gepubliceerd op 13 oktober 2005
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden in de non-ferro metalen, betreffende de permanente vorming
17 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden in de non-ferro metalen, betreffende de permanente vorming (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden in de non-ferro metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden in de non-ferro metalen, betreffende de permanente vorming.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden in de non-ferro metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 2005 Permanente vorming (Overeenkomst geregistreerd op 27 juli 2005 onder het nummer 75774/CO/224)
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die afhangen van het Paritair Comité voor de bedienden van de non-ferro metalen en op de bedienden die zij tewerkstellen.
Onder "bedienden" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke bedienden bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 houdende de functieclassificatie voor bedienden.
Art. 3.De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competentie van de bedienden en bijgevolg van de ondernemingen.
De bedrijfstak wenst haar bijdrage te leveren in de globale interprofessionele doelstelling. De ondernemingen van de bedrijfstak worden daarom op hun beurt gevraagd op een voluntaristische wijze te onderzoeken en te bepalen op welke manier zij hieraan hun bijdrage kunnen leveren.
De ondernemingen zullen daarom een jaarlijks bedrijfsopleidingsplan opstellen vóór 30 september 2005 respectievelijk 31 maart 2006.
In de bedrijfsopleidingsplannen zal zoveel mogelijk aandacht geschonken worden aan alle bediendecategorieën, ook aan de bedienden van 50 jaar en ouder.
In dit verband zal de ondernemingsraad, of zonodig de bediendenvertegenwoordiging in de ondernemingsraad, in toepassing van haar opdrachten voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 november 1972, eveneens geraadpleegd worden.
Bij ontstentenis van een ondernemingsraad zal de vakbondsafvaardiging voor de bedienden geraadpleegd worden.
Voor de ondernemingen zonder syndicale afvaardiging voor de bedienden zal het bedrijfsopleidingsplan ter advies voorgelegd worden aan het paritair comité.
Permanente vorming is een wederzijds engagement zowel van de werkgever als van de bediende.
Desgevallend zal met de syndicale afvaardiging voor de bedienden overlegd worden over de sociale afstemming van de opleiding voor individuele gevallen.
Het bedrijfsopleidingsplan betreffende het jaar 2005 en dat betreffende het jaar 2006 en een uittreksel uit het verslag van de ondernemingsraad betreffende de raadpleging zullen worden overgemaakt aan Agoria uiterlijk tegen respectievelijk 31 oktober 2005 en 30 april 2006, die het doorgeeft aan de werknemersorganisaties.
Op dezelfde wijze zal uiterlijk tegen het einde van het eerste kwartaal na afloop van het kalenderjaar een evaluatie, betreffende de realisatie van het plan aan de vakbondsorganisaties via Agoria worden overgemaakt.
Op bedrijfsvlak wordt afgesproken welke informatie wordt medegedeeld.
Na afloop van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen ondertekenende partijen de realisatie van de bepalingen ervan evalueren.
Tenzij de paritaire raad risicogroepen er anders over beslist, zal een tegemoetkoming vanuit de sectorale rekening opleiding risicogroepen slechts kunnen verleend worden indien de betrokken onderneming tijdig een bedrijfsopleidingsplan heeft opgesteld waarin tevens de opleidingsinitiatieven ten gunste van risicogroepen zijn opgenomen en dat door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale afvaardiging voor de bedienden, in toepassing van dit artikel gunstig werd geadviseerd.
Daarboven wordt voor de onderneming die hetzij geen bedrijfsopleidingsplan heeft opgesteld, hetzij de ondernemingsraad niet heeft geraadpleegd overeenkomstig dit artikel, de bijdrage voor de risicogroepen zoals bepaald in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 2005, betreffende de tewerkstellings- en opleidingsinitiatieven ten gunste van de risicogroepen, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de non-ferro metalen, voor het betrokken kalenderjaar verhoogd met 0,05 pct.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en treedt buiten werking op 31 december 2006.
Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk 6, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2005-2006.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005.
Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE