Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 april 2000
gepubliceerd op 18 mei 2000

Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere regels van basisloonberekening voor de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op bepaalde categorieën van werknemers

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022363
pub.
18/05/2000
prom.
18/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/18/2000022363/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 APRIL 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere regels van basisloonberekening voor de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op bepaalde categorieën van werknemers


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 3, 2°;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 juni 1993 houdende vaststelling van de bijzondere regels in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de moeilijk te plaatsen werklozen in beschutte werkplaatsen;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 1995 houdende vaststelling van de bijzondere regels in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de jongeren ouder dan 18 jaar die een door de middenstand georganiseerde beroepsopleiding tot ondernemingshoofd volgen;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen van 9 juli 1998;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 12 maart 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 september 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder "de wet" : de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. HOOFDSTUK II. - Bijzondere regels van basisloonberekening voor bepaalde categorieën van werknemers Afdeling I. - Moeilijk te plaatsen werklozen tewerkgesteld in

beschutte werkplaatsen

Art. 2.Het basisloon bedoeld in artikel 34 van de wet wordt voor de moeilijk te plaatsen werkloze, tewerkgesteld in een beschutte werkplaats, vastgesteld op twaalf maal het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen, zoals dat op het ogenblik van het ongeval voor een voltijdse werknemer is vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad en bij koninklijk besluit algemeen bindend verklaard.

Art. 3.Indien de werkloosheidsuitkering verhoogd met het loonsupplement het bedrag van het basisloon bepaald in artikel 2 overschrijdt, is het basisloon van de moeilijk te plaatsen werkloze tewerkgesteld in een beschutte werkplaats samengesteld uit de werkloosheidsuitkering en uit het loon ten laste van de beschutte werkplaats. Afdeling II. - Jongeren ouder dan 18 jaar die een door de middenstand

georganiseerde beroepsopleiding tot ondernemingshoofd volgen

Art. 4.Het basisloon bedoeld in artikel 34 van de wet wordt voor de jongere, ouder dan 18 jaar, die een door de middenstand georganiseerde beroepsopleiding tot ondernemingshoofd volgt, vastgesteld op 586 130 frank.

Dit bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex van kracht op het ogenblik van de bekendmaking van dit besluit en wordt aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen aangepast volgens de regels vastgesteld bij de artikelen 42 en 43 van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Afdeling III. - Werknemers tewerkgesteld in alternatieve

arbeidsregelingen

Art. 5.De werknemer die is tewerkgesteld in een arbeidsregeling in het kader van het koninklijk besluit nr. 179 van 30 december 1982 betreffende de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd in de ondernemingen met het oog op een herverdeling van de beschikbare arbeid of in het kader van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelen wordt geacht arbeid te hebben verricht in een voltijdse arbeidsbetrekking in de zin van artikel 34, tweede lid, van de wet wanneer hij voor zijn prestaties recht heeft op een loon dat gelijk is aan het loon voor voltijdse prestaties in de onderneming. Afdeling IV. - Werknemers tewerkgesteld in een deeltijdse

arbeidsregeling met looncompensatie ingevolge een akkoord voor werktijdverkorting

Art. 6.Bij de samenstelling van het basisloon, als bedoeld in artikel 34 van de wet, voor de berekening van de vergoedingen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid of overlijden van de werknemer tewerkgesteld in een deeltijdse arbeidsregeling met looncompensatie ingevolge een akkoord voor werktijdverkorting wordt geen rekening gehouden met : 1. de tegemoetkoming voor geleden loonverlies bedoeld in artikel 9, § 2, van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;2. de looncompensatie bedoeld in artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 7.Het koninklijk besluit van 1 juni 1993 houdende vaststelling van de bijzondere regels in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de moeilijk te plaatsen werklozen tewerkgesteld in beschutte werkplaatsen wordt opgeheven.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 7 maart 1995 houdende vaststelling van de bijzondere regels in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de jongeren ouder dan 18 jaar die een door de middenstand georganiseerde beroepsopleiding tot ondernemingshoofd volgen wordt opgeheven.

Art. 9.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Aalst, 18 april 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^