De schorsing of de intrekking wordt aan de titularis met een ter post aangetekende brief medegedeeld. § 3. De schorsing of de intrekking geeft geen aanleiding tot enige vergoeding noch tot terugbetaling noch tot kwijtschelding van de betaalde of verschuldigde rechten. HOOFDSTUK V. - Rechten
Art. 35.Elke aanvraag voor een vergunning of een gebruiksrecht geeft aanleiding tot de betaling van een dossierrecht bestemd om de kosten voor het onderzoek van het dossier te dekken. Elke aanvraag tot wijziging van de vergunning of het gebruiksrecht geeft aanleiding tot de betaling van een bedrag dat de helft bedraagt van het dossierrecht.
De dossierrechten worden vermeld in bijlage 1.
Indien een aanvraag laattijdig ingediend wordt, d.w.z. binnen de maand voor de datum van indienststelling, dan wordt het dossierrecht verdubbeld. Indien een aanvraag extreem laattijdig ingediend wordt, d.w.z. binnen de week voor de datum van indienststelling, dan wordt het dossierrecht vervijfvoudigd.
In geval van tijdelijke vergunningen worden de termijnen vastgelegd op respectievelijk één week en twee dagen.
Art. 36.65-plussers, minderjarigen en personen waaraan een bestendige invaliditeit of werkonbekwaamheid van ten minste 80 % werd toegekend, kunnen vrijgesteld worden van de betaling van het recht vermeld in artikel 35 voor de vergunningen betreffende de individuele radiostations van de 5e categorie. Voor de personen met een bestendige invaliditeit of werkonbekwaamheid wordt deze vrijstelling toegestaan op vertoon van een certificaat afgegeven door de bevoegde overheid of een kopie ervan, dat het percentage van de bestendige invaliditeit of werkonbekwaamheid vermeldt.
Art. 37.Onverminderd het dossierrecht bepaald in de artikelen 35 en 36 betalen de titularissen van een vergunning of een gebruiksrecht een jaarlijks recht dat bestemd is om de kosten voor controle van de radiostations en -netten en het toezicht op de uitzendingen te dekken.
Dit recht wordt bepaald overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit.
Art. 38.Voor de DMO-frequenties, zijnde de frequenties waarbij gecommuniceerd wordt zonder via het basisstation te passeren, die deel uitmaken van het gebruiksrecht voor een net met gedeelde middelen, betaalt de operator een bedrag dat de helft bedraagt van het jaarlijks recht voor een kanaal.
Art. 39.Voor de tijdelijke of transportabele basisstations van een net met gedeelde middelen betaalt de operator een jaarlijks recht. De staat van kenmerkende gegevens wordt voorafgaandelijk vastgelegd door het Instituut. Er worden geen dossierkosten aangerekend maar het recht wordt berekend ongeacht het aantal keer dat een frequentie hergebruikt wordt.
Art. 40.Voor de gebruiksrechten bedoeld in Hoofdstuk IV, Afdeling 2, is een jaarlijks recht verschuldigd gelijk aan het recht voor netten en radiostations van 2e categorie, vermeld in bijlage 1.
Art. 41.De in het artikel 37 bedoelde rechten betreffende de radiostations en radionetten die in dienst zijn op 1 januari van een jaar, zijn verschuldigd voor dat hele jaar en worden uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van de factuur betaald.
De rechten betreffende de in de loop van het jaar in dienst gestelde radiostations en -netten zijn maar verschuldigd naar rata van het aantal tot 31 december nog te lopen maanden; elke begonnen maand wordt voor een volle maand gerekend. In dit geval, moeten zij worden betaald binnen de termijn vastgesteld door het Instituut.
Art. 42.Wanneer het Instituut een tijdelijke vergunning verleent om een individueel radiostation of een radionet te doen werken, wordt het recht bedoeld in artikel 37 berekend naar rata van de geldigheidsduur van de vergunning; elk gedeelte van een maand wordt voor een volle maand gerekend. In dit geval wordt de factuur betaald overeenkomstig artikel 41, 2e lid.
Art. 43.De buitendienststelling van een individueel radiostation of van een radiostation van een radionet wordt als effectief beschouwd op de datum waarop de vergunning opgezegd wordt per aangetekend schrijven of middels een elektronisch loket.
De stempel van De Post strekt tot bewijs in geval van betwisting betreffende de effectieve datum van buitendienststelling.
Elk radiostation waarvoor de hogerbedoelde vergunningstitel ten laatste op 31 december van een jaar niet werd teruggezonden, wordt verondersteld op 1 januari van het volgende jaar in dienst te zijn gehouden en wordt aan de totaliteit van de jaarlijkse rechten voor dat jaar onderworpen.
De terugzending van een vervallen vergunningstitel ontslaat de titularis geenszins van de verplichting, overeenkomstig artikel 49, laatste lid, bij het Instituut aangifte te doen van de bestemming die aan het buiten dienst gesteld radiotoestel werd gegeven.
Art. 44.De in dit besluit vermelde bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand november 2006.
Bij de berekening van de coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt.
Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot de hogere of lagere tien cent.
Art. 45.De rechten vermeld in de artikelen 35, 36 en 37 behoudens deze die betrekking hebben op hoofdstuk IV zijn niet verschuldigd voor de radiostations of radionetten in werking gesteld door : 1° FOD Mobiliteit en Vervoer voor haar taken met betrekking tot de veiligheid inzake zeevaart, binnenscheepvaart en luchtvaart;2° de diensten van de gewesten in het kader van hun bevoegdheid tot de veiligheid inzake zeevaart en binnenscheepvaart;3° het autonoom overheidsbedrijf Belgocontrol voor haar taken met betrekking tot de veiligheid van de luchtvaart;4° de openbare radio-omroepdiensten voor de behoeften van hun uitzendingen. HOOFDSTUK VI. - Reglementering voor het houden van en de handel in radiotoestellen
Art. 46.§ 1. De constructeurs, invoerders, verkopers en verhuurders van radiotoestellen die onderworpen zijn aan een vergunning kunnen op eenvoudige schriftelijke aanvraag, een algemene houdersvergunning verkrijgen voor het houden van het geheel van de toestellen die zij met commerciële doeleinden in een zelfde werkhuis, depot, magazijn of andere plaats in stock hebben of ten toon stellen.
Zij geeft aanleiding tot de betaling van een jaarlijks recht, vermeld in bijlage 1. § 2. De private houders van radiotoestellen die aan een vergunning onderworpen zijn kunnen een houdersvergunning verkrijgen voor het houden van het geheel van hun toestellen, na aanvraag bij en onderzoek door het Instituut.
Zij geeft aanleiding tot de betaling van een jaarlijks recht, vermeld in bijlage 1.
Art. 47.Een houdersvergunning dekt het gebruik van de betreffende toestellen niet, behoudens bij de omstandigheden vermeld in artikel 48, 2°.
Art. 48.Het Instituut kan op elk ogenblik de houdersvergunning schorsen of intrekken, onder meer wanneer de titularis : 1° de voorwaarden niet naleeft waaronder die houdersvergunning werd afgegeven;2° de toestellen gedekt door de houdersvergunning gebruikt tenzij om de werking ervan te tonen aan potentiële verkrijgers die in het bezit zijn van een vergunning voor beproeving en voorlopig houden van apparatuur voor radiocommunicatie;3° de in bijlage 1 verschuldigde rechten niet binnen de vastgestelde termijnen betaalt;4° de aangifteplicht niet nakomt. De schorsing of intrekking gebeurt overeenkomstig artikel 10, §§ 2 en 3.
Art. 49.De constructeurs, invoerders, verkopers en verhuurders van vergunningsplichtige zend- of ontvangtoestellen voor radiocommunicatie, zijn verplicht de aangifte van verkoop, verhuring, inleengeving of schenking voorgeschreven door het artikel 42, § 2, van de wet op te stellen middels een formulier vermeld in bijlage 3.
Zij moeten deze aangifte maandelijks verrichten door middel van een samenvattende staat van de transacties die in de loop van betreffende maand werden verricht. De aangifte wordt binnen de eerste tien dagen van de daaropvolgende maand aan het Instituut overgezonden.
De andere personen dan die bedoeld in het eerste lid, die toevallig een zend- of ontvangtoestel voor radiocommunicatie verkopen, verhuren, in leen geven of schenken, doen hiervan aangifte bij het Instituut binnen de tien dagen die op de verrichting volgen, op voorwaarde dezelfde inlichtingen te verstrekken als die welke voorkomen op het formulier in bijlage 3.
Art. 50.De Minister bevoegd voor Telecommunicatie bepaalt de voorwaarden betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs. HOOFDSTUK VII. - Controle en bescherming van de radiocommunicatie
Art. 51.§ 1. Indien een slecht geregeld of defect radiostation storingen veroorzaakt in de ontvangst van andere radiostations of in de werking van enige andere elektrische inrichting, nemen de controlediensten van het Instituut de noodzakelijke en billijke maatregelen, waaronder ook het buiten werking stellen en de inbeslagname van het radiostation, om een einde te stellen aan de storingen. De houder van het radiostation is verplicht om op eenvoudig verzoek van de controlediensten van het Instituut de storende uitzendingen te schorsen. § 2. Als het niet mogelijk is om de regelingen onmiddellijk uit te voeren, kunnen de controlediensten van het Instituut een maximumtermijn van dertig dagen toekennen aan de houder van het radiostation om aan de door het Instituut opgelegde verplichtingen te voldoen. Bij het in gebreke blijven, of in geval van recidive, gaan de controlediensten van het Instituut over tot het buiten werking stellen van het radiostation. Zij kunnen alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het radiostation niet opnieuw in werking wordt gesteld. Zij kunnen overgaan tot de inbeslagname van de zender en elk ander voorwerp dat nodig is voor het uitzenden.
De schorsing of de genomen maatregelen worden maar opgeheven na de doelmatige regeling van het zendtoestel en de vaststelling door de controlediensten van het Instituut dat de storing verdwenen is. § 3. De controlediensten van het Instituut gebruiken voor de verificatie van de regeling van de radiostations en het verdwijnen van de storingen, de meetapparatuur die zij geschikt achten en alle voor dergelijke metingen algemeen aanvaarde methodes.
Zij mogen eventueel de resultaten aannemen van metingen die werden verricht door andere, al dan niet onder hun toezicht opererende, organisaties. § 4. Om de controlediensten van het Instituut in staat te stellen hun controleopdrachten uit te voeren, verschaft elke houder van een radiostation hen de toegang tot zijn radiostations en vergemakkelijkt hij hun taak met behulp van alle beschikbare middelen. § 5. De constructeurs, invoerders, verkopers en verhuurders van radiotoestellen bedoeld in de artikelen 46 en 49 hebben dezelfde verplichtingen wat betreft de toegang tot de toestellen die zij met commerciële doeleinden houden.
Art. 52.§ 1. Klachten betreffende radiostoringen worden ingediend bij het Instituut.
Dit onderzoekt de gegrondheid ervan, verricht opzoekingen bestemd om de verantwoordelijkheden vast te stellen en schrijft, eventueel, de passende maatregelen voor om de storingen te verhelpen. § 2. Wanneer deze storingen veroorzaakt worden door een elektrische, radio-elektrische of andere installatie of gedeelte van installatie, en de oorzaak ervan hetzij een ontwerp- of constructiefout, eventueel ook een wijziging, hetzij een slecht onderhoud of gebruik ofwel een defect is, moet de verantwoordelijke gebruiker op zijn kosten de herstellingen of aanpassingen uitvoeren die nodig zijn om deze storingen op te heffen. § 3. Als het niet mogelijk is om de regelingen onmiddellijk uit te voeren, kunnen de controlediensten van het Instituut een maximumtermijn van dertig dagen toekennen aan de houder van de installatie om aan de door het Instituut opgelegde verplichtingen te voldoen. Bij het in gebreke blijven, of in geval van recidive, gaan de controlediensten van het Instituut over tot de buitenwerkingstelling van de installatie. Zij kunnen alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de installatie niet opnieuw in werking wordt gesteld en zij kunnen overgaan tot de inbeslagname van de installatie en elk ander voorwerp dat nodig is voor het gebruik ervan.
De schorsing of de genomen maatregelen worden maar opgeheven na de doelmatige regeling van de apparatuur of de installatie en de vaststelling door de controlediensten van het Instituut dat de storing verdwenen is. § 4. De controlediensten van het Instituut gebruiken voor de verificatie van de regeling van de apparatuur en de installatie en het verdwijnen van de storingen, de meetapparatuur die zij geschikt achten en alle voor dergelijke metingen algemeen aanvaarde methodes.
Zij mogen eventueel de resultaten aannemen van metingen die werden verricht door andere al dan niet onder hun toezicht opererende organisaties. § 5. De voorschriften van dit artikel zijn maar van toepassing op de storingen vastgesteld in of ten gevolge van de radio-elektrische installaties aangelegd overeenkomstig de beste regels van de techniek, onder andere die welke zich juist opdringen om de bescherming tegen dergelijke storingen te waarborgen.
Zij doen in geen geval afbreuk aan de reglementaire voorschriften inzake elektromagnetische compatibiliteit en de conformiteit van apparatuur. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 53.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen;2° in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken : - de bepalingen onder artikel 13bis, § 1, 3° en 4°; - de bepalingen onder artikel 31bis, 3° en 4°; - artikel 31ter, voorlaatste en laatste lid; - de bepaling onder artikel 31quater, § 2, 3°; 3° in de bijlage bij het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken : de bepalingen onder 9.1.3 en 9.1.4; 4° het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
Art. 54.De vergunningen afgegeven bij toepassing van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, blijven geldig onder voorbehoud dat zij aan de bepalingen van de ter uitvoering van deze wet getroffen besluiten voldoen.
De vergunningen die werden gerangschikt onder categorie 1b) van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, worden geacht te behoren tot categorie 6 zoals vermeld in artikel 4.
De vergunningen die werden gerangschikt onder categorieën 2b) en 6 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, worden geacht te behoren tot categorie 1 zoals vermeld in artikel 4.
Art. 55.Dit besluit treedt in werking op 1 januari volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 56.De Minister bevoegd voor Telecommunicatie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 december 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen
Artikel 1.Op de private radiostations zijn de volgende rechten van toepassing : 1° Netten van de 1e categorie. Wat de radionetten van deze categorie betreft omvat het jaarlijks recht : A) Voor elk basisstation waarvan de gevraagde dekking meer dan 1 km bedraagt, de som van de bedragen die werden berekend op basis van de hieronder vermelde formules, vermenigvuldigd met het aantal (respectievelijk gemeenschappelijke, exclusieve of collectieve) zendfrequenties toegewezen voor zijn werking Rechten voor exclusieve frequenties : Rechteneuro = 1,5488 x (2,4 x P2 + 40 x H + 300) Rechten voor gemeenschappelijke frequenties : Rechteneuro = (1,5488 x (2,4 x P2 + 40 x H + 300))/3 Rechten voor collectieve frequenties : Rechteneuro = (1,5488 x (2,4 x P2 + 40 x H + 300))/4 H is de hoogte van de antenne ten opzichte van de grond in meter (wanneer de hoogte van de antenne meer is dan 60 m of minder dan 0 m, wordt deze gelijkgesteld met 60 m of met 0 m), P is het vermogen in watt B) Voor elk basisstation of vervoerbaar station waarvan de dekking minder is dan of gelijk aan 1 km en voor elk mobiel of draagbaar zendstation, het bedrag in onderstaande tabel vermeld, dat overeenstemt met het vermogen van het radiostation : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° Netten van de 2e categorie a) punt-tot-punt Het jaarlijks recht per zendstation is afhankelijk van de toegewezen draaggolffrequentie en toegewezen bandbreedte (B is de toegewezen bandbreedte in MHz).Wanneer een zendstation gemachtigd is om internationale radioverbindingen te realiseren, wordt het jaarlijks recht verdubbeld.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor vaste verbindingen met een draaggolffrequentie onder 1 GHz worden de rechten berekend volgens de rechten voor basisstations van 1e categorie met identieke karakteristieken. b) punt-tot-multipunten Het jaarlijks recht per basisstation is afhankelijk van de toegewezen draaggolffrequentie en toegewezen bandbreedte (B is de toegewezen bandbreedte in MHz). Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3° Netten van de 3e categorie. A) Voor elk basisstation, het bedrag berekend op basis van de hieronder vermelde formule, eventueel vermenigvuldigd met het aantal exclusieve zendfrequenties toegewezen voor zijn werking.
Rechteneuro = 1,3203 x (0,9 x P2 + 4 x H + 96) H is de hoogte van de antenne ten opzichte van de grond in meter (wanneer de hoogte van de antenne meer is dan 60 m of minder dan 0 m, wordt deze gelijkgesteld met 60 m of met 0 m), P is het vermogen in watt B) Voor elk mobiel of draagbaar zendstation, wordt het bedrag in onderstaande tabel vermeld, waarbij het vermogen betrekking heeft op het radiostation dat, van alle mobiele stations van het net, het hoogste vermogen heeft : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de mobiele stations van de netten vermeld in artikel 4, d), worden de rechten gedeeld door 10. 4° Radiostations van de 4e categorie. Het jaarlijks recht dat op deze radio stations betrekking heeft, bedraagt 1,2695 x 800 euro. 5° Individuele radiostations van de 5e categorie. Het jaarlijks recht dat op deze stations betrekking heeft, bedraagt : - 1,2695 x 32 euro voor het geheel der zendstations. 6° Netten van de 6e categorie. Het jaarlijks recht voor elk radiostation in een radionet wordt vastgesteld op 1,2695 x 89,24 euro.
Art. 2.Op de houdersvergunningen zijn de volgende dossierrechten en jaarlijkse rechten van toepassing : 1° De dossierrechten per nieuw ingediend dossier bedragen 1,2695 x 100 euro voor de radionetten van 1e, 2e en 3e categorie.2° De dossierrechten per nieuw ingediend dossier bedragen 1,2695 x 25 euro voor de radionetten van 4e, 5e en 6e categorie.3° De jaarlijkse rechten voor het afleveren van een houdersvergunning bedragen 1,2695 x 10 euro.
Art. 3.Op netten met gedeelde middelen en vaste stations zijn de volgende jaarlijkse gebruiksrechten van toepassing : 1° De gebruiksrechten voor vaste radiostations worden berekend volgens de regels van Afdeling 1, 2°.2° De gebruiksrechten voor radionetten met gedeelde middelen worden berekend per gebruikt kanaal en bedragen per kanaal : Recht = 1,2695 x 1598,46 x (B/12,5) x n1/2 Hierbij is B de bandbreedte in kHz, n is het aantal basisstations in het radionet op dat kanaal. De prijs per kanaal gebruikt voor directe communicaties tussen mobiele of draagbare radiostations bedraagt 1,2695 x 1130,12 x B/ 12,5 euro.
Art 4. Op radionetten met gedeelde middelen en vaste radiostations zijn de volgende dossierrechten van toepassing : 1° De dossierrechten per nieuw ingediend dossier bedragen 1,2695 x 100 euro voor de radionetten met vaste radiostations. 2° De dossierrechten per nieuw ingediend dossier voor radionetten met gedeelde middelen bedragen 1,2695 x 1.000 euro.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE
Bijlage 2 bij het koninklijk besluit betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen Behoeven niet de vergunningen bedoeld in artikel 39, § 1 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie : 1° de radiostations opgesteld aan boord van buitenlandse schepen en luchtvaartuigen die bij gelegenheid in het Rijk binnenkomen, voor zover die radiostations gedekt zijn door een vergunning van de overheid van het land waaronder het schip of het luchtvaartuig ressorteert;2° de ontvangtoestellen;3° de amateurstations, gehouden door personen die in het buitenland wonen en minder dan drie maanden in het Rijk verblijven, indien het aanleggen en het doen werken van die radiostations gedekt zijn door een geldige vergunning afgegeven door de overheid van een land dat voorkomt op de door het Instituut gepubliceerde lijst van landen die aanbeveling T/R 61-01 van de « Conférence européenne des Administrations des Postes et Télécommunications », hierna te noemen « CEPT », toepassen. In die vergunning is ten minste het volgende vermeld : a) Een aanduiding dat dit document een CEPT-vergunning is.b) Een verklaring waaruit blijkt dat de houder gemachtigd is om een radiostation te gebruiken in overeenstemming met aanbeveling T/R 61-01 in de landen waar die aanbeveling van toepassing is.c) De naam en het adres van de houder.d) De roepnaam.e) De geldigheidsduur.f) De naam van de overheid die de vergunning afgegeven heeft. De houders van die vergunningen mogen alle frequentiebanden gebruiken die in België voor radioamateurs bestemd zijn; 4° de amateurstations, gehouden door personen die in het buitenland wonen en minder dan drie maanden in het Rijk verblijven, indien het aanleggen en het doen werken van die radiostations gedekt zijn door een geldige vergunning afgegeven door de overheid van een land dat voorkomt op de door het Instituut gepubliceerde lijst van landen die aanbeveling (05)06 van de « Conférence européenne des Administrations des Postes et Télécommunications », hierna te noemen « CEPT », toepassen. In die vergunning is ten minste het volgende vermeld : a) Een aanduiding dat dit document een CEPT-vergunning is.b) Een verklaring waaruit blijkt dat de houder gemachtigd is om een radiostation te gebruiken in overeenstemming met aanbeveling (05)06 in de landen waar die aanbeveling van toepassing is.c) De naam en het adres van de houder.d) De roepnaam.e) De geldigheidsduur.f) De naam van de overheid die de vergunning afgegeven heeft. De houders van die vergunningen mogen alle frequentiebanden gebruiken die in België voor radioamateurs titularis van een baisvergunning bestemd zijn; 5° de radiostations van de landmobiele dienst, die gehouden worden door personen die gedomicilieerd zijn in het buitenland en die minder dan drie maanden in het Rijk verblijven, indien het aanleggen en het doen werken van die radiostations gedekt zijn door een vergunning afgegeven door de overheid van een land dat voorkomt op de door het Instituut gepubliceerde lijst;een dergelijke vergunning vermeldt minstens : a) de naam en het adres van de houder;b) in voorkomend geval, de roepnaam;c) de geldigheidsduur;d) de verklaring dat de radiostations in het Rijk mogen gebruikt worden op basis van een overeenkomst afgesloten tussen de overheid van het land van herkomst en het BIPT;indien een dergelijke verklaring niet in de vergunning is vermeld mag het station in het Rijk niet gebruikt worden; e) de overheid die de vergunning afgegeven heeft;6° elke buitenlandse radioamateur die in de hoedanigheid van tweede operator uitzendt door middel van het radiostation van een Belgische vergunninghouder en die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) houder zijn van een voor eensluidend verklaard afschrift van de in het buitenland afgegeven vergunning of een door de bevoegde buitenlandse administratie afgeleverd attest dat bewijst dat het niveau van het in het buitenland afgelegde examen gelijkwaardig of hoger is dan dat van het examen opgelegd aan de operatoren van de Belgische amateurstations;b) niet meer dan dertig dagen in de loop van eenzelfde jaar aanwezig zijn bij het betreffende amateurstation;c) geen woon- of verblijfplaats in België hebben;d) zich als volgt aankondigen : de roepnaam van het gebruikte radiostation, gevolgd door het woord « operator » en de roepnaam van de buitenlandse radioamateur;e) ervoor zorgen dat al zijn uitzendingen in het dagboek van de Belgische vergunninghouder ingeschreven worden onder de vermelding « operator » gevolgd door zijn roepnaam;f) uitsluitend uitzenden in aanwezigheid en onder de verantwoordelijkheid van de Belgische radioamateur die houder is van de vergunning;7° de draagbare radiotoestellen PMR446 en DPMR446 die conform zijn aan een Belgische radio-interface;8° de radiotoestellen B27 (CB) die conform zijn aan een Belgische radio-interface. Het gebruik van winstantennes en datatransmissie zijn niet toegelaten; 9° de kortbereikapparatuur voor zover zij voldoet aan de bepalingen van de CEPT-aanbeveling T/R 70-03 en die conform zijn aan een Belgische radio-interface, met uitzondering van de kortbereikapparatuur gedekt door 10°, 11°, 12° en 13° van deze bijlage; 10° de kortbereikapparatuur, die dient voor afstandsbediening van schaalmodellen, met een kanaalafstand van 10 kHz en een maximaal effectief uitgestraald vermogen tot 100 mW op de volgende frequenties : - 26,995 MHz + n x 50 kHz (voor n= 0,1,2,3,4), - 35,00 MHz + n x 10 kHz (voor n = 0, 1, 2, 3, 4,..., 32, 33), - 40,575 MHz + n x 10 kHz (voor n = 0, 1, 2,...,11, 12), - 72,025 MHz + n x 25 kHz (voor n= 0,1,2,...,8, 9); 11° de kortbereikapparatuur voor medische telemetrie met een maximaal effectief uitgestraald vermogen tot 10 mW op de volgende frequenties : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 12° de volgende kortbereikapparatuur voor draadloze microfoons : a) de kortbereikapparatuur voor draadloze microfoons met een maximaal effectief uitgestraald vermogen tot 50 mW voor zover zij de volgende frequentiebanden respecteert : - kanaal 9 (202-209 MHz); - kanaal 27 (518-526 MHz) in het ganse land; - kanaal 29 (534-542 MHz) in het ganse land behalve in de provincie Henegouwen; - kanaal 69 (854-862 MHz) in het ganse land behalve in de provincie West-Vlaanderen; b) de kortbereikapparatuur voor draadloze microfoons met een maximaal effectief uitgestraald vermogen tot 10 mW in de frequentieband 863-865 MHz;c) de kortbereikapparatuur voor draadloze microfoons met een maximaal effectief uitgestraald vermogen tot 50 mW in de band 1795-1800 MHz;d) de kortbereikapparatuur voor smalbandige draadloze microfoons met een maximaal effectief uitgestraald vermogen tot 10 mW op de volgende frequenties : - 35,020 MHz, - 35,060 MHz, - 36,640 MHz, - 36,680 MHz, - 36,700 MHz, - 36,720 MHz, - 36,760 MHz, - 36,900 MHz, - 36,940 MHz, - 37,040 MHz, - 37,080 MHz, - 37,100 MHz, - 37,120 MHz, - 37,160 MHz, - 37,840 MHz, - 37,880 MHz, - 37,900 MHz, - 37,920 MHz, - 37,960 MHz;13° de kortbereikapparatuur voor draadloze audioverbindingen voor zover zij de volgende frequentiebanden en maximale uitgestraalde vermogens respecteert : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 14° de draadloze telefoontoestellen van het « DECT »-type (« Digital European Cordless Telephone ») tot een maximaal effectief uitgestraald vermogen tot 250 mW;15° de kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen voor het in de tijd beperkt gebruik van de banden op 24 GHz en 79 GHz die op de Belgische markt toegelaten worden in uitvoering van de Beschikkingen 2004/545/EG en 2005/50/EG van de Europese Commissie;16° de kortbereikapparatuur voor sociale alarmen in de banden 169,4750-169,4875 MHz en 169,5875-169,600MHz met een maximaal effectief uitgestraald vermogen van 10 mW die op de Belgische markt toegelaten worden in uitvoering van Beschikking 2005/928/EG van de Europese Commissie;17° de kortbereikapparatuur voor gehoorgestoorden met een maximaal effectief uitgestraald vermogen van 10 mW in de banden 169,400 - 169,4750 MHz en 169,4875- 169,5875 MHz die op de Belgische markt toegelaten worden in uitvoering van Beschikking 2005/928/EG van de Europese Commissie;18° de radiotoestellen van klasse 1-apparatuur of soorten apparatuur gepubliceerd door de Commissie overeenkomstig Beschikking 2000/299/EG van de Europese Commissie die conform zijn aan een Belgische radio-interface;19° de eindstations van de radionetwerken voor punt-tot-multipuntverbindingen;20° de ultrabreedband-technologie (UWB) gebruikende apparatuur die op de Belgische markt toegelaten worden in uitvoering van de Beschikking 2009/343/EG van de Europese Commissie;21° de apparatuur voor identificatie-toepassingen met behulp van radiogolven (RFID) in de ultrahoge frequentieband (UHF) die op de Belgische markt toegelaten worden in uitvoering van Beschikking 2006/804/EG van de Europese Commissie;22° de kortafstandsapparatuur die op de Belgische markt toegelaten worden in uitvoering van de meest recente herziening van de Beschikking 2006/771/EG van de Europese Commissie;23° De radiotoestellen aan boord van voertuigen voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen in de 5 875-5 905 MHz-band die op de Belgische markt toegelaten worden in uitvoering van Beschikking 2008/671/EG van de Europese Commissie;24° het Instituut voor de exploitatie van zijn diensten;25° De stations in werking gesteld door het autonome overheidsbedrijf Belgocontrol die werken in frequentiebanden uitsluitend gebruikt voor de luchtvaart;26° de radio- en televisie omroepstations. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE
ADVIES 47.079/4 VAN 16 SEPTEMBER 2009 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 24 juli 2009 door de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot 20 september 2009 (*), van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen », heeft het volgende advies gegeven Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Voorafgaande vormvereisten 1. Verscheidene bepalingen van het ontworpen besluit ontlenen hun rechtsgrond aan de artikelen 14, eerste lid, en 16 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.Dat betekent dat over die bepalingen overleg moet worden gepleegd met de gemeenschappen (artikel 14, eerste lid) of dat daarover het advies van de gemeenschappen moet worden ingewonnen (artikel 16), zoals in de aanhef van het ontworpen besluit wordt vermeld.
Er is contact opgenomen met de gemachtigden van de minister, en gebleken dat nog niet aan die vormvereisten is voldaan.
De steller van het ontwerp moet ervoor zorgen dat die vormvereisten naar behoren worden vervuld. Er wordt aan herinnerd dat, indien het ontwerp als gevolg van dat overleg of advies gewijzigd zou worden om daarmee rekening te houden, die wijzigingen voor advies aan de afdeling Wetgeving van de Raad van Statemoeten worden voorgelegd. 2. Uit artikel 39, § 3, van de voornoemde wet van 13 juni 2005 blijkt dat het koninklijk besluit, wat betreft de bepalingen die dat artikel als rechtsgrond hebben, uitgevaardigd moet worden op voorstel van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (hierna « Instituut » genoemd).De steller van het ontwerp moet derhalve kunnen aantonen dat zulks aldus geschied is en het tweede lid van de aanhef moet in die zin gewijzigd worden.
Algemene opmerkingen 1. Artikel 3 van het ontworpen besluit bepaalt dat voor sommige stations geen vergunning wordt vereist overeenkomstig artikel 39, § 2, van de voornoemde wet van 13 juni 2005.In het verslag aan de Koning moet evenwel gewettigd kunnen worden wat uit het oogpunt van het gelijkheidsbeginsel het mogelijk maakt dat sommige stations vrijgesteld worden en andere niet.
Zo ook moet in het verslag aan de Koning vermeld worden hoe ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel te wettigen valt dat artikel 45 bepaalt dat voor de inwerkingstelling van sommige radiostations of radionetten door de instanties die in dat artikel worden genoemd, geen rechten betaald hoeven te worden. 2. De steller van het ontwerp moet ten aanzien van het evenredigheidsbeginsel kunnen wettigen dat in verscheidene bepalingen staat dat het jaarlijkse recht betaald voor de periode die volgt op een beslissing tot intrekking of schorsing van een vergunning (artikelen 10 en 29 (1) van het ontwerp) of op een opzegging wanneer die niet uiterlijk op 31 december van een bepaald jaar is geschied (artikel 43), naargelang van het geval niet geheel of gedeeltelijk wordt terugbetaald. Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. In het eerste lid behoort enkel verwezen te worden naar het eerste lid van artikel 14 van de voornoemde wet van 13 juni 2005.Het ontworpen besluit legt immers niet het hele artikel 14 ten uitvoer, maar alleen het eerste lid ervan.
Doordat sommige gebruiksrechten (2) ertoe zouden strekken overeenkomstig artikel 30, § 1, van de voornoemde wet van 13 juni 2005 « een optimaal gebruik (...) te waarborgen » van de frequenties, behoort die bepaling ook vermeld te worden in het eerste lid van de aanhef en behoort het verslag aan de Koning aangevuld te worden met de uitleg nodig om de berekeningswijze van die rechten te begrijpen. 2. Overeenkomstig de aanbevelingen van de wetgevingstechniek moeten in de aanhef de besluiten worden vermeld die bij het ontworpen besluit gewijzigd, opgeheven of ingetrokken worden (3). Dispositief Artikel 1 1. In artikel 2, 38°, van de voornoemde wet van 13 juni 2005 wordt radiostation gedefinieerd als « het geheel samengesteld uit een zendtoestel, een zend- en ontvangtoestel of een ontvangtoestel voor radiocommunicatie, de ermee verbonden antennes alsook alle onderdelen die nodig zijn om het geheel te laten functioneren ». Het zou dan ook beter zijn in artikel 1, 3° tot 6°, van het ontwerp, waarin de vaste, transportabele, mobiele en draagbare radiostations worden gedefinieerd, « radiostation zoals gedefinieerd in artikel 2, 38°, van de wet » te schrijven.
Een soortgelijke opmerking geldt voor de onderdelen 19° tot 23° van hetzelfde artikel en voor artikel 6, § 1. 2. In de Franse tekst moeten in onderdeel 4° de woorden « de radio communications » ingevoegd worden tussen de woorden « station » en « transportable ».3. In de Franse versie is er in de definities gegeven in 10° en 11° onderscheidenlijk sprake van « puissance apparente rayonnée » en van « puissance rayonnée effective », terwijl in de Nederlandse versie van het ontwerp telkens de woorden « effectief uitgestraald vermogen » worden gebruikt.Er moet wat dat betreft gezorgd worden voor samenhang van het ontwerp. 4. De definitie van 25° moet zo worden herzien dat duidelijk is waarop de woorden « op storingsvrije en onbeschermde basis » precies slaan en ondubbelzinnig vaststaat wat de gevolgen zijn van die kenschetsing (4). Artikel 2 In het derde lid staat dat het ontworpen besluit niet van toepassing is op radiostations die als algemeen aanvaarde boordapparatuurgeïnstalleerd zijn aanboordvan een vaartuig of een luchtvaartuig.
Op de vraag naar de redenen van die uitsluiting hebben de gemachtigden gepreciseerd dat voor die stations een ander besluit zou worden uitgewerkt. Die precisering zou opgenomen moeten worden in het verslag aan de Koning.
Artikel 5 In artikel 5, § 1, tweede zin, staat het volgende : « Het Instituut publiceert deze voorschriften op zijn website ». Daar de wet van 13 juni 2005 geen uitdrukkelijke machtiging bevat voor die vorm van bekendmaking, stelt de ontworpen bepaling het Instituut er niet van vrij de voorschriften op zijn minst door vermelding in het Belgisch Staatsblad bekend te maken.
Artikel 6 In paragraaf 4 staat dat wanneer technische moeilijkheden beletten alle aanvragen om vergunning in te willigen, het Instituut prioriteiten kan vaststellen op basis van de behoeften inzake veiligheid of economie.
Het zou goed zijn in het verslag aan de Koning voorbeelden te geven van wat beschouwd kan worden als behoeften inzake veiligheid of economie.
Artikel 7 Er is geen reden om te vermelden dat de vergunning persoonlijk is, aangezien dat reeds bepaald is in artikel 39, § 1, van de voornoemde wet van 13 juni 2005.
Wat het derde lid betreft, hebben de gemachtigden van de minister gepreciseerd dat het de bedoeling is dat het Instituut kan aangeven hoe een opzegging wordt overgezonden. De bepaling moet in die zin worden geredigeerd.
Artikel 8 Het is de afdeling Wetgeving niet duidelijk wat het nut is van paragraaf l, aangezien het, tenzij anders bepaald, aan het Instituut toekomt de vorm en het formaat te bepalen van de vergunning die het verstrekt.
Paragraaf 1 moet vervallen.
Artikel 10 Het zou beter zijn in artikel 10 voor te schrijven wanneer en hoe het beginsel audi alteram partem zal worden toegepast.
Artikel 14 In paragraaf 2 moeten de woorden « van de vader, van de moeder, van de voogd of van de persoon die er materieel zorg voor draagt » vervangen worden door de woorden « van een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent ».
Artikel 15 1. Paragraaf 2 machtigt het Instituut om aan sommige stations afwijkingen toe te staan van de verplichte toewijzing van een roepnaam. De ontworpen bepaling vermeldt evenwel niet op basis van welke criteria die afwijkingen kunnen worden toegestaan, zodat het de afdeling Wetgeving niet duidelijk is in welk geval zulke afwijkingen toegekend mogen worden.
Indien geen objectieve criteria worden vastgesteld op basis waarvan het Instituut afwijkingen kan toestaan, moet de ontworpen bepaling vervallen. 2. Bovendien zijn de woorden « op gemotiveerde wijze » in paragraaf 2, derde lid, overbodig, aangezien zulk een verplichting reeds voortvloeit uit de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. Dezelfde opmerking geldt voor de artikelen 17, tweede lid, en 20.
Artikel 16 1. Het derde lid van paragraaf 1, waarin enkel het bestaan van « maatregelen waarin de wet voorziet » in herinnering wordt gebracht, is overbodig en moet vervallen.2. Uit paragraaf 3 blijkt dat wanneer eennieuwe exploitant besluit definitief een radionet over te nemen dat onverwacht in zijn bezit is gekomen als gevolg van een sterfgeval, een faillissement of een verandering van firmanaam van de persoon die voordien over de vergunning beschikte, die persoon (of zijn erfgenamen) de controle- en toezichtsrechten die hij reeds zou hebben betaald, niet kan terugvorderen. Zulk een bepaling is onaanvaardbaar. Het is de afdeling Wetgeving immers niet duidelijk hoe ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel te wettigen valt dat de nieuwe exploitant geen rechten betaalt gedurende een periode dat hij het net exploiteert, terwijl de vorige exploitant zou moeten blijven betalen.
Het is de afdeling Wetgeving bovendien niet duidelijk wat kan rechtvaardigen dat de vroegere exploitant de rechten die hij zou hebben betaald voor een periode die volgt op het einde van zijn exploitatie, niet terugbetaald kan krijgen.
Artikel 19 Artikel 19, zesde lid, 2°, van het ontwerp voorziet in de mogelijkheid van een « onmiddellijke » intrekking van de vergunning wanneer de gebruiker van een gemeenschappelijke of collectieve frequentie die frequentie probeert in te palmen ten nadele van de andere gebruikers.
De afdeling Wetgeving vraagt zich af wat de strekking is van het woord « onmiddellijk », daar deze niet nader bepaald wordt in het verslag aan de Koning.
Zulk een bepaling kan het Instituut er niet van vrij stellen de houder van de vergunning de mogelijkheid te bieden gehoord te worden voordat zo'n ingrijpende maatregel als de intrekking van de vergunning ten aanzien van hem wordt genomen.
Bovendien zou het beter zijn het ontwerp zo aan te vullen dat in sommige dringende omstandigheden ten aanzien van sommige vergunninghouders voorlopige maatregelen kunnen worden genomen.
De bepaling moet in het licht van deze opmerkingen worden herzien.
Artikel 21 Artikel 21 strekt tot uitvoering van artikel 43, tweede lid, van de voormelde wet van 13 juni 2005, welke bepaling als volgt luidt : « De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, onder welke voorwaarden de vergunninghouder voor zijn kosten wordt vergoed wanneer hem, om redenen van openbaar belang, een technische wijziging van zijn zend- of ontvangtoestel voor radiocommunicatie opgelegd wordt. » Uit deze bepaling blijkt dat, wanneer een technische wijziging om redenen van openbaar belang noodzakelijk is, de vergunninghouder vergoed moet kunnenworden op bepaalde voorwaarden die door de Koning vastgesteld worden.
De ontworpen bepaling is niet volledig in overeenstemming met die machtiging. In artikel 21, vijfde lid, 3', wordt immers bepaald dat geen vergoeding wordt toegekend in gevallen waarin de technische wijzigingen nochtans opgelegd worden om redenen die geacht kunnen worden van openbaar belang te zijn.
Uit het overleg dat met de gemachtigde ambtenaren gepleegd is, blijkt dat de gevallen bedoeld in b) en c) betrekking hebben op, ten eerste, structurele wijzigingen van het net van de persoon die eventueel zou vragen om vergoed te worden en, ten tweede, op de noodzaak om een storing op te heffen waaronder die persoon zelf te lijden heeft. Zulke gevallen kunnen blijkbaar niet in verband worden gebracht met redenen van openbaar belang.
Het geval dat in a) bedoeld wordt, dient daarentegen te worden beschouwd als een geval waarin redenen van openbaar belang (de toepassing van een internationale overeenkomst) grond opleveren om de persoon te vergoeden.
De ontworpen bepaling behoort dienovereenkomstig te worden herzien.
Artikel 22 In de Franse tekst dienen de woorden « 22 à 29 » te worden vervangen door de woorden « 23 à 29 ».
Artikel 25 1. In de Franse tekst dienen de volgende wijzigingen te worden aangebracht : - in het eerste lid dient het woord « complémentaires » te worden vervangen door het woord « supplémentaires », overeenkomstig de bewoordingen van artikel 23 van de voornoemde wet van 13 juni 2005; - in het tweede lid dienen de woorden « au § 1er » te worden vervangen door de woorden « à l'alinéa § 1er » overeenkomstig de Nederlandse tekst. 2. Deze bepaling voldoet niet aan het transparantievereiste dat voortvloeit uit artikel 21, § l, van de voormelde wet van 13 juni 2005.Die selectiecriteria moeten bekendgemaakt worden uiterlijk wanneer het Instituut in het Belgisch Staatsblad de mededeling publiceert voorgeschreven in artikel 25, eerste lid, van het ontwerp.
Artikel 29 In dit artikel wordt bepaald dat het Instituut volgens de daarin aangegeven procedure de gebruiksrechten kan schorsen of intrekken, inzonderheid wanneer de houder ervan zich niet houdt aan de voorwaarden waaronder die gebruiksrechten zijn verleend.
In haar advies 45.792/4 (5) heeft de afdeling Wetgeving van de Raad van State evenwel het volgende opgemerkt : « Artikel 18, § 3, van de voornoemde wet van 13 juni 2005 voorziet weliswaar in een uitdrukkelijk geval van intrekking van een gebruiksrecht, en luidt als volgt : « Indien een frequentie waarvoor een gebruiksrecht werd verkregen, niet binnen een redelijke termijn in dienst wordt genomen, kan het Instituut, na de betrokkene gehoord te hebben, het gebruiksrecht intrekken. » In de ontworpen bepaling is evenwel sprake van andere gevallen dan dat waarin artikel 18, § 3, voorziet. In dat verband regelt artikel 21 van de voornoemde wet van 17 januari 2003 reeds de gevallen alsmede de procedure welke het Instituut moet volgen als de wetgeving of regelgeving die van toepassing is in de sector van de post en telecommunicatie niet in acht wordt genomen. Daaruit volgt dat het bij gebrek aan uitdrukkelijke machtiging, niet (aan de Koning) staat te voorzien in andere sancties dan die welke de wet voorschrijft, noch andere procedureregels te geven dan die welke eveneens bij wet zijn vastgesteld. » Artikel 29 van het ontwerp moet bijgevolg vervallen.
Deze opmerking geldt eveneens voor artikel 34 van het ontwerp.
Artikel 45 De afdeling Wetgeving ziet niet in wat voor nut de verwijzing naar artikel 36 van het besluit heeft.
Artikel 48 In het eerste lid, 4°, dienen de woorden « bedoeld in artikel 49 » te worden ingevoegd tussen de woorden « de aangifteplicht » en « niet nakomt ».
Artikel 50 Aangezien een minister alleen gemachtigd kan worden tot het regelen van kwesties van bijkomstige of detailmatige aard, dient de machtiging van de minister om de voorwaarden betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs te bepalen beter afgelijnd te worden.
Artikelen 51 en 52 Volgens de artikelen 51 en 52 kan de controledienst van het Instituut materiaal in beslag nemen. In zulk een aantasting van het eigendomsrecht kan alleen de wetgever voorzien. De gevallen waarin de personeelsleden zaken in beslag kunnen nemen, zijn uitdrukkelijk bepaald in artikel 25 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. Bijgevolg staat het niet aan de Koning om die gevallen in herinnering te brengen (6) of om die wet aan te vullen.
De bepalingen dienen in het licht van die opmerkingen te worden herzien.
Artikel 53 1. Gelet op de bepalingen die reeds opgeheven zijn bij het voornoemde koninklijk besluit van 24 maart 2009, dienen in onderdeel 2° de artikelen 13bis, 31bis, 31ter en 31quater zonder meer te worden opgeheven. 2. In onderdeel 3° dient punt 9.1. te worden opgeheven, gelet op de opmerking die over onderdeel 2° is gemaakt.
Artikel 54 Naar aanleiding van een vraag betreffende de exacte reikwijdte van de ontworpen bepaling, hebben de gemachtigden van de minister aangegeven dat het de bedoeling is dat vergunningen die afgegeven zijn met toepassing van de regeling die bij het ontworpen besluit vervangen wordt, geldig blijven maar voortaan onder de nieuwe regeling vallen.
De ontworpen bepaling dient aldus herzien te worden dat die bedoeling beter tot uiting komt.
Artikel 56 Overeenkomstig de voornoemde wet van 13 juni 2005 behoort te worden geschreven : « De Minister bevoegd voor Elektronische Communicatie is belast met de uitvoering van dit besluit. » Slotopmerking betreffende de wetgevingstechniek Op verscheidene plaatsen stemt de terminologie die in de Franse tekst wordt gebezigd niet overeen met die van de wet.
Voorts dient de steller van het ontwerp zorg te dragen voor de overeenstemming tussen de terminologie van de Nederlandse en de Franse tekst. Zo bijvoorbeeld - en naast de reeds opgegeven voorbeelden - dienen in de Franse tekst van artikel 8, § 2, tweede lid, de woorden « de licence » te worden vervangen door de woorden « d'autorisation ».
Vormopmerkingen De Nederlandse tekst van het ontwerp zou uit een oogpunt van consequent en correct taalgebruik herzien moeten worden. Bij wijze van voorbeeld wordt op het volgende gewezen : 1) in artikel 1, 4°, wordt een « transportabel radiostation » gedefinieerd, terwijl elders in het ontwerp (artikelen 27 en 28) sprake is van een « draagbaar radiostation »;2) in artikel 43, tweede lid, zou « Het stempel » geschreven moeten worden in plaats van « De stempel » en in het vierde lid « het buiten dienst gestelde radiotoestel is gegeven » in plaats van « het buiten dienst gesteld radiotoestel werd gegeven »; - in artikel 45 schrijve men « die welke » in plaats van « deze die »; - in heel het ontwerp schrijve men « houder van een vergunning » in plaats van « titularis van een vergunning ».
De kamer was samengesteld uit : de heren : P. Liénardy, staatsraad, voorzitter;
J. Jaumotte, L. Detroux, staatsraden;
Mevr. C. Gigot, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door Mevr. L. Vancrayebeck, auditeur.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.
De griffier, C. Gigot.
De voorzitter, P. Liénardy.
Nota's (*) Bij e-mail van 12 augustus 2009. (1) Onder voorbehoud van de opmerking gemaakt onder artikel 29.(2) Zie inzonderheid artikel 3, eerste lid, 2°, van bijlage 1 van het ontwerpbesluit. (3) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, 2008, tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling 30 en formule F3-3, www.raadvst-consetat.be (16/09/2009). (4) Zie de definitie die gegeven worden van de uitdrukking « op interferentievrije en onbeschermde basis » in artikel 2, 4) van beschikking 2005/50/EG van de Commissie van 17 januari 2005 inzake de harmonisatie van de 24 GHzradiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap, en van de uitdrukking « niet-interferentie- en niet-beschermde basis » in artikel 2, 2), van beschikking 2006/804/EG van de Commissie van 23 november 2006 inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor apparaten voor identificatie met behulp van radiogolven (RFID) in de ultrahoge frequentieband (UHF). (5) Advies 45.792/4, uitgebracht op 4 februari 2009, over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 24 maart 2009 betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 3410-3500/3510-3600 MHz en 10150-10300/10500-10650 MHz. (6) Zie advies 41.815/4, gegeven op 6 december 2006 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 26 januari 2007 betreffende de etherpolitie met betrekking tot frequentiemodulatie in de band 87.5 MHz - 108 MHz (opmerking 5).