gepubliceerd op 07 juli 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten
15 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb ter ondertekening voor te leggen aan Uwe Majesteit, sluit ook aan op het arrest nr. 126.511 dat werd geveld door de afdeling administratie van de Raad van State op 17 december 2003.
Naar het voorbeeld van het ontwerp van koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties in de federale overheidsdiensten, wil dit ontwerp eveneens een antwoord bieden op het vermoeden van het Hoogste Administratieve Rechtscollege over de niet-naleving van artikelen 10 en 11 van de Grondwet voor de schending van de gelijke behandeling en beoordeling van de kandidaten.
De selectieprocedure voor dit soort functies gebeurt eveneens parallel voor de Franstalige en de Nederlandstalige kandidaten.
Op dat vlak moet ook hier de aandacht gevestigd worden op de omstandigheid dat de Raad van State ambtshalve de onwettigheid zou kunnen opwerpen van elke beschikking die het principe van een vergelijkende selectie per taalrol zou bekrachtigen naar aanleiding van een verzoekschrift tot nietigverklaring of schorsing van een handeling, die de aanduiding tot een mandaat voorbereidt, bij toepassing van artikel 159 van de Grondwet.
Zoals Uwe Majesteit zal begrepen hebben, moest het koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van staffuncties in de federale overheidsdiensten dus worden verbeterd om de tekst in overeenstemming te brengen met de Grondwet.
Dit is een maatregel die elke voorzichtige en toegewijde overheidsbestuurder zou genomen hebben.
Zoals in bovenstaand koninklijk besluit van 29 oktober 2001 werd de volgorde van de artikelen herzien, zonder de inhoud ervan te wijzigen wanneer dit niet nodig was, om te zorgen voor een voorziening voor een betere samenhang.
Zo is het eerste artikel, dat artikel 4 vervangt van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten de getrouwe omzetting van artikel 5 van genoemd koninklijk besluit. Het legt de deelnamevoorwaarden aan de selecties voor een staffunctie vast.
Artikel 2, dat artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit vervangt, is ook de letterlijke overname van artikel 6 van genoemd koninklijk besluit. Het bepaalt zowel hetgeen de functiebeschrijvingen voor elk niveau van staffunctie minimaal moeten vermelden alsook de personen, die deze functiebeschrijvingen moeten vastleggen.
Artikel 3, dat artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit vervangt, legt de eigenlijke selectieprocedure vast.
Er wordt voortaan duidelijk gesteld dat SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - de kandidaturen voor elke staffunctie in ontvangst neemt en valideert.
De ontvankelijk verklaarde kandidaten moeten een reeks geïnformatiseerde tests doorlopen, die door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - worden georganiseerd.
Deze reeks tests zal natuurlijk worden aangepast aan de staffuncties.
Vervolgens leggen de kandidaten een mondelinge proef af, gebaseerd op een praktijkgeval met betrekking tot de te begeven functie, voor één enkele selectiecommissie, zowel voor de Franstalige als de Nederlandstalige kandidaten. Zij zullen natuurlijk over de nodige tijd beschikken om deze proef voor te bereiden.
Concreet zal de selectiecommissie zowel de specifieke als de gedragscompetenties evalueren die nodig zijn voor de uitoefening van een staffunctie. De commissie zal ook hun diploma's en verdiensten vergelijken.
Hierna stelt de selectiecommissie gezamenlijk een formeel gemotiveerd verslag op over elke kandidaat en neemt hen op hetzij in groep A « zeer geschikt », hetzij groep B « geschikt », hetzij in groep C « minder geschikt », hetzij in groep D « niet geschikt ».
In de groepen A en B worden de kandidaten geklasseerd.
Met andere woorden, alleen de selectiecommissie is bevoegd om de kandidaten te beoordelen en dit om de eenheid van beoordeling te waarborgen voor alle kandidaten die deelnemen aan dezelfde selectie.
Artikel 4, dat artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit vervangt, bepaalt de samenstelling van de selectiecommissie.
Zoals hierboven vermeld, zal er nog slechts één selectiecommissie zijn voor een selectie voor een bepaalde staffunctie; deze commissie zal belast zijn met de hele procedure, waardoor er tegemoet kan worden gekomen aan het arrest nr. 126.511 van de Raad van State over het vermoeden van niet-naleving van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Ze wordt samengesteld uit externe experts en ambtenaren van een niveau dat ten minste gelijk is aan de functie die moet worden ingevuld.
Onder extern expert verstaat men extern aan het openbaar ambt.
Bovendien hoeven de ambtenaren die deel zullen uitmaken van de selectiecommissie en hoewel ze ten minste van een gelijk niveau zijn, geen mandaat te bekleden.
Deze commissie moet eentalig zijn, wanneer de selectie slechts wordt opengesteld voor kandidaten van één taalstelsel (Franstalig, Nederlandstalig of Duitstalig).
De commissie is tweetalig als de selectie wordt opengesteld voor kandidaten die onder de twee taalrollen vallen (Franstalig of Nederlandstalig).
In dit laatste geval wordt de commissie taalkundig paritair samengesteld en wordt ze voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - of door diens afgevaardigde.
Bovendien moet de voorzitter van de selectiecommissie zijn kennis van de tweede landstaal hebben bewezen, conform de bepalingen van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik inzake administratieve aangelegenheden.
Als hij deze kennis niet heeft bewezen, zal hij worden bijgestaan door een personeelslid van de andere taalrol die deze kennis wel heeft bewezen.
Wanneer de voorzitter bijgestaan wordt door een wettelijk tweetalige, is deze laatste niet stemgerechtigd.
Er wordt tevens een quorum vastgelegd, waaronder de commissie geen geldige beslissingen kan nemen.
Dit quorum wordt bepaald op de gewone meerderheid van de leden van de selectiecommissie, voor zover ten minste twee van hen tot dezelfde taalrol behoren als de kandidaat, voor wat betreft de tweetalige selecties en dat elke categorie vertegenwoordigd is door ten minste één lid.
Er wordt bovendien verduidelijkt dat alleen de leden die hebben deelgenomen aan alle debatten, mogen deelnemen aan de besluitvorming.
De profielen van de leden van de selectiecommissie worden, met uitzondering van het profiel van de experts in human ressources, zoals voordien vastgelegd door SELOR in overleg met de betrokken Minister of Staatssecretaris op voorstel van de Voorzitter van het Directiecomité.
Daarna maakt SELOR de samenstelling van de selectiecommissie over aan de Minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken en die de samenstelling van de commissie meedeelt aan alle leden van de Regering.
Wanneer één of meerdere Regeringsleden bezwaren formuleren, dient de Minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een dossier in waarover de Ministerraad moet beslissen, nadat het ter informatie werd overgemaakt aan het betrokken Regeringslid.
Het is evident dat SELOR erop moet toezien dat er geen belangenconflict bestaat tussen de kandidaten en de leden van de selectiecommissie of tussen de leden van de selectiecommissie en de functie die moet worden ingevuld.
Er wordt eveneens voorzien in een plaatsvervangingssysteem, per taalrol en voor elk van de ledencategorieën. De plaatsvervanger zal zitting hebben, wanneer het effectieve lid, vóór het begin van de selectieprocedure, verhinderd zou zijn door een uitzonderlijke hoogdringendheid.
Om elk risico van schending van de eenheid van beoordeling te vermijden, moeten de plaatsvervangende leden op dezelfde manier en gelijktijdig met de effectieve leden worden aangeduid, zoals de Raad van State voorstelt in zijn arrest nr. 76.745 van 3 oktober 1997, Van Nypelseer.
De experts in human ressources zullen worden gekozen uit een « korf » die zal worden samengesteld op basis van een offerteaanvraag. De experts die worden gekozen om deel uit te maken van deze korf, zullen op een lijst worden gezet die wordt opgesteld op basis van het inschrijvingsnummer in het rijksregister, in stijgende volgorde.
Het spreekt voor zich dat bij de offerteaanvraag de regels inzake de overheidsopdrachten volledig moeten worden nageleefd.
Om de experts in human ressources aan te duiden die deel zullen uitmaken van de selectiecommissie, zal SELOR putten uit deze « korf » en wel volgens de volgorde van de lijst. Nadat de procedure afgesloten is en wanneer er gevraagd wordt de samenstelling van de selectiecommissie te rechtvaardigen, moet SELOR de chronologie van de aanduiding van de experts ter beschikking houden van de Regeringsleden, alsook de bewijsstukken (brief of mail van de expert waarin deze de aanduiding weigert omwille van zijn agenda) die uitleggen waarom er een beroep werd gedaan op een expert in afwijking van de volgorde die werd vastgelegd door de lijst.
Concreet moet SELOR zich eerst wenden tot de eerste persoon op de lijst, wanneer deze weigert tot de tweede, enzovoort. Bij elke aanduiding moet SELOR op de lijst de naam vermelden van de persoon die dadelijk volgt op de laatst aangeduide.
Artikel 5 vervangt artikel 8 van hetzelfde koninklijk besluit.
Het neemt bijna letterlijk het vroegere artikel 8 over, maar geeft duidelijk weer wie de Voorzitter van het Directiecomité vervangt, wanneer deze afwezig is.
Het is bovendien evident dat het bijkomend onderhoud moet worden geleid door een persoon die behoort tot de taalrol van de kandidaat of door een officieel tweetalige persoon. Als dit niet het geval is, moet een wettelijk tweetalige aanwezig zijn.
Gezien de afdeling wetgeving van de Raad van State in haar advies nr. 36.655/1 van 11 maart 2004 over dit ontwerp verwijst naar haar advies nr. 36.650/1 van 11 maart 2004 over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties in de federale overheidsdiensten, heeft de Regering een identiek antwoord gegeven op de geformuleerde opmerkingen.
Artikel 6 heft artikel 25 van hetzelfde arrest op, gezien dit verouderd is.
Artikelen 7 en 8 geven geen aanleiding tot commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA
ADVIES 36.655/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 20 februari 2004 door de Minister van Ambtenarenzaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten", heeft op 11 maart 2004 het volgende advies gegeven : 1. Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten. Het ontwerp bevat, wat de staffuncties betreft, grotendeels gelijkaardige bepalingen als deze betreffende de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, die zijn opgenomen in het ontworpen besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, waarover de Raad van State, afdeling wetgeving, heden het advies 36.650/1 uitbrengt. Er kan dan ook in de eerste plaats worden verwezen naar de opmerkingen over die bepalingen in het laatstgenoemde advies, die mutatis mutandis van toepassing zijn op het voorliggende ontwerp. 2. In het ontworpen besluit, of, beter nog, in een afzonderlijk wijzigingsbesluit, dienen ook aanpassingen te worden opgenomen aan de artikelen 7 tot 9 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de interne audit binnen de federale overheidsdiensten.Die artikelen verwijzen immers naar een aantal artikelen van het bij het voorliggende ontwerpbesluit te wijzigen besluit, terwijl die verwijzingen niet meer correct zullen zijn. Bovendien wordt in de artikelen 8 en 9 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 nog uitgegaan van een afzonderlijke vergelijkende Nederlandstalige en Franstalige selectie, die dient te worden vervangen door één enkele selectie, en moeten ook nog een aantal andere wijzigingen aan de erin bedoelde selectieprocedure worden aangebracht.
De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert en J. Smets, staatsraden;
Mevr. G. Verberckmoes, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer B. Weekers, auditeur.
De griffier, G. Verberckmoes.
De voorzitter, M. Van Damme
15 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 24 en 25;
Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 29 januari 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 februari 2004;
Gelet op het protocol nr. 479 van 11 februari 2004 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het advies 36.655/1 van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 4.Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor een staffunctie moeten de kandidaten houder zijn van een functie van niveau 1 of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau 1.
De kandidaten voor een staffunctie dienen een nuttige professionele ervaring van minstens vijf jaar te bewijzen. »
Art. 2.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 5.§ 1. De kandidaten voor een staffunctie moeten voldoen aan de functiespecifieke ervarings- en kennisvoorwaarden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven staffunctie. § 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een binnen een federale overheidsdienst te begeven staffunctie worden bepaald : 1° voor de staffunctie op niveau -1, door de minister, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité;2° voor de staffunctie op niveau -2, door de minister, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité en de houder van de managementfunctie -1.»
Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 6.§ 1. De kandidaturen worden ingediend bij SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt, rekening houdend met de algemene en specifieke toelatingsvoorwaarden.
De kandidaturen die toelaatbaar worden verklaard door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - worden aan de selectiecommissie overgemaakt. § 2. De kandidaten wier kandidatuur toelaatbaar werd verklaard, leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af, uitgaande van een praktijkgeval dat verband houdt met de te begeven staffunctie. Deze proef heeft tot doel zowel de functiespecifieke competenties als de vereiste gedragsvaardigheden voor de uitoefening van een staffunctie te evalueren.
De mondelinge proef wordt voorafgegaan door geïnformatiseerde testen, die door Selor en per taalrol worden georganiseerd en die ertoe strekken de management- en organisatorische vaardigheden van de kandidaten, alsook hun persoonlijkheid te testen. De inhoud van deze testen is dezelfde in het Frans en het Nederlands. De resultaten van de testen worden meegedeeld aan de selectiecommissie die als enige de resultaten ervan beoordeelt en evalueert. § 3. Na de testen en de proef bedoeld in § 2 en na de vergelijking van de diploma's en verdiensten van de kandidaten, worden de kandidaten ingedeeld, hetzij in groep A « zeer geschikt », hetzij in groep B « geschikt », hetzij in groep C « minder geschikt », hetzij in groep D « niet geschikt ». Deze indeling wordt gemotiveerd.
In de groep A en de groep B worden de kandidaten gerangschikt. »
Art. 4.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 7.§ 1. De selectiecommissie wordt samengesteld uit : 1° de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid of zijn afgevaardigde, voorzitter;2° twee externe experts inzake management;3° twee externe experts inzake human resources management;4° twee externe experts met ervaring of een bijzondere kennis van de materie die eigen is aan de te begeven functie;5° vier ambtenaren uit een andere federale overheidsdienst of federale programmatorische overheidsdienst dan degene waarvoor een selectieprocedure voor een managementfunctie wordt georganiseerd, uit een federaal ministerie, uit een openbare instelling van sociale zekerheid, uit een federale wetenschappelijke instelling, uit een federale instelling van openbaar nut of uit diensten van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen of uit de Colleges van de Gemeenschapscommissies, die functies uitoefenen die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven managementfunctie;6° een plaatsvervanger, per taalrol, voor elk van de leden vermeld onder 2° tot 5°.Dezen worden tezelfdertijd aangesteld als de effectieve leden.
De taalpariteit wordt gewaarborgd binnen elk van de categorieën van effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie. Voor wat de leden betreft, bedoeld in de eerste alinea, 2°, 3° en 4° en hun plaatsvervangers, bepaalt de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht, tot welke taal ze behoren. Wat de leden, bedoeld in het eerste lid, 5° en hun plaatsvervangers betreft, bepaalt de taalrol van het personeelslid of de toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, tot welke taal ze behoren.
De profielen van de effectieve leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5°, alsook deze van hun vervangers, worden bepaald in samenspraak met de betrokken minister, op voorstel van de voorzitter van het betrokken directiecomité.
Wanneer een staffunctie vacant wordt verklaard voor kandidaten van twee taalrollen, dient de voorzitter van de selectiecommissie hetzij de kennis van de tweede taal bewezen te hebben conform artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, hetzij te worden bijgestaan door een ambtenaar die deze kennis heeft bewezen.
Indien een staffunctie uitsluitend is vacant verklaard voor kandidaten van één enkele taalrol, behoren de commissieleden bedoeld in het eerste lid tot deze taalrol. § 2. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - deelt de samenstelling van de selectiecommissie met inbegrip van de plaatsvervangers, mee aan de Minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken. Deze brengt dadelijk de regeringssleden op de hoogte, die over een termijn van zeven werkdagen beschikken om hem hun bezwaren kenbaar te maken. In dit geval legt de Minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een volledig dossier ter beslissing voor aan de Ministerraad, nadat hiervan een kopie werd overgemaakt aan het betrokken regeringslid.
Als de Ministerraad op basis van het dossier dat voorgelegd werd door de Minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een lid van de selectiecommissie wraakt, benoemt SELOR - Selectiebureau van de federale overheid - een ander lid; in dat geval is het eerste lid van toepassing. § 3. De selectiecommissie kan slechts op geldige wijze overgaan tot het horen van de kandidaten en tot de deliberatie voorzover de meerderheid van de leden aanwezig is, minstens twee van de leden tot de taalrol van de kandidaat behoren en elke categorie van leden bedoeld in § 1, eerste lid, 2° tot 5° vertegenwoordigd is.
Alleen de commissieleden die hebben deelgenomen aan het horen van al de kandidaten, kunnen deelnemen aan de deliberatie met het oog op de indeling van de kandidaten in de groepen A, B, C of D en op hun rangschikking in de groepen A en B. Geen enkel lid kan zich onthouden.
Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. § 4. De kandidaten worden ingelicht over hun indeling in groep A, B, C of D en hun rangschikking in de groepen A en B binnen vijftien werkdagen na de deliberatie door de selectiecommissie. »
Art. 5.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 8.SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - deelt het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 6, mee aan de voorzitter van het directiecomité.
Met de kandidaten van groep A wordt een aanvullend onderhoud georganiseerd. Dit onderhoud heeft tot doel hen te vergelijken wat betreft hun ervaring en hun functiespecifieke kennis zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven staffunctie. Dit onderhoud wordt geleid : 1° voor de werving van de houder van de staffunctie op niveau -1, door de voorzitter van het directiecomité;2° voor de werving van de houder van de staffunctie op niveau -2, door de houder van de managementfunctie -1 en de voorzitter van het directiecomité. Een verslag van elk onderhoud wordt opgemaakt en bij het aanstellingsdossier gevoegd.
Bij afwezigheid van de voorzitter van het directiecomité wordt hij vervangen door de bevoegde Minister of Staatssecretaris, bij het aanvullend onderhoud voor de werving van de houder van de staffunctie op niveau -1, en door de daartoe door de bevoegde Minister of Staatssecretaris aangewezen houder van een andere managementfunctie -1 voor de werving van de houder van de staffunctie op niveau -2.
Bij uitputting van groep A wordt de procedure herhaald voor de kandidaten van groep B. »
Art. 6.In artikel 24, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "aan de in artikel 4 vermelde vergelijkende selectie" vervangen door de woorden "aan de vergelijkende selectie, bedoeld in artikel 6".
Art. 7.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juni 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA