Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 september 2023
gepubliceerd op 27 oktober 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van titel 1 van boek 2 met betrekking tot de algemene rechten en plichten van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2023045443
pub.
27/10/2023
prom.
15/09/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van titel 1 van boek 2 met betrekking tot de algemene rechten en plichten van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid sluiten betreffende de civiele veiligheid, inzonderheid op de artikelen 106 en 165, § 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones ;

Gelet op het advies van Inspectie van Financiën van 07 juli 2022 ;

Gelet op de betrokkenheid van de gewesten;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatsecretaris voor Begroting, gegeven op 15 maart 2023 ;

Gelet op het protocol nr. 2022/14 van 24 maart 2023 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies nr. 73.622/2 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt titel 1 van boek 2 vervangen door de volgende titel die de artikelen 8 tot 18/7 bevat, luidende: "TITEL 1. - Algemene rechten, plichten en deontologie

Art. 8.§ 1. Het personeelslid oefent zijn functie uit onder het gezag van zijn hiërarchische meerderen, vermeld in artikel 5. Het doet dit met loyaliteit, plichtsgevoel en integriteit.

De professionele relaties tussen personeelsleden, ongeacht hun graad of functie, alsook de relaties met derden, zijn gebaseerd op wederzijds respect, solidariteit, ploeggeest, zelfdiscipline, loyauteit en billijkheid, en dit onafhankelijk van de functie, de taak of de graad. § 2. De kleding, de uitrusting en de uitgaanstenue mogen enkel tijdens de uitoefening van de dienst gedragen worden of ter gelegenheid van professionele vergaderingen of officiële plechtigheden. Het dragen van het uitgaanstenue buiten de diensturen is onderworpen aan de goedkeuring van de commandant of zijn afgevaardigde. § 3. Elk personeelslid in de reglementaire klederdracht is, zelfs buiten de diensturen, onderworpen aan de hiërarchie. § 4. Alleen eretekens uitgereikt door de Belgische regering mogen gedragen worden. Eretekens uitgereikt door buitenlandse regeringen mogen uitsluitend gedragen worden als Wij de toestemming hebben gegeven.

Art. 9.§ 1. Het personeelslid respecteert gedragsregels goedgekeurd overeenkomstig de geldende wetten en regelgevingen, alsook de richtlijnen die hem gegeven worden in het kader van deze wetten en reglementen. § 2. Elk personeelslid onthoudt zich van iedere daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag, zoals bepaald in artikel 32ter van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van zijn werk.

Art. 10.§ 1. Bij de uitoefening van zijn functie, mag het personeelslid geen enkele vorm van discriminatie toepassen ten aanzien van collega's of derden, zoals bepaald in de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002100 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek aan de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002115 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002118 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek aan de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Addendum sluiten ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002100 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek aan de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002115 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002118 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek aan de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Addendum sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. § 2. Elk personeelslid onthoudt zich van elke uiting van elitarisme of van het in diskrediet brengen van een dienst, een kader, een graad, een functie of een persoon.

Art. 11.§ 1. Het personeelslid oefent zijn functie niet willekeurig of partijdig uit. Het vermijdt elke handeling of houding .waardoor het vermoeden van onpartijdigheid, alsook het vertrouwen van de burger, zou kunnen worden aangetast en sluit elke willekeur bij zijn optreden uit.

Het personeelslid vermijdt, ook buiten het uitoefenen van zijn functies, ieder gedrag dat het vertrouwen van het publiek in zijn diensten zou kunnen ondermijnen. § 2. Het personeelslid zorgt ervoor, dat zijn deelname aan of betrokkenheid bij politieke of levensbeschouwelijke activiteiten, de onpartijdige, neutrale en loyale uitoefening van zijn functie niet schaadt.

Art. 12.§ 1. Het personeelslid mag geen persoonlijke schenkingen, giften of voordelen ontvangen, niet rechtstreeks, noch via een tussenpersoon en zelfs niet buiten de uitoefening van zijn functie, noch naar aanleiding ervan.

Het eerste lid slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde die gegeven worden in de normale uitoefening van de functies. § 2. Het personeelslid maakt geen misbruik van zijn bevoegdheden, noch van de middelen en faciliteiten die aan zijn functie zijn verbonden.

Het personeelslid onderneemt geen enkele vorm van leurpraktijk of formuleert geen enkel verzoek waarbij het zich beroept op het feit personeelslid te zijn van een hulpverleningszone.

Art. 13.§ 1. Het personeelslid heeft spreekrecht over feiten waarvan hij kennis heeft omwille van het uitoefenen van zijn functie. § 2. Het personeelslid is onderworpen aan de discretieplicht. Het eerbiedigt en beschermt de persoonlijke levenssfeer van andere personeelsleden en derden.

Het gebruikt de informatie waarover het beschikt op een gepaste wijze en zorgt ervoor dat de informatie vertrouwelijk blijft wanneer nodig.

Het personeelslid probeert geen toegang te krijgen tot informatie die niet voor hem bestemd is.

Onder voorbehoud van wettelijke bepalingen die hen van die verplichting ontheffen, is het hem verboden informatie te onthullen die schadelijk kan zijn voor de belangen van de zone of die betrekking heeft op de nationale veiligheid, op de bescherming van de openbare orde, op de financiële belangen van de overheid, op het voorkomen en bestraffen van strafbare feiten, op het beroepsgeheim, op het medisch geheim, op de rechten en vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op privacy.

De bepalingen van deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op het personeelslid dat zijn functie heeft beëindigd.

Art. 14.§ 1. Het personeelslid mag in zijn hoedanigheid deelnemen aan informatiecampagnes, conferenties, radio- en televisie-uitzendingen, en kan er zijn persoonlijke mening geven, als het dat uitdrukkelijk vermeldt. Het zorgt ervoor zo volledig en zo correct mogelijke informatie te verspreiden. § 2. Het personeelslid heeft het recht om buiten de diensturen actief te zijn op sociale media op voorwaarde dat hij de bepalingen van deze titel naleeft. § 3. Enkel personeelsleden die daartoe gemachtigd zijn, mogen officiële verklaringen en standpunten geven namens de hulpverleningszone.

In het kader van zijn relaties met de media is het personeelslid onderworpen aan het beroepsgeheim en aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en geeft het blijk van discretie en gereserveerdheid.

Art. 15.§ 1. Het personeelslid heeft recht op opleiding en bijscholing over alle aspecten die nuttig zijn zowel voor de functie-uitoefening als voor de uitbouw van de loopbaan. § 2. Het personeelslid heeft recht op de informatie over alle aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van de functie, in het bijzonder voor wat betreft zijn veiligheid, onverminderd de verplichting van het personeelslid om zich te informeren over de materies waarmee het op professioneel vlak belast is.

Art. 16.§ 1. Op de werkplaats draagt het personeelslid, overeenkomstig zijn opleiding en de richtlijnen van de hiërarchische meerderen, naar best vermogen zorg voor de eigen veiligheid en gezondheid, en deze van anderen.

In het bijzonder: 1° gebruikt hij op de juiste wijze de collectieve en individuele beschermingsmiddelen en -uitrustingen die hem ter beschikking worden gesteld;2° houdt hij de aangebrachte veiligheidsvoorzieningen intact, uitgezonderd in geval van dringende noodzaak;3° werkt hij samen met de hiërarchische meerderen en de interne dienst voor preventie en bescherming bij het vervullen van taken of verplichtingen inzake welzijn op het werk;4° bestuurt hij de voertuigen met de nodige omzichtigheid;5° draagt hij bij tot ordelijkheid en netheid op de werkplaats. § 2. Het personeelslid brengt zijn hiërarchische meerdere onmiddellijk op de hoogte van iedere werksituatie waarvan het redelijkerwijze kan vermoeden dat deze een ernstig of onmiddellijk gevaar voor de veiligheid of de gezondheid met zich meebrengt. § 3. Het personeelslid draagt als een voorzichtig en redelijk persoon zorg voor het materieel, de uitrusting, de voertuigen, de lokalen en de werkmiddelen die hem ter beschikking worden gesteld. Het voorkomt beschadigingen en vermijdt onnodige kosten en verspilling. Het treft de nodige maatregelen om diefstal, misbruik of beschadiging van het materieel, de uitrusting, de voertuigen en de werkmiddelen te voorkomen. Binnen de grenzen van zijn bevoegdheden en van de middelen die hem ter beschikking gesteld zijn, voorkomt het personeelslid indringing in de lokalen van de hulpverleningszone alsook in de software.

Art. 17.Het personeelslid biedt zich, bij het begin van de dienst of bij oproeping wanneer hij van wacht is, niet aan wanneer hij onder invloed van alcohol of drugs of in een soortgelijke toestand verkeert door het gebruik van andere stoffen. Tijdens de dienst gebruikt het eveneens geen alcohol, geen drugs en geen geneesmiddelen die aanleiding geven tot een soortgelijke toestand als bij het gebruik van alcohol of drugs.

Art. 18.Wanneer het personeelslid van oordeel is dat het zich bevindt in een toestand van belangenconflict, met name een toestand waarin een personeelslid een bijzonder of persoonlijk belang heeft dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van zijn ambt te beïnvloeden, of vreest zich erin te bevinden, brengt het de commandant hiervan onmiddellijk op de hoogte. Deze neemt hiervan schriftelijk akte.

In geval van een erkend belangenconflict, neemt de commandant de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.1.

Art. 18/1.Het personeelslid werkt loyaal mee aan tuchtonderzoeken en aan de vaststelling van eventuele tuchtvergrijpen waarvan het zelf niet het voorwerp is of niet het voorwerp zou kunnen zijn. Het geeft een duidelijk antwoord op de vragen die hem worden gesteld en overhandigt op vraag van de autoriteiten de stukken of goederen die nuttig zijn voor het vaststellen van de waarheid.2.

Art. 18/2.§ 1. Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering stelt het personeelslid zijn hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid, onregelmatigheid of discriminatie waarvan hij kennis heeft. § 2. Als een personeelslid, ongeacht zijn graad, een bevel krijgt om onwettelijk, onregelmatig of discriminerend te handelen, dan meldt het laatstgenoemde personeelslid dit onmiddellijk aan zijn hiërarchische meerdere. Hetzelfde geldt wanneer een personeelslid getuige of slachtoffer is van dergelijke handelingen.

Indien dit bevel gegeven werd door de hiërarchische meerdere bedoeld in het eerste lid, wordt dit gemeld aan de hiërarchische meerdere van diegene die het bevel gegeven heeft om op onwettige, onregelmatige of discriminerende wijze te handelen. Wanneer het bevel in kwestie uitgaat van de hoogste hiërarchische meerdere meldt het personeelslid dit aan de voorzitter van de zoneraad. § 3. Het personeelslid deelt elk bewijsstuk en elk vermoeden van dergelijke handelingen of verzoeken mee aan zijn hiërarchische meerdere. § 4. De hulpverleningszone waakt erover dat de melding van dergelijke feiten geen invloed heeft op de evaluatie of de beroepsloopbaan van het personeelslid dat de melding doet en dat de melding geen aanleiding geeft tot vergeldingsmaatregelen ten opzichte van dit personeelslid.3.

Art. 18/3.Het personeelslid heeft het recht om zijn persoonlijk dossier te raadplegen en om een kopie te krijgen van de stukken van dit dossier. De kopie is gratis.

Het persoonlijk dossier bevat onder andere een inventaris van de stukken, de documenten met betrekking tot de evaluatie, de mobiliteit, de opleiding, de stage en de tuchtsancties.

Geen enkel stuk kan worden toegevoegd aan het persoonlijk dossier zonder dat het personeelslid daarvan voorafgaandelijk op de hoogte is gesteld.

Art. 18/4.Het personeelslid kan zich aansluiten bij een syndicale organisatie van zijn keuze.

Krachtens het syndicaal statuut beschikt het personeelslid over een aantal syndicale rechten. De hulpverleningszone waarborgt de uitoefening van deze rechten.5.

Art. 18/5.Het personeelslid geniet juridische bijstand van een advocaat ten laste van de zone binnen de voorwaarden bedoeld in artikel 165 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid sluiten betreffende de civiele veiligheid.6.

Art. 18/6.De personeelsleden die bekleed zijn met de graad van officier worden verplicht oproepbaarheidsdiensten uit te voeren in functie van de organisatie van de dienst.7.

Art. 18/7.§ 1. De hiërarchische meerdere waakt over de naleving van de rechten en plichten van de personeelsleden en is in staat op objectieve wijze het mogelijke verschil in behandeling van elk personeelslid te motiveren. § 2. De hiërarchische meerdere behandelt zijn medewerkers rechtvaardig en billijk. Hij schenkt hen vertrouwen, heeft voor hen de vereiste belangstelling en het respect dat hij verschuldigd is aan personen met wie hij solidair de gemeenschappelijke opdracht moet vervullen. In de uitoefening van zijn functie vervult hij een voorbeeldfunctie. § 3. Hij geeft de personeelsleden alleen opdrachten die verband houden met het beleid van de hulpverleningszone. Deze opdrachten mogen niet indruisen tegen de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen. § 4. De hiërarchische meerdere neemt de nodige maatregelen, onder meer op het vlak van interne controle, om ervoor te zorgen dat de personeelsleden hun ambt loyaal, zorgvuldig en integer uitoefenen.

Bij deloyaal, onzorgvuldig of niet-integer gedrag, neemt hij de nodige maatregelen om dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen. »

Art. 2.In artikel 306, § 1 van hetzelfde besluit wordt het tweede streepje vervangen als volgt: "-Boek 2 : de artikelen 8 § 2 tot § 4, 15, 18/6, 19 en 20 ;"

Art. 3.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 september 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN

^