Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 oktober 2013
gepubliceerd op 31 oktober 2013

Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie binnen Defensie

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2013007230
pub.
31/10/2013
prom.
14/10/2013
ELI
eli/besluit/2013/10/14/2013007230/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie binnen Defensie


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 februari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2007 pub. 10/04/2007 numac 2007007077 bron ministerie van landsverdediging Wet tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht sluiten tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, artikel 178/2, vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2013;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/11/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007007328 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie die belast is met de behandeling van het beroep ingediend tegen een postbeoordeling met vermelding « onvoldoende » die het verlies van de hoedanigheid van militair tot gevolg heeft sluiten tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie die belast is met de behandeling van het beroep ingediend tegen een postbeoordeling met vermelding « onvoldoende » die het verlies van de hoedanigheid van militair tot gevolg heeft;

Gelet op het protocol van onderhandelingen N-336 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, gesloten op 5 juni 2013;

Gelet op het advies 53/959/2/V van de Raad van State, gegeven op 9 september 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 28 februari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2007 pub. 10/04/2007 numac 2007007077 bron ministerie van landsverdediging Wet tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht sluiten tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht;2° « de minister » : de minister van Landsverdediging;3° « de DGHR » : de directeur-generaal human resources;4° « de beroepsinstantie » : de beroepsinstantie bedoeld in artikel 178/2 van de wet;5° « de comparant » : de persoon die voor de beroepsinstantie moet verschijnen.

Art. 2.§ 1. Onverminderd de bepalingen van de paragrafen 2 en 3, bestaat de beroepsinstantie, overeenkomstig artikel 178/2, vijfde lid, van de wet, uit drie effectieve leden die beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° een voorzitter, hoofd- of opperofficier, bekleed met een hogere graad dan de autoriteit die de beslissing heeft genomen waartegen het beroep wordt ingediend, of minstens met meer anciënniteit in dezelfde graad van dezelfde personeelscategorie;2° twee leden bekleed met een hogere graad dan deze van de comparant of minstens met meer anciënniteit in dezelfde graad van dezelfde personeelscategorie. § 2. De beroepsinstantie die bevoegd is voor de gevallen bedoeld in artikel 178/2, eerste lid, 4° en 5°, van de wet bestaat uit : 1° een voorzitter, minstens bekleed met een graad van hoofdofficier van de algemene directie vorming;2° een militair van de algemene directie vorming of van het stafdepartement operaties en training, minstens behorend tot dezelfde personeelscategorie als de comparant en minstens bekleed met een graad van hoofdonderofficier;3° een militair van de algemene directie human resources, minstens behorend tot dezelfde personeelscategorie als de comparant en minstens bekleed met een graad van hoofdonderofficier. § 3. De beroepsinstantie die bevoegd is voor de gevallen bedoeld in artikel 178/2, zesde lid, van de wet bestaat uit : 1° één lid per representatieve vakorganisatie van het militair personeel;2° een aantal militairen, gelijk aan het aantal leden bedoeld in 1°, waarvan de voorzitter en waarvan ten minste één lid behorend tot dezelfde personeelscategorie als de comparant;

Art. 3.De leden van de beroepsinstantie mogen niet betrokken geweest zijn in de procedure die heeft geleid tot de betwiste beslissing.

Art. 4.Een of meerdere plaatsvervangende leden worden aangewezen voor elk effectief lid van de beroepsinstantie. De plaatsvervangende leden moeten aan dezelfde aanwijzingsvoorwaarden voldoen als deze van de effectieve leden.

Art. 5.§ 1. Onverminderd de bepalingen van de paragrafen 2 tot 4 wijst de DGHR de militairen aan, belast met het uitoefenen van de functies van effectieve leden en plaatsvervangende leden gedurende één jaar : 1° behorend tot de algemene directie human resources;2° op voorstel van de bevoegde directeur-generaal of de onderstafchef, voor de militairen behorend tot een andere algemene directie of tot een stafdepartement. § 2. In de gevallen bedoeld in artikel 178/2, eerste lid, 4° en 5°, van de wet, worden de militairen belast met het uitoefenen van de functies van effectieve leden en plaatsvervangende leden gedurende één jaar aangewezen door de directeur-generaal vorming : 1° van ambtswege voor de militairen behorend tot de algemene directie vorming;2° op voorstel van : a) de DGHR, voor de militairen behorend tot de algemene directie human resources;b) de onderstafchef operaties en training, voor de militairen behorend tot het stafdepartement operaties en training. § 3. In de gevallen bedoeld in artikel 178/2, zesde lid, van de wet, worden de vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties van het militair personeel in hun midden aangewezen. § 4. Wanneer in toepassing van de wet of van dit besluit, de voorzitter de DGHR, de directeur-generaal vorming, de chef defensie of de minister is, is geen enkele voorafgaande aanwijzing vereist.

Art. 6.De beroepsinstantie wordt bijgestaan door een secretaris aangewezen door de voorzitter.

De DGHR of de autoriteit die hij aanwijst kan één of meerdere permanente secretariaten oprichten voor één of meerdere van de beslissingen bedoeld in artikel 178/2 van de wet.

Art. 7.Naast de beslissingen die de beroepsinstantie kan nemen in toepassing van de artikelen 71 tot 72/2 en 101/1, tweede lid, van de wet, kan de beroepsinstantie één of meerdere van de volgende beslissingen nemen : 1° het bevestigen van de beslissing waartegen het beroep wordt ingediend;2° het nemen van één van de andere beslissingen die de autoriteit, die de betwiste beslissing heeft genomen, kon nemen;3° het geheel of gedeeltelijk tenietdoen van de beslissing.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 21 november 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/11/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007007328 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie die belast is met de behandeling van het beroep ingediend tegen een postbeoordeling met vermelding « onvoldoende » die het verlies van de hoedanigheid van militair tot gevolg heeft sluiten tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie die belast is met de behandeling van het beroep ingediend tegen een postbeoordeling met vermelding « onvoldoende » die het verlies van de hoedanigheid van militair tot gevolg heeft, wordt opgeheven.

Art. 9.Bij wijze van overgangsmaatregel wordt elke procedure betreffende een beroep ingediend tegen één van de beslissingen bedoeld in artikel 178/2 van de wet, begonnen vóór de inwerkingtreding van dit besluit, onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing waren de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 31 december 2013.

Art. 11.De minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 oktober 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM

^