Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 juli 2000
gepubliceerd op 24 augustus 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 6, 38 en 40 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022558
pub.
24/08/2000
prom.
14/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/14/2000022558/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JULI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 6, 38 en 40 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, inzonderheid op artikel 7, § 2, tweede lid, en 10, vierde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, inzonderheid op artikelen 6, § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1993, 15 januari 1999 en 17 maart 1999, 38, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 januari 1999, en 40, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 januari 1999;

Gelet op het advies van de Nationale Hoge Raad voor gehandicapten, gegeven op 17 april 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 mei 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 25 mei 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat overeenkomstig de huidige wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, alle bestaansmiddelen van het gezin van de gehandicapte persoon in aanmerking moeten worden genomen om het recht op bedoelde tegemoetkoming vast te stellen;

Overwegende dat de verhoging van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden en van de gewaarborgde minimumpensioenen op 1 juli 2000 enkel zal leiden tot een werkelijke verbetering van het welzijn van de gehandicapte personen die deze uitkeringen genieten indien het recht van de huidige gerechtigden op de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden niet wordt herzien ingevolge de verhoging en indien deze verhoging wordt vrijgesteld in de berekening waarbij het recht op de tegemoetkoming wordt vastgesteld;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 juni 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers op 31 mei 2000, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1993, 15 januari 1999 en 17 maart 1999, wordt aangevuld als volgt: « 10° het geïndexeerd bedrag van de verhoging van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, toegekend bij koninklijk besluit van 14 mei 2000; 11° het geïndexeerd bedrag van de verhoging van het gewaarborgd minimumbedrag van de rust- en overlevingspensioenen voor werknemers, toegekend bij koninklijk besluit van 14 mei 2000.»

Art. 2.Artikel 38, 4° en 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 januari 1999, wordt vervangen als volgt : « 4° wanneer de inkomsten bedoeld in artikel 7 van de wet verhoogd zijn met ten minste 20 pct. ten opzichte van de inkomsten van de eerste dag van de vorige maand; 5° wanneer de uitkeringen bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, van de wet verhoogd zijn met ten minste 20 pct.ten opzichte van de uitkeringen van de eerste dag van de vorige maand; 6° op de datum bepaald bij een vroegere beslissing wanneer zij werd genomen op basis van voorlopige of evoluerende elementen.»

Art. 3.Artikel 40, § 2, 2° en 3°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 januari 1999, wordt vervangen als volgt: « 2° de eerste dag van de maand volgend op die tijdens dewelke de in artikel 38, 4° en 5° bedoelde wijziging heeft plaatsgehad of, indien de wijziging wordt aangegeven in de zin van artikel 8 van de wet, binnen de 6 maanden van de wijziging, de eerste dag van de maand volgend op die waarin de beslissing wordt betekend.

Indien deze maatregel met terugwerkende kracht wordt toegepast, begint de termijn van zes maanden te lopen vanaf de datum waarop de wijziging wordt betekend aan de betrokkene; 3° in het geval bedoeld bij artikel 38, 6°, de eerste dag van de maand volgend op die tijdens dewelke de beslissing werd betekend.»

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2000.

Art. 5.Onze minister bevoegd voor de maatschappelijke integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE

^