gepubliceerd op 19 september 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 (1)
17 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 (sectie monteerders) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 (sectie monteerders).
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 augustus 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005 Nationaal akkoord 2005-2006 (sectie monteerders) (Overeenkomst geregistreerd op 6 december 2006 onder het nummer 81279/CO/111) HOOFDSTUK I. - Inleiding A. Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van die welke tot de sector van de ondernemingen der metaalverwerking behoren. § 2. Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
B. Algemeen verbindend verklaring
Art. 2.Ondertekenende partijen vragen dat onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard. HOOFDSTUK II. - Enveloppe A. Bepaling van de enveloppe
Art. 3.Met ingang van 1 januari 2006 dienen de ondernemingen een overdraagbaar budget van 0,6 pct. van de loonmassa te besteden. Over de besteding kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden.
Onder "loonmassa" wordt begrepen : de brutolonen, met name zowel de basisuurlonen als de effectieve uurlonen en bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdragen werkgever en andere sociale lasten).
Procedure voor onderhandeling over de ondernemingsenveloppe
Art. 4.§ 1. Besteding van de enveloppe De besteding van de overdraagbare enveloppe wordt op ondernemingsvlak bepaald in paritair overleg volgens de verbintenissen opgenomen in de bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De procedure voor de ondernemingsonderhandelingen over de besteding van het overdraagbaar budget verloopt in 2 stappen : a) Voorafgaandelijk moeten zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de in de onderneming vertegenwoordigde vakbonden op ondernemingsvlak akkoord zijn om onderhandelingen te voeren over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe.Indien dit niet het geval is worden de effectieve bruto uurlonen van de arbeiders verhoogd volgens de modaliteiten bepaald in punt B. In de multizetelondernemingen wordt de beslissing genomen op groepsniveau. Deze beslissing heeft niet allen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook over het niveau waar deze onderhandelingen zullen gevoerd worden. b) Indien besloten wordt tot ondernemingsoverleg over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe, moet dit overleg ten laatste op 15 november 2005 leiden tot een collectieve arbeidsovereenkomst.Indien dit niet het geval is worden de effectieve bruto uurlonen van de arbeiders verhoogd volgens de modaliteiten bepaald in punt B. § 2. Betwistingen Elke betwisting over de interpretatie van de berekening van het overdraagbaar budget van de enveloppe, wordt onmiddellijk voorgelegd aan het nationaal paritair comité, volgens de modaliteiten vastgelegd in de in § 1 genoemde bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst.
B. Suppletieve regeling
Art. 5.Indien geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent de enveloppe en indien tegen ten laatste 15 november 2005 dit overleg niet uitmondt in een collectieve arbeidsovereenkomst, worden vanaf 1 januari 2006 alle basis- en effectieve uurlonen van de arbeiders verhoogd met 0,6 pct. HOOFDSTUK III. - Loonvoorwaarden A. Index
Art. 6.Op 1 juli 2005 en 1 juli 2006 worden alle minimum- en maximumbasisuurlonen, alsmede alle minimum en maximum effectieve uurlonen aangepast aan de index conform de bepalingen van hoofdstuk III - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 september 2001, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 7 december 2001.
B. Loonsverhoging
Art. 7.Op 1 september worden alle minimum en maximum basisuurlonen, alsmede alle minimum en maximum effectieve uurlonen verhoogd met 0,6 pct., weliswaar te verhogen of te verminderen met het verschil tussen de som van de reële indexering en de verwachte inflatie van 3,3 pct. tijdens 2005 en 2006.
Indien het resultaat van dergelijke vermindering eventueel nul of negatief is, wordt er op 1 september 2006 geen loonsverhoging toegepast. HOOFDSTUK IV. - Carenzdag A. Definitie
Art. 8.De carenzdag wordt gedefinieerd in artikel 52, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten als de eerste werkdag van een periode van arbeidsongeschiktheid die geen veertien dagen duurt.
B. Regeling
Art. 9.Onverminderd gunstiger regelingen op ondernemingsniveau, worden vanaf 1 januari 2006, 3 carenzdagen per jaar betaald ongeacht de duur van de arbeidsongeschiktheid.
Deze regeling is geldig tot 30 juni 2007, waarna zij kan verlengd worden voor onbepaalde duur, afhankelijk van een positieve evaluatie die zal plaatsvinden in de loop van januari 2007 op basis van een vergelijking tussen enerzijds het kalenderjaar 2005 en het kalenderjaar 2006, aangaande het ziekteverzuim in de sector.
Bij een negatieve evaluatie zal de regeling inzake carenzdagen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2003, geregistreerd op 4 augustus 2003, onder het nummer 67067/CO/111, terug van toepassing worden met ingang van 1 juli 2007.
Art. 10.De collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2003, geregistreerd op 4 augustus 2003, onder het nummer 67067/CO/111, zal aldus worden aangepast en gecoördineerd. HOOFDSTUK V. - Sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling
Art. 11.§ 1. Verhoging van de bijdrage De bijdrage van 1,5 pct. voor het extralegaal pensioen, voorzien in artikel 14, § 2, 6e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst houdende de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" van 7 juli 2003 (geregistreerd onder nummer 67069/CO/111), wordt vanaf 1 januari 2006 voor onbepaalde duur verhoogd tot 1,6 pct.
Deze bijkomende bijdrage van 0,10 pct. zal vanaf 1 januari 2007 aangewend worden voor de financiering van het solidariteitsluik van het sectoraal aanvullend pensioen. § 2. Gelijkwaardige verplichting voor de door het fonds voor bestaanszekerheid van de bijdrage bestemd voor het aanvullend pensioen vrijgestelde ondernemingen.
De ondernemingen die overeenkomstig het artikel 14, § 2, 8e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst houdend de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" van 7 juli 2003, een vrijstelling gekregen hebben van de betaling van de bijdrage bestemd voor het aanvullend pensioen, moeten vanaf 1 januari 2006, mits een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, voor onbepaalde duur de financiering van de op hun vlak bestaande regelingen voor extralegaal pensioen verder uitbreiden met een bedrag equivalent aan deze bijkomden bijdrage van 0,10 pct.
De collectieve arbeidsovereenkomst en de wijziging van het pensioenreglement dienen voor 30 maart 2006 overgemaakt te worden aan het fonds voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK VI. - Bestaanszekerheid
Art. 12.§ 1. Verlenging en/of wijziging van de bestaande bepalingen van bepaalde duur : Volgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2003 houdende de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid", geregistreerd onder het nummer 67069/CO/111, worden verlengd en/of gewijzigd : - Artikel 14, § 2, 15e alinea : De bijdrage van 0,13 pct. van bepaalde duur ter financiering van de vervroegde tegemoetkoming in de last van het brugpensioen vanaf 57 jaar voor de werklieden waarvan het brugpensioen ingaat tijdens de periode van 1 januari 1987 tot 30 juni 2007, wordt verlengd tot 31 december 2005.
Deze bijdrage wordt herleid tot 0,03 pct. met ingang van 1 januari 2006 en blijft behouden tot 31 december 2006. - Artikel 14, § 2, 17e - 19e alinea : De éénmalige forfaitaire bijdrage verschuldigd door de werkgever wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006. - Artikel 14, § 2, 22e alinea : De tijdelijke bijdrage van 0,05 pct. ter financiering van de tegemoetkoming in de door werkgevers verschuldigde capitatieve bijdrage aan de Rijksdienst voor pensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, voor de werknemers waarvan het brugpensioen ingaat tijdens de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 2007, wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006. - Artikel 14, § 3, 1e alinea : De bijdrage van 0,60 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006. - Artikel 14, § 3, 3e alinea : De bijkomende bijdrage van 0,10 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006. - Artikel 19bis, 2e alinea, 2e streepje : Het in aanmerking nemen van de startbaanovereenkomst van minstens 3 maanden voor de toekenning van de volledige werkloosheid, wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006. - Artikel 19bis, § 5 : De verhoogde vergoeding van 76,85 EUR/maand, voorzien in artikel 20bis, § 1, 3e alinea, van dezelfde overeenkomst, voor arbeiders vanaf 57 jaar, die zonder op brugpensioen gesteld te worden volledig werkloos worden, wordt verlengd tot en met 31 december 2006, met dien verstande dat het bedrag van deze vergoeding vanaf 1 januari 2006 wordt opgetrokken tot 77 EUR. - Artikel 19bis, § 6 : De verhoogde vergoeding van 76,85 EUR/maand voorzien in artikel 20bis, § 1, 3e alinea, van dezelfde overeenkomst, voor arbeiders vanaf 50 jaar die tussen 1 januari 1997 en 31 december 2006 ontslagen worden zonder op brugpensioen gesteld te zijn, wordt verlengd tot 31 december 2006, met dien verstande dat het bedrag van deze vergoeding vanaf 1 januari 2006 wordt opgetrokken tot 77 EUR. - In artikel 20, § 1, van dezelfde overeenkomst wordt volgende 2de alinea toegevoegd : « Vanaf 1 januari 2006 wordt de aanvullende vergoeding bij volledige werkloosheid gebracht op 5 EUR voor een hele uitkering en 2,5 EUR voor een halve uitkering. ». - In artikel 20, § 2, van dezelfde overeenkomst wordt volgende 3de alinea toegevoegd : « Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding voor tijdelijke werkloosheid gebracht op 9 EUR voor een hele uitkering en 4,5 EUR voor een halve uitkering. ». - In artikel 20bis, § 1, wordt het bedrag van 76,85 EUR vervangen door het bedrag van 77 EUR met ingang van 1 januari 2006. - In artikel 20bis, § 2, alinea's 2 en 3 wordt het bedrag van 38,42 EUR vervangen door het bedrag van 38,50 EUR met ingang van 1 januari 2006. - Artikel 22, § 1 en § 2 : De aanvullende vergoeding voor oudere zieken, zoals bepaald in artikel 20bis, § 1 en § 2, van dezelfde overeenkomst, in voltijdse en deeltijdse betrekking, wordt verlengd tot 31 december 2006, met dien verstande dat de bedoelde vergoeding vanaf 1 januari 2006 wordt opgetrokken tot 77 EUR. § 2. Afbouw van de Canada-Dry stelsels Vanaf 1 januari 2006 zal het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" geen aanvullende vergoedingen meer toekennen voor nieuwe gevallen in het kader van Canada Dry regelingen.
Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" wordt belast met de verdere uitwerking van deze bepaling. HOOFDSTUK VII. - Beroepenclassificatie
Art. 13.Partijen engageren zich om de in ontwikkeling zijnde beroepenclassificatie af te ronden voor 31 december 2005. HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere compensatietoeslag
Art. 14.Het bedrag van 87 EUR, zoals opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2003 (geregistreerd onder het nummer 67068/CO/111) betreffende de bijzondere compensatietoeslag wordt vanaf 2006 opgetrokken tot 100 EUR. HOOFDSTUK IX. - Loopbaanplanning A. Sectoraal model loopbaanplanning
Art. 15.Verlenging van de ondernemingsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen § 1. Artikel 6, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 inzake het sectoraal model loopbaanplanning, wordt gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2007. § 2. Het nieuwe artikel 6 luid als volgt : « Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak die geregistreerd en neergelegd zijn bij de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen Federale overheidsdienst van Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal Overleg, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die betrekking hebben op tijdelijke herstructureringsoperaties, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 verlengd. ».
B. Verlenging van de brugpensioenakkoorden
Art. 16.Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak worden verlengd in het kader van het sectoraal model loopbaanplanning zoals bepaald in artikel 15 van dit akkoord.
Art. 17.Het brugpensioen voor arbeidsters, voorzien in artikel 19sexies van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2007.
Art. 18.De collectieve arbeidsovereenkomst van 4 februari 1991 inzake brugpensioen na ontslag vanaf 57 jaar wordt binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 2007, doch beperkt tot de sociale gevallen die als dusdanig erkend worden door de werkgever.
Art. 19.Het brugpensioen voor arbeiders voorzien in artikel 23 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001, met betrekking tot het brugpensioen op 58 jaar, voor zover de arbeider in toepassing van de brugpensioenreglementering 25 jaar beroepsverleden kan rechtvaardigen, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2007.
Art. 20.De regeling zoals voorzien in artikel 24 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001, met betrekking tot de verlaging van de brugpensioenleeftijd tot 56 jaar, voor zover de arbeider in toepassing van de brugpensioenreglementering 33 jaar beroepsverleden kan rechtvaardigen en 20 jaar gewerkt heeft in een nachtregeling zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden tot en met 31 december 2003.
Art. 21.De regeling zoals voorzien in artikel 25 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001, met betrekking tot het halftijds brugpensioen zoals voorzien bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden tot en met 31 december 2006.
Art. 22.§ 1. De tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid van 76,85 EUR per maand in de last van het brugpensioen wordt, onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten behouden voor alle brugpensioenen die ingaan tussen 1 juli 2005 en 30 juni 2007 met dien verstande dat vanaf 1 januari 2006 het bedrag van 76,85 EUR wordt opgetrokken tot 77 EUR. § 2. De bijkomende hoofdelijke bijdragen voor de bruggepensioneerden, die in het kader van de bestaande en verlengde overeenkomsten tussen 1 juli 2005 en 30 juni 2007 in brugpensioen worden gesteld, worden onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten eveneens ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK X. - Werkzekerheid A. Verlenging werkzekerheidsclausule
Art. 23.De bepalingen inzake de werkzekerheidsclausule zoals opgenomen in hoofdstuk II, artikel 2.1., van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1999 houdende het nationaal akkoord 1999-2000 worden verlengd tot en met 31 december 2006. Deze bepalingen omvatten : § 1. Principe Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn en vooraleer de mogelijkheid tot beroepsopleiding voor de getroffen arbeiders werd onderzocht. § 2. Procedure Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de volgende sectorale overlegprocedure worden nageleefd : 1. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere arbeiders, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie in. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat, licht hij voorafgaandelijk, schriftelijk en tegelijkertijd zowel de betrokken arbeiders individueel in alsook de voorzitter van het nationaal paritair comité. 2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeidersvertegenwoordigers dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen worden opgenomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij. 3. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat in de onderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeiders en aan de voorzitter van het paritair comité, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de arbeiders vertegenwoordigen. § 3. Sanctie Bij niet-naleving van de procedure bepaald in § 2, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken arbeider een bijkomende opzeggingsvergoeding te betalen die gelijk is aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzeggingstermijn.
In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het verzoeningsbureau van het nationaal paritair comité op vraag van de meest gerede partij.
De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure. De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.
De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het verzoeningsbureau niet toepast. § 4. Definitie In dit punt wordt onder "meervoudig ontslag" verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal arbeiders treft dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddeld arbeidsbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van drie arbeiders voor ondernemingen van minder dan dertig arbeiders. Ook ontslagen ingevolge een sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. § 5. Toepassing werkzekerheidsclausule in geval van sluiting De bepalingen zoals omschreven in bovenstaande paragrafen inzake het principe, de procedure, de sanctie en de definitie, zijn in ieder geval ook van toepassing in het geval van sluiting van onderneming. HOOFDSTUK XI. - Opleiding A. Verbetering en verhoging van de bestaande opleidingsinspanningen
Art. 24.§ 1. De werkgevers engageren zich tot het realiseren van een collectief opleidingsvolume van 2 dagen per jaar en per tewerkgesteld voltijds equivalent, waarvan de besteding dient besproken te worden op ondernemingsvlak, in de ondernemingsraad, bij ontstentenis met de syndicale delegatie en waarvan een opleidingsplan wordt opgesteld, dat jaarlijks ter informatie aan de v.z.w. Montage wordt overgemaakt. § 2. Onder "beroepsopleiding" wordt verstaan : vorming die de kwalificatie van de arbeider bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, inclusief on-the-job-training. Deze beroepsopleiding dient tijdens de werkuren te gebeuren. Daarbij wordt aanbevolen dat de vorming zo maximaal mogelijk op alle categorieën van arbeiders zou slaan. § 3. De op ondernemingsvlak reeds bestaande inspanningen inzake beroepsopleiding voor arbeiders kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van het bovengenoemde collectief opleidingsvolume van 2 dagen per jaar en per tewerkgesteld voltijds equivalent. § 4. Dit engagement zal jaarlijks op ondernemingsvlak geëvalueerd worden door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale delegatie. Tegelijkertijd zullen eveneens de vooruitzichten inzake beroepsopleiding besproken worden. Deze evaluatie en bespreking gebeurt ter gelegenheid van de jaarlijkse inlichtingen, zoals voorzien in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden. § 5. In de loop van het tweede kwartaal van het jaar 2006 zal een nationaal gecoördineerde enquête georganiseerd worden bij alle ondernemingen, inclusief deze zonder syndicale delegatie, om de realisatie van het engagement te meten. Ondernemingen die niet antwoorden op deze enquête kunnen geen beroep doen op de financiële tussenkomsten van de paritaire opleidingsinstanties van de sector. § 6. In ditzelfde kader wordt er per 1 januari 2005 een individueel opleidingsrecht van 2 werkdagen per 2 kalenderdagen toegekend aan alle arbeiders die tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of bepaalde duur of voor een bepaald werk.
B. Bijdrage risicogroepen
Art. 25.De bijdrage risicogroepen wordt voor de duurtijd van dit akkoord bepaald op 0,10 pct.
C. Lijst ondernemingen die bijdragen storten aan de VZW Montage
Art. 26.§ 1. Jaarlijks in de loop van de maand maart wordt in overleg met Agoria en het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" de lijst van ondernemingen die beschouwd worden als "bedrijven die onder het toepassingsgebied van de paritaire sectie vallen" geactualiseerd. § 2. In de loop van de maand april daaropvolgend wordt de bedoelde lijst bekrachtigd in het nationaal paritair comité. § 3. Na deze bekrachtiging wordt de lijst overgemaakt aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de metaalverwerkende nijverheid" in functie van de doorstorting van de bijdragen voor risicogroepen aan de VZW Montage. HOOFDSTUK XII. - Arbeidstijd en flexibiliteit A. Verlenging van de bestaande flexibiliteitsakkoorden
Art. 27.Partijen vragen het koninklijk besluit "kleine flexibiliteit" van 12 juni 2001 te verlengen tot 31 december 2006.
Art. 28.Het artikel 6, § 3, van het nationaal akkoord 1995-1996 van 16 september 1995, dat voorziet in de mogelijkheid de inhaalrust ten beloop van maximaal het wettelijk bepaald aantal overuren niet toe te kennen, onder voorwaarde dat er op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, wordt verlengd tot 31 december 2006.
Art. 29.Het sectoraal model jaartijd, zoals ingesteld door het nationaal akkoord 1997-1998 van 15 mei 1997, en gewijzigd door het nationaal akkoord 1999-2000 van 17 mei 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001 en door het nationaal akkoord 2003-2004 van 10 juni 2003 wordt verlengd tot 31 december 2006, rekening houdende met de volgende wijzigingen (aanpassing data) : - punt 2, 1e alinea : "Procedure op ondernemingsvlak : indien de onderneming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement aangepast conform de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen. Deze aanpassing geldt tot uiterlijk 31 december 2006. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1 januari 2007 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt. »; - punt 4 : "Evaluatie : op het einde van het jaar 2005 en het jaar 2006 wordt op nationaal vlak het verloop van de besprekingen ter uitvoering van de bepalingen van dit punt geëvalueerd. ». HOOFDSTUK XIII. - Sociale vrede
Art. 30.De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tijdens de duurtijd van onderhavige overeenkomst.
Bijgevolg zal op provinciaal, gewestelijk of op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze overeenkomst uit te breiden.
Deze overeenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen. Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.
Partijen herbevestigen de conventionele bepalingen geldig in de sector wat de procedures betreft en meer bepaald artikel 2 van de verzoeningsprocedure zoals vastgelegd in het paritair comité op 13 januari 1965.
Partijen herbevestigen eveneens voor de duur van dit akkoord de spoedprocedure die door het nationaal akkoord 1989-1990 ingevoerd werd. HOOFDSTUK XIV. - Duur
Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2005 tot 31 december 2006, behoudens waar anders vermeld en met uitzondering van de bepalingen vermeld in volgende artikels : hoofdstuk II, hoofdstuk III, hoofdstuk V, hoofdstuk VIII, artikelen 24 en 26 die gesloten worden voor onbepaalde duur.
De bepalingen van onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het nationaal paritair comité en waarvoor een opzegtermijn van zes maanden geldt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 (sectie monteerders) De onderhandeling van de enveloppe op ondernemingsvlak De werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers op nationaal en lokaal vlak verbinden er zich toe om volgende regels toe te passen en te doen toepassen bij de onderhandeling van de enveloppe op het ondernemingsvlak, bepaald in hoofdstuk II van dit nationaal akkoord 2005-2006 van 20 juni 2005. 1. Berekening en omzetting a) Indien zowel de werkgevers als alle in de syndicale afvaardiging van de in de onderneming vertegenwoordigde vakbonden op ondernemingsvlak akkoord gaan over een onderhandeling over de besteding van de enveloppe kunnen de ondernemingen en hun syndicale delegatie voor arbeiders op hun vlak onderhandelen over de aanwending van de budgettaire enveloppe ten belope van 0,6 pct.van de loonmassa van de arbeiders, zoals vastgelegd in hoofdstuk II van dit nationaal akkoord 2005-2006. Over deze aanwending kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden. b) Onder "loonmassa" worden begrepen : de brutolonen met name zowel de basisuurlonen als de effectieve uurlonen (met inbegrip van de eindejaarspremies, de ploegenpremies, het overloon, enz.) en bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever en andere sociale lasten). c) Deze enveloppe mag aangewend worden voor de financiering van bijkomende voordelen, loonsverhogingen of andere verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden.d) Het percentage van de enveloppe mag niet worden overschreden, zodat : - enerzijds het recurrent effect op de gemiddelde uurloonkost van de arbeiders niet hoger mag zijn dan het percentage van de enveloppe; - anderzijds de loonmassa voor de periode gaande van 1 januari 2006 tot 31 december 2006 ingevolge de toekenning van de enveloppe niet mag stijgen met meer dan het percentage van de enveloppe. e) In de onderhandeling over de invulling van de enveloppe kan rekening gehouden worden met het effect van automatische verhogingen als gevolg van de op ondernemingsvlak toepasbare barema's.2. Onderhandelingsprocedure a) Voorafgaandelijk aan elke onderhandeling, moeten zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de onderneming vertegenwoordigde vakbonden op ondernemingsvlak akkoord gaan over een onderhandeling over de besteding van de enveloppe.In de multizetelondernemingen wordt de beslissing genomen op groepsniveau.
Deze beslissing heeft niet alleen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook over het niveau waar deze onderhandelingen zullen gevoerd worden. b) Op voorwaarde dat zowel de werkgever als alle in de syndicale delegatie van de onderneming vertegenwoordigde vakbonden akkoord gaan om ondernemingsonderhandelingen over de besteding van de enveloppe te voeren, kunnen deze starten vanaf het sluiten van dit nationaal akkoord.Ze dienen volledig afgerond te zijn ten laatste op 15 november 2005. c) De onderhandelingen verlopen conform de bestaande tradities van overleg in de onderneming.d) Zo het overleg leidt tot een akkoord, dienen de gemaakte afspraken vastgelegd te worden in een collectieve arbeidsovereenkomst, te sluiten ten laatste op 15 november 2005.e) Een afschrift van de aldus gesloten collectieve arbeidsovereenkomst moet onmiddellijk ter informatie overgemaakt worden aan de voorzitter van het nationaal paritair comité.f) Indien geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent de enveloppe en indien tegen ten laatste 15 november 2005 dit overleg niet uitmondt in het sluiten van een akkoord, worden vanaf 1 januari 2006 de basis- en de effectieve uurlonen van de arbeiders verhoogd met 0,6 pct.3. Geschillenprocedure a) Indien in de loop van de ondernemingsonderhandelingen over de aanwending van de enveloppe op ondernemingsvlak een geschil zou ontstaan waarbij binnen een redelijke termijn geen oplossing gevonden kan worden, wordt beroep gedaan op tussenkomst van regionale vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties.b) Indien de tussenkomst van regionale vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties geen einde stelt aan het geschil, wordt de normale verzoeningsprocedure op nationaal vlak gevolgd.Bij dreigend conflict kan evenwel beroep gedaan worden op de spoedprocedure (verzoening binnen de 48 uur). c) De vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van het nationaal verzoeningsbureau dienen in de eerste plaats te onderzoeken of het geschil zich situeert binnen de toegekende budgettaire enveloppe.Indien dit niet het geval is, wordt het overleg terug binnen het paritair afgesproken kader geplaatst en opnieuw naar de onderneming verwezen. Zo dit wel het geval is wordt de bemiddeling ten grond gevoerd. d) Het nationaal paritair comité is eveneens bevoegd omtrent geschillen inzake de interpretatie van de berekeningen voor de invulling van de enveloppe. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 (sectie monteerders) Sociaal akkoord van 20 juni 2005 Stelsel van de aanmoedigingspremies in de privésector in uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering In toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering 1 maart 2002 houdende hervorming van het stelsel van aanmoedigingspremies in de privésector zoals later gewijzigd, en in uitvoering van het akkoord 2005-2006 van de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners van 20 januari 2005 verklaren de ondertekenende partijen dat de werklieden ressorterend onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (sectie monteerders - 111.03) en tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest tot 31 december 2006 gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies in het raam van het zorgkrediet en het opleidingskrediet en van de aanmoedigingspremies voor ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN