gepubliceerd op 28 september 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
17 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 125 vervangen door het koninklijk besluit van 25 april 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 124, § 1er, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1997;
Gelet op het advies van de Algemene Raad, gegeven op 28 februari 2005;
Gelet op het advies van het Verzekeringscomité, gegeven op 14 maart 2005;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 23 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 7 juli 2005;
Gelet op het advies 38.879/1/V van de Raad van State, gegeven op 18 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 124, § 1, 1°, eerste lid van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1997, wordt vervangen door een als volgt luidende bepaling : 1° De persoon die beschikt over een inkomen, pensioen, rente, tegemoetkoming of uitkering krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving, voor zover het globaal bedrag van deze inkomens over een kalanderkwartaal hoger is dan 1762,82 euro. Dit bedrag is gebonden aan de spilindex 103,14, van toepassing op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100) en wordt aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige sociale bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer worden gekoppeld.
Onder inkomens moeten de inkomens worden verstaan, voortvloeiend uit een beroepsbezigheid, die al naargelang het geval wordt bedoeld in artikel 23, § 1, 1°, 2° of 4°, of in artikel 228, § 2, 3° en 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zelfs indien ze door een tussenpersoon wordt uitgeoefend, en iedere gelijkaardige bezigheid die wordt uitgeoefend in een vreemd land of in dienst van een internationale of supranationale organisatie.
Voor de toepassing van deze bepaling moet rekening worden gehouden met een twaalfde van het bedrag van de jaarlijks uitbetaalde voordelen, zoals de premies, de aandelen in de winst, de dertiende maand, de gratificaties, het dubbel vakantiegeld of de bedragen aan de werknemers betaald ter aanvulling van het dubbel vakantiegeld, alsmede het vakantiegeld of het aanvullend vakantiegeld uitbetaald aan de rechthebbenden op een rust- of overlevingspensioen. Het maandbedrag van het inkomen van niet in loondienst werkenden dat is bedoeld in artikel 23, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt fictief vastgesteld op een twaalfde van 100/80 van het verschil tussen de brutowinst of -baten en de desbetreffende bedrijfslasten. Het maandbedrag van het inkomen gevormd door uitkeringen of tegemoetkomingen als hiervoren bedoeld, die zijn uitgedrukt in een dagbedrag en waarop de rechthebbende aanspraak heeft over alle uitkeringsdagen van een bepaalde maand, wordt geacht overeen te stemmen met vorenbedoeld dagbedrag, vermenigvuldigd met 26; ingeval het gaat om uitkeringen wegens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid, verleend krachtens de bepalingen van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen of van de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, dient het voormelde dagbedrag vermenigvuldigd te worden met 30.
Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, noch met de vergoeding ter aanvulling van de werkloosheidsuitkeringen toegekend krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 die is gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990.
De werkloze levert het bewijs dat hij een anciënniteitstoeslag geniet, met een verklaring opgesteld door de uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsuitkeringen; het genot van een vergoeding ter aanvulling van de werkloosheidsuitkeringen bewijst hij met een verklaring opgesteld door de werkgever belast met de uitbetaling van deze vergoeding.
Evenmin wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de forfaitaire uitkeringstoeslag toegekend aan een werkloze die in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap tewerkgesteld is krachtens artikel 79 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Er wordt evenmin rekening gehouden met een tegemoetkoming die wordt toegekend om het verlies of vermindering van zelfredzaamheid op te vangen.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2005.
Volgens de modaliteiten, vastgesteld door de dienst voor administratieve controle gaan de verzekeringsinstellingen na of de personen die op 30 juni 2005 ingeschreven waren als persoon ten laste in de zin van artikel 123 van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996 en die onderworpen zijn aan artikel 124, § 1, 1°, op de datum van 1 juli 2005 voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 1 van dit besluit.
Deze herziening van de dossiers wordt beëindigd op 31 maart 2006.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE