gepubliceerd op 01 augustus 2014
Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten
16 JULI 2014. - Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten, de artikelen 6, tweede lid, 7, §§ 1 en 7, en de artikelen 8, 9, 10, § 1 en 12, § 2;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 maart 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting op 24 april 2014;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het risico dat de Belgische Staat door de Europese Commissie voor het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt gedaagd voor niet omzetting van de richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;
Gelet op het advies 56.361/1 van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende het feit dat het mogelijk is om op de Belgische markt biobrandstoffen tot verbruik uit te slaan waarvoor nog geen normen bestaan (categorie B), op voorwaarde dat hun kwaliteit stabiel en van hoog niveau is;
Overwegende op de meer beperkte ervaring met de biobrandstoffen van categorie B dan met de biobrandstoffen die tot categorie A behoren, is het aangewezen om de biobrandstoffen van categorie B frequenter en strenger te controleren dan deze van categorie A;
Overwegende op het voordeel, waarover de biobrandstoffen die tot categorie C behoren, door het toepassen van een correctieve factor beschikken, is het onontbeerlijk dat men zich verzekert van de doeltreffendheid van de omkaderingsmaatregelen.
Deze omkaderingsmaatregelen moeten het mogelijk maken om de fraude te elimineren;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister, Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG en van Richtlijn 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « wet » : de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten;2° « technische dossiers » : de technische dossiers voor de biobrandstoffen van categorie B en C zoals bedoeld in artikel 5, 2° en 3° van de wet;3° « producent » : de natuurlijke of rechtspersoon die de biobrandstoffen produceert vooraleer ze met de fossiele producten vermengd worden;4° « aangever » : de natuurlijke of rechtspersoon die de producent in België vertegenwoordigt, die de betrokken biobrandstof commercialiseert in België en die de aanvraag tot goedkeuring en het technisch dossier indient bij de Algemene Directie Energie;5° « contactpersoon » : de natuurlijke persoon aangeduid door de aangever en die instaat voor het contact met de Algemene Directie Energie;6° « massabalans » : een balans van de binnenkomende stromen, voorraad, en uitgaande stromen van biobrandstoffen;7° « correctiefactor » : de correctiefactor die het reële volume duurzame biobrandstof van categorie A of B kan vermenigvuldigen om zijn nominale volume te berekenen;8° « bijlage I » : de bijlage genoemd « Bijlage I - Lijst van de biobrandstoffen die in aanmerking komen voor classificatie in categorie A, B of C »;9° « bijlage II » : de bijlage genoemd « Bijlage II - Fysicochemische kenmerken van de biobrandstoffen van categorie B_benzine »;10° « bijlage III » : de bijlage genoemd « Bijlage III - Fysicochemische kenmerken van de biobrandstoffen van categorie B_diesel »;11° « bijlage IV » : de bijlage genoemd « Bijlage IV - Lijst duurzame biobrandstoffen die in aanmerking komen voor dubbel telling »;12° « bijlage V » : de bijlage genoemd « formulier van gebruiksaanvraag », of het formulier waarmee de maatschappij een aanvraag tot gebruik indient voor biobrandstof van de categorie B en/of C waarvan het technisch dossier voorafgaandelijk door de minister werd aanvaard en goedgekeurd. De bijlagen worden gratis ter beschikking gesteld door FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, onder elektronische vorm op de internetsite http ://www.economie.fgov.be. Een papieren versie van dit/deze document(en) wordt gratis toegestuurd aan de maatschappij die dit vraagt. HOOFDSTUK 2. - Categorie B en C - Goedkeuringsvoorwaarden Afdeling 2.1 - Biobrandstof type B
Art. 2.§ 1. De aangever is verantwoordelijk voor het naleven van de bepalingen van dit besluit en hij moet in staat zijn om alle verantwoordelijkheid op te nemen voor de betrokken biobrandstof tot de overdracht van eigendom. Indien de producent eveneens commercialiseert en een Belgische onderneming is, kan de aangever dezelfde zijn als de producent.
Indien de producent een buitenlandse maatschappij is, dient deze een natuurlijke of rechtspersoon gevestigd in België als aangever aan te duiden.
Er kan slechts één aangever per technisch dossier zijn. § 2. Na indiening van de aanvraag voor goedkeuring van het technisch dossier en op voorwaarde van de goedkeuring van de minister kan een duurzame biobrandstof goedgekeurd worden in de categorie B en dit voor de periode van drie jaren.
Een nieuwe aanvraag dient ingediend te worden minstens zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsperiode. § 3. Van zodra er een Europese of Belgische norm gepubliceerd wordt zal een biobrandstof categorie B goedgekeurd worden in categorie A. § 4. De aanvraag voor goedkeuring wordt door de aangever bij de Algemene Directie Energie ingediend. Het technisch dossier zal door FAPETRO behandeld worden.
De aanvraag evenals alle andere stukken van het dossier moeten in één van de officiële talen van België neergelegd worden.
Art. 3.§ 1. In het kader van de goedkeuring van het technisch dossier, dient de aangever in eerste instantie : 1° aan te geven tot welke klasse de biobrandstof behoort voor dewelke de aanvraag wordt ingediend.De opsomming van de verschillende klassen is deze van bijlage III van de Richtlijn 2009/28 EC en wordt hernomen in de bijlage I van dit besluit; 2° te verzekeren dat hij geen enkele andere aanvraag heeft ingediend voor dezelfde biobrandstof;3° aan te geven of hij handelt als producent of als vertegenwoordiger van de producent van de bedoelde biobrandstof;4° te verzekeren dat hij beschikt over alle technische gegevens en dat hij bereid is die aan FAPETRO mede te delen;5° aan te tonen dat de biobrandstof gecertificeerd is volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/11/2011 pub. 07/12/2011 numac 2011024352 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor biobrandstoffen sluiten van productnormen;6° het technisch dossier heeft enkel betrekking op één vrijwillig schema;7° toe te laten dat alle relevante documenten in verband met de certificatie van de betrokken biobrandstof ter beschikking van FAPETRO worden gesteld;8° aan te geven in welke lidstaten van de Europese Unie (EU) het gebruik van de bedoelde biobrandstof reeds is toegelaten;9° mede te delen onder welke merken of commerciële benamingen de betrokken biobrandstof in België zal gecommercialiseerd worden, evenals elk merk of commerciële benamingen waaronder de bedoelde briobrandstoffen in de andere lidstaten van de EU wordt gecommercialiseerd;10° aan te geven dat er maatschappijen geïnteresseerd zijn voor de biobrandstof en bereid zijn om deze in België tot verbruik uit te slaan; § 2. De aanvraag is niet ontvankelijk indien : 1° de elementen gevraagd in a.tot m. van artikel 4, § 2, 1°, ontbreken of onvolledig zijn; 2° de bedoelde biobrandstof fysisch of scheikundig behoort tot een klasse waarvoor een norm bestaat.
Art. 4.§ 1. Een biobrandstof kan slechts in categorie B gerangschikt worden indien ze werkelijk geproduceerd wordt en dat haar commercialisering op de Belgische markt voor de duur van de aanvraag voorzien wordt. § 2. Het technisch dossier wordt aangevuld met volgende technische kenmerken : 1° voor de productie-eenheden : a.de plaats van de productie-eenheid; b. de bouwdatum van de eenheid;c. de aanduiding of de eenheid in werking is of de datum van de in werkingstelling;d. het bewijs dat de opgegeven eenheid in staat is de bedoelde biobrandstof werkelijk te produceren;e. een volledige beschrijving van de productiefaciliteiten evenals de gebruikte procedures;f. de capaciteit van de productie-eenheid in ton biobrandstof per jaar;g. de effectieve dagelijkse productie;h. het aantal productiedagen per jaar;i. desgevallend, de andere types biobrandstoffen dan de bedoelde biobrandstof;j. de gebruikte grondstoffen;k. een bevoorradingsplan van de grondstoffen gedurende de geviseerde periode;l. de ontvangst- en opslaginstallaties voor de grondstoffen binnen de eenheid met aanduiding van de los- en laadcapaciteiten van deze grondstoffen;m. de opslaginstallaties voor het afgewerkt product en de laadcapaciteiten.2° voor de bedoelde biobrandstof : a.de karakteristieken van de biobrandstof. moeten correct gerapporteerd worden overeenkomstig de bijlagen II en III; b. de aangever kan verduidelijken of de bedoelde biobrandstof erkend kan worden als mogelijk behorend tot categorie C evenals zijn voornemen om het als zodanig te laten erkennen;c. de maximale hoeveelheid die mag bijgemengd worden bij de fossiele brandstof en die toelaat om de specificaties van de norm NBN EN 228 en NBN EN 590 laatste editie te respecteren;d. een studie die waarborgt dat de biobrandstof compatibel is met de reeds andere toegelaten biobrandstoffen. § 3. De aangever kan aan FAPETRO elke bijkomende informatie communiceren die hij van belang acht. § 4. FAPETRO beschikt over twee maanden om aan de aangever mede te melden of het dossier al dan niet ontvankelijk is.
Deze mededeling gebeurt per aangetekend schrijven. § 5. Indien nodig kan FAPETRO zich bij het onderzoek van het dossier, waar de duur van zes maanden vastgelegd wordt, door experten laten bijstaan.
De aangeduide experten dienen minstens drie jaar technische expertise, met name binnen het domein brandstoffen en biobrandstoffen te hebben.
De experten mogen tot de openbare of private sector behoren. In dit laatste geval moeten ze onafhankelijk en neutraal zijn tegenover de aardoliemaatschappijen en de biobrandstofproducten.
FAPETRO zal een lijst met experten, die aan bovenstaande eisen voldoen, opmaken. Deze zal door de Algemene Directie Energie aan de minister voorgesteld worden voor goedkeuring. Eenmaal goedgekeurd, is de lijst met experten geldig voor een periode van drie jaar.
In het geval dat experten uit de private sector behoren tot de lijst, zal hun missie gedefinieerd en toegewezen worden in het respect van de regels van aankoop van goederen en diensten voor de rekening van de openbare diensten. § 6. Indien het onderzoek van het dossier het noodzakelijk maken, kan FAPETRO bijkomende inlichtingen vragen, namelijk : 1° bijkomende informatie met betrekking tot de biobrandstof.Indien nodig kan FAPETRO, tijdens de evaluatieperiode van het dossier, aan de aangever vragen om een monster voor bijkomende analyses ter beschikking te stellen. De kosten verbonden aan deze analyses zijn ten laste van de aangever; 2° bijkomende informatie met betrekking tot over de productie-eenheid. Het technisch dossier vermeld onder § 2 kan aanleiding geven tot een expertise ter plaatse door gemachtigden aangeduid door de Algemene Directie Energie. De aangever aanvaardt om de kosten verbonden aan de vermelde expertise ten zijne laste te nemen.
In dit geval wordt de evaluatieperiode van het dossier met maximum twee maanden verlengd vanaf de ontvangst van het geheel van de gevraagde bijkomende inlichtingen. § 7. Binnen de maand volgend op het einde van de evaluatieperiode publiceert de Algemene Directie Energie een aankondiging in het Belgisch Staatsblad van de vraag om de bedoelde biobrandstof te erkennen in categorie B. Deze aankondiging omvat een beschrijving van de fysische en scheikundige eigenschappen van de biobrandstof.
Deze aankondiging nodigt iedereen uit om, gedurende een periode van twee maanden, aanvangend op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad, eventuele bemerkingen in verband met de technische kenmerken van de biobrandstof en haar gebruik, te formuleren en deze aan FAPETRO over te maken.
Indien de eventuele bemerkingen het noodzakelijk maken, kan FAPETRO bijkomende inlichtingen vragen.
In dit geval wordt de termijn voor het onderzoek van het dossier met maximum twee maanden verlengd vanaf de ontvangst van het geheel van de gevraagde bijkomende inlichtingen. § 8. Na onderzoek van het volledige dossier zal de Algemene Directie Energie een voorstel aan de minister doen.
Na eventuele goedkeuring door de minister notificeert de Algemene Directie de genomen aanvaardingsbeslissing aan de aangever per aangetekende zending.
In geval van aanvaarding bevat de notificatie tenminste de volgende elementen : 1° een uniek registratienummer;2° de datum van de aanvaarding;3° de geldigheidsduur van de aanvaarding;4° de bevestiging van de categorie waartoe de bedoelde biobrandstof behoort.
Art. 5.De technische kenmerken gevraagd in bijlagen II en III zijn in geen geval een norm. De aangever blijft verantwoordelijk voor de bedoelde biobrandstof tot de commercialisering. Eens het product gemengd is met de fossiele brandstof en uitgeslagen is tot verbruik is de maatschappij verantwoordelijk voor de kwaliteit van het product. Afdeling 2.2 - Biobrandstof type C
Art. 6.§ 1. Iedere biobrandstof die voorkomt in de bijlage IV van dit besluit kan erkend worden als behorende bij de categorie C. § 2. Aan de biobrandstoffen van categorie C kan een correctiefactor toegekend worden zodat hun nominaal volume hoger kan zijn dan hun reëel volume op voorwaarde dat : 1° de bedoelde biobrandstof reeds behoort tot de categorie A of B;2° indien de biobrandstof behoort tot categorie A, de informatie gevraagd in artikel 4, § 2 geleverd wordt;3° de aangever een aanvraag tot goedkeuring indient bij Algemene Directie Energie. Indien de biobrandstof voorheen tot categorie B behoort, kan de aangever de aanvraag tot goedkeuring doen voor categorie C, tezamen met de introductie van de aanvraag tot goedkeuring in categorie B. De goedkeuring is geldig voor een welbepaalde hoeveelheid, leeg te maken binnen een maximale termijn van drie jaren.
Een nieuwe aanvraag moet zes maanden voor het verstrijken van de goedkeuringsperiode gericht worden tot de Algemene Directie Energie.
Art. 7.§ 1. FAPETRO beschikt over twee maanden na het ontvangen van de aanvraag om een voorstel aan de minister, voor te leggen.
Indien het onderzoek van het dossier het noodzakelijk maakt kan FAPETRO bijkomende inlichtingen vragen.
In dit geval begint de periode van twee maanden na het ontvangen van de bijkomende inlichtingen. § 2. Na onderzoek van het volledige dossier zoals bedoeld in paragraaf 1 en na goedkeuring door de minister notificeert de Algemene Directie Energie de door de minister genomen beslissing aan de aangever.
In geval van aanvaarding bevat de notificatie tenminste de volgende elementen : 1° een uniek registratienummer;2° de datum van de aanvaarding;3° de geldigheidsduur van de aanvaarding;4° de toegelaten hoeveelheid;5° de correctiefactor. Afdeling 2.3 - Biobrandstof type B en C
Art. 8.§ 1. Indien een maatschappij bij de fossiele brandstoffen biobrandstoffen van categorie B en/of C wil mengen, om deze uit te slaan tot verbruik, vraagt zij de toelating aan de Algemene Directie Energie, door middel van het « formulier van gebruiksaanvraag ».
De biobrandstoffen van de categorie B en/of C kunnen gemengd worden met fossiele brandstoffen op voorwaarde dat de menging gebeurt in België.
Indien er belemmeringen zijn die het technisch of economisch onmogelijk maken dat de menging in België gebeurt, dan worden deze duidelijk opgelijst en gerechtvaardigd op het « formulier van gebruiksaanvraag ». In dit geval dient aangegeven te worden waar de menging zal plaatsvinden.
Als de bijmenging in een andere plaats moet gebeuren dan die vermeld op de aanvraag waarschuwt de maatschappij FAPETRO op voorhand. § 2. Een biobrandstof kan zijn goedkeuring voor klassering in categorie B of C verliezen voor de vervaldatum indien aan de voorwaarden die hebben geleid tot het toekennen niet meer voldaan wordt of wanneer fraude geconstateerd is. De intrekking van de goedkeuring wordt aan de aangever die de aanvraag indient genotificeerd per aangetekende schrijven door de Algemene Directie Energie.
De maatschappijen die een toelating tot gebruik van de bedoelde biobrandstof verkregen hebben wordt eveneens in kennis gesteld van het verlies van deze goedkeuring via e-mail of post door de Algemene Directie Energie.
De aanvrager kan opnieuw een aanvraag voor klassering in categorie B of C indienen voor dezelfde biobrandstof die de goedkeuring verloren heeft of voor een andere, één jaar na de datum van het verstrijken van de goedkeuring.
Indien een biobrandstof zijn classificatie heeft verloren en de maatschappijen over voorraden van dit product beschikken, gekocht voor de datum van het verlies van de classificatie, kunnen deze worden gebruikt tot hun uitputting op voorwaarde dat de kwaliteit van de tot verbruik uitgeslagen producten niet wordt aangetast en de specificaties van de van kracht zijnde normen wordt voldaan. § 3. Een maatschappij kan zijn toelating voor gebruik verliezen indien aan de voorwaarden die hebben geleid tot het toekennen niet meer voldaan wordt of wanneer fraude geconstateerd is. De intrekking van de toelating van gebruik wordt aan de maatschappij meegedeeld per aangetekende schrijven door de Algemene Directie Energie.
De maatschappij kan een nieuwe aanvraag om toelating van gebruik indienen één jaar na de datum van de intrekking van de vorige toelating(en) van gebruik. HOOFDSTUK 3. - Categorie B en C - Toezicht en controle
Art. 9.FAPETRO controleert de mengsels van de biobrandstoffen die tot de categorie A, B, C behoren in het kader van zijn missie van kwaliteitscontrole van aardolieproducten op de Belgische markt.
Naast het toezicht op de kwaliteit van aardolieproducten analyseert FAPETRO de kwaliteit van de zuivere biobrandstoffen die tot de categorieën A en B behoren vóór het mengen met de fossiele brandstof met het oog op het op de markt brengen.
De kenmerken van deze biobrandstoffen komen overeen met die geïntroduceerd in het technisch dossier dat heeft geleid tot de goedkeuring of aan de geldende normen voor wat betreft de biobrandstoffen die tot de categorie A behoren.
Art. 10.§ 1. In het geval dat een biobrandstof tot categorie B en/of C behoort stelt FAPETRO, samen met de aangever en/of de maatschappij, een toezichtschema van de kwaliteit van de biobrandstof op.
Dit schema moet toelaten om de staalname en het aantal analyses, die door de maatschappij dienen uitgevoerd te worden op willekeurig gekozen monsters van de genomen stalen, te definiëren.
De monsters genomen in het kader van het toezichtschema worden genomen in drie exemplaren. Het eerste monster is bestemd voor de maatschappij en/of de aangever. Het tweede wordt gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van FAPETRO en het derde wordt gedurende drie maanden bijgehouden als monster voor de eventuele tegenanalyse.
De monsters worden duidelijk voorzien van etiketten waarop de volgende informaties voorkomen : 1° de datum van de monstername;2° de benaming van het product;3° het nummer van het lot;4° het nummer van de toelating;5° het punt van bemonsteren;6° het volume van het monster. Eenmaal vastgelegd, wordt dit schema voor goedkeuring voorgelegd aan de minister aan de hand van een ministerieel besluit.
Gelijktijdig met het toezichtschema en om fraude te elimineren, kan FAPETRO stalen nemen van pure biobrandstoffen of gemengd bij de producenten en/of bij de maatschappijen. § 2. Indien de biobrandstof erkend is als behorend tot categorie C, en één of meerdere maatschappijen de toelating tot gebruik hebben bekomen, wordt door deze een massabalans ontwikkeld en beschikbaar gehouden voor FAPETRO op elk ogenblik tijdens de gebruiksperiode. § 3. De analyses moeten uitgevoerd worden in een laboratorium geaccrediteerd volgens de norm NBN EN ISO 17025, laatste editie.
Indien de door de firma en FAPETRO verkregen resultaten van de eerste en tweede analyse tegenstrijdig zijn, wordt de derde analyse gedaan door een ander laboratorium geaccrediteerd volgens de norm NBN EN ISO 17025, laatste editie. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12.De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 juli 2014.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Energie, M. WATHELET
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 16 juli 2014 betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Energie, M. WATHELET