gepubliceerd op 05 februari 2009
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2007-2008
13 NOVEMBER 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2007-2008 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;
Op de voordracht van De Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2007-2008.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 november 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007 Nationaal akkoord 2007-2008 (Overeenkomst geregistreerd op 11 juli 2007 onder het nummer 83859/CO/111) HOOFDSTUK I. - Inleiding A. Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren. § 2. Onder « werklieden » wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
B. Algemeen verbindend verklaring
Art. 2.Ondertekenende partijen vragen dat onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard. HOOFDSTUK II. - Enveloppe A. Bepaling van de enveloppe
Art. 3.Met ingang van 30 juni 2007 dienen de ondernemingen een overdraagbaar budget van 0,7 pct. van de loonmassa te besteden. Over de besteding kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden.
Onder « loonmassa » wordt begrepen : de brutolonen en de bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdragen werkgever en andere sociale lasten).
B. Procedure voor onderhandeling over de ondernemingsenveloppe Besteding van de enveloppe
Art. 4.§ 1. De besteding van de overdraagbare enveloppe wordt op ondernemingsvlak bepaald in paritair overleg volgens de verbintenissen opgenomen in de bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De procedure voor de ondernemingsonderhandelingen over de besteding van het overdraagbaar budget verloopt in 2 stappen : a) Voorafgaandelijk moeten op ondernemingsvlak zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de in de onderneming vertegenwoordigde vakbonden akkoord zijn om onderhandelingen te voeren over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe. Indien dit niet het geval is worden de effectieve bruto uurlonen van de werklieden verhoogd volgens de modaliteiten bepaald in punt C. In de multizetelondernemingen wordt de beslissing genomen op groepsniveau. Deze beslissing heeft niet alleen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook over het niveau waar deze onderhandelingen zullen gevoerd worden. b) Indien besloten wordt tot ondernemingsoverleg over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe, moet dit overleg ten laatste op 15 juni 2007 leiden tot een collectieve arbeidsovereenkomst.Desgevallend kan deze onderhandelingsperiode uitgebreid worden tot uiterlijk 20 juli 2007, na akkoord van alle partijen op ondernemingsvlak en voor zover het ondernemingsoverleg reeds begonnen was voor 15 juni 2007. Indien er dan geen collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, worden de effectieve bruto uurlonen van de werklieden verhoogd volgens de modaliteiten bepaald in punt C. § 2. Betwistingen Elke betwisting over de interpretatie van de berekening van het overdraagbaar budget van de enveloppe, wordt onmiddellijk voorgelegd aan het Nationaal paritair comité, volgens de modaliteiten vastgelegd in de in § 1 genoemde bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst.
C. Suppletieve regeling
Art. 5.Indien voor 15 juni 2007 geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent de enveloppe en indien tegen 15 juni 2007, of in voorkomend geval, tegen 20 juli 2007 het overleg op ondernemingsvlak niet uitmondt in een collectieve arbeidsovereenkomst, worden vanaf 30 juni 2007 alle effectieve uurlonen van de werklieden verhoogd met 0,7 pct., evenals de niet in procent uitgedrukte ploegen- en productiepremies, tenzij hierover op ondernemingsvlak andersluidende conventionele afspraken bestaan. HOOFDSTUK III. - Loonvoorwaarden A. Loonsverhoging Saldoberekening
Art. 6.§ 1. Op 1 oktober 2008 worden alle effectieve uurlonen, evenals de niet in procent uitgedrukte ploegen- en productiepremies (tenzij hierover op ondernemingsvlak andersluidende conventionele afspraken bestaan) verhoogd met 0,4 pct., weliswaar te verhogen of de verminderen met het verschil tussen de som van de reële indexeringen en de verwachte inflatie van 3,9 pct. tijdens 2007 en 2008.
Indien het resultaat van dergelijke vermindering eventueel nul of negatief is, wordt er op 1 oktober 2008 geen loonsverhoging toegepast.
Indien dit saldo 0,4 pct. overschrijdt, wordt vanaf 1 oktober 2008 het saldo dat de 0,4 pct. overschrijdt gebruikt voor een verhoging van de bijdrage aan het sectoraal pensioenfonds, tot maximum 0,2 pct., verhoogd met een coëfficiënt van 1,5.
Het eventuele saldo, na aanwending voor het pensioenfonds, zoals beschreven in voorgaande alinea, zal aangewend worden voor een verhoging van de effectieve uurlonen, evenals de niet in procent uitgedrukte ploegen- en productiepremies (tenzij hierover op ondernemingsvlak andersluidende conventionele afspraken bestaan) en dit vanaf 1 oktober 2008. § 2. Waals initiatief ter bevordering van de tewerkstelling Op 1 oktober 2008, zal op het saldo bepaald in § 1 van dit artikel, eventueel mits een pro rata toepassing indien het saldo kleiner is dan 0,4 pct., een bijdrage van onbepaalde duur van 0,075 pct. (verhoogd met een coëfficiënt van 4/3e) worden ingehouden bij de ondernemingen gelegen in het Waalse gewest. Deze bijdrage zal slechts worden geïnd op voorwaarde dat er geen bijkomende looneisen gesteld worden in de betrokken bedrijven, ter compensatie van de bedoelde bijdrage.
Deze bijdrage zal worden aangewend om initiatieven te ontwikkelen ter bevordering van de sectorale tewerkstelling in het Waalse Gewest, op basis van principes die werden opgenomen in de notulen van de vergadering van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw van 24 april 2007. De concrete modaliteiten zullen bepaald worden op basis van overleg tussen de Waalse Sociale partners van de sector. Een evaluatie zal worden behouden op 1 oktober 2010.
B. Minimumlonen
Art. 7.Op 30 juni 2007 en 1 oktober 2008 worden alle nationale, provinciale en regionale minimumuurlonen alsook de regionale en provinciale baremieke uurlonen verhoogd met 0,08 EUR (regime 38 uren per week).
C. Vergoedingen industriële leerlingen
Art. 8.Het basisuurloon dat dient voor de berekening van de vergoedingen van industriële leerlingen wordt eveneens verhoogd met de bovengenoemde verhogingen van de minimumlonen.
D. Lonen van minderjarige werknemers
Art. 9.De collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1971, geregistreerd onder het nummer 632/CO/111.01 en 111.02, blijft geldig tot einde 2007 en zal in de loop van het tweede semester van 2007 voorwerp uitmaken van een paritair overleg op sectorvlak teneinde te komen tot een nieuwe regeling zonder een onderscheid op basis van leeftijd.
E. Uitzonderingen op de loonsverhogingen en de enveloppe
Art. 10.§ 1. De in deze collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen bepalingen inzake loonsverhoging en enveloppe zijn niet van toepassing op de ondernemingen die zich in de onmogelijkheid bevinden deze voordelen toe te kennen. De Gewestelijke Paritaire Secties zijn belast met de bepaling van de ondernemingen die zich volledig of gedeeltelijk in deze toestand bevinden. Zij dienen daarbij rekening te houden met duidelijk aanwijsbare feiten en de toestand van de onderneming.
Ondernemingen in herstructurering kunnen via onderhandelingen de bepalingen inzake loonsverhogingen en enveloppe anders aanwenden. § 2. De in deze collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen bepalingen inzake loonsverhoging en enveloppe zijn evenmin van toepassing op ondernemingen die gedekt zijn door een sociaal programma-akkoord voor de jaren 2007 en 2008.
De Gewestelijke Paritaire Secties zijn bevoegd om de eventuele toepassingsmoeilijkheden te regelen. § 3. De ondernemingen die op hun niveau reeds een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten hebben die voorziet in loonsverhogingen en/of andere voordelen en waarvoor in de collectieve arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk overeengekomen werd dat deze geïmputeerd zouden worden op de bepalingen inzake loonsverhogingen of dat de financiering ervan zou gebeuren via een vermindering van de totale kost van het nationaal akkoord, worden vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen inzake « loonsverhogingen » en « enveloppe » equivalent aan de waarde voorzien in de ondernemingsovereenkomst.
F. Modalisering
Art. 11.De ondernemingen kunnen in het geval van herstructurering of indien de arbeidsorganisatie kan versoepeld worden, via een collectieve arbeidsovereenkomst de tewerkstelling bevorderen door onder meer collectieve arbeidsduurvermindering toe te passen. Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de bestaande wettelijke en decretale aanmoedigingspremies en de opzetting van de loonsverhogingen en de enveloppe voorzien op 30 juni 2007. HOOFDSTUK IV. - Sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling Verhoging van de bijdrage
Art. 12.§ 1. De bijdrage van 1,60 pct. voor het extralegaal pensioen, voorzien in artikel 14, § 2, 7de alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst houdende de statuten van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid » van 24 april 2006, wordt vanaf 1 januari 2008 voor onbepaalde duur verhoogd tot 1,70 pct.
Deze bijkomende bijdrage van 0,10 pct. zal vanaf 1 januari 2008 aangewend worden voor de financiering van het pensioenluik van het sectoraal aanvullend pensioen.
Deze bijdrage wordt in voorkomend geval verhoogd vanaf 1 oktober 2008, in uitvoering van artikel 6, § 1, 3de alinea van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Het bedrag van de bijdrage alsmede de verdere modaliteiten zullen worden opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten voor 31 oktober 2008. § 2. Gelijkwaardige verplichting voor de ondernemingen die door het fonds voor bestaanszekerheid werden vrijgesteld van de betaling van de bijdrage bestemd voor het aanvullend pensioen.
De ondernemingen die overeenkomstig het artikel 14, § 2, 9e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst houdend de statuten van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid » van 24 april 2006, een vrijstelling gekregen hebben van de betaling van de bijdrage bestemd voor het aanvullend pensioen, moeten vanaf 1 januari 2008, mits een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, voor onbepaalde duur de financiering van de op hun vlak bestaande regelingen voor extralegaal pensioen verder uitbreiden met een bedrag equivalent aan deze bijkomende bijdrage van 0,10 pct.
De collectieve arbeidsovereenkomst en de wijziging van het pensioenreglement dienen voor 15 februari 2008 overgemaakt te worden aan het fonds voor bestaanszekerheid.
De ondernemingen die overeenkomstig het artikel 14, § 2, 9e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst houdend de statuten van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid » van 24 april 2006, een vrijstelling gekregen hebben van de betaling van de bijdrage bestemd voor het aanvullend pensioen, moeten daarenboven vanaf 1 oktober 2008, mits een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, voor onbepaalde duur de financiering van de op hun vlak bestaande regelingen voor extralegaal pensioen verder uitbreiden met een bedrag equivalent aan de mogelijke bijkomende bijdrage bedoeld in alinea's 3 en 4 van de vorige paragraaf.
De collectieve arbeidsovereenkomst en de wijziging van het pensioenreglement dienen in dat geval voor 15 november 2008 overgemaakt te worden aan het fonds voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK V. - Fonds voor bestaanszekerheid
Art. 13.§ 1. Verlenging en/of wijziging van de bestaande bepalingen van bepaalde duur : Volgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2006 houdende de statuten van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid » worden verlengd en/of gewijzigd : Artikel 14, § 2, 15e alinea : De bijdrage van 0,03 pct. van bepaalde duur ter financiering van de vervroegde tegemoetkoming in de last van het brugpensioen vanaf 57 jaar voor de werklieden waarvan het brugpensioen ingaat tijdens de periode van 1 januari 1987 tot 30 juni 2009, wordt verlengd tot 31 december 2008.
Artikel 14, § 2, 17e - 19e alinea : De éénmalige forfaitaire bijdrage verschuldigd door de werkgever wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2008.
Artikel 14, § 2, 22e alinea : De tijdelijke bijdrage van 0,05 pct. ter financiering van de tegemoetkoming in de door werkgevers verschuldigde capitatieve bijdrage aan de Rijksdienst voor pensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, voor de werknemers waarvan het brugpensioen, ingaat tijdens de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 2009, wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2008.
Artikel 14, § 3, 1e alinea : De bijdrage van 0,60 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2008.
Artikel 14, § 3, 3e alinea : De bijkomende bijdrage van 0,10 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2008.
Artikel 14, § 5, 3e alinea : De bijkomende bijdrage van 0,10 pct. ter bevordering van initiatieven voor de opleiding en tewerkstelling van de risicogroepen wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2008.
Artikel 19bis, 2e alinea, 2e streepje : Het in aanmerking nemen van de startbaanovereenkomst van minstens 3 maanden voor de toekenning van de volledige werkloosheid, wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2008.
Artikel 19bis, § 5 : De verhoogde vergoeding van 77 EUR/maand, voorzien in artikel 20bis, § 1, 3e alinea van dezelfde overeenkomst, voor werklieden vanaf 57 jaar, die zonder op brugpensioen gesteld te worden volledig werkloos worden, wordt verlengd tot en met 31 december 2008.
Artikel 19bis, § 6 : De verhoogde vergoeding van 77 EUR/maand voorzien in artikel 20bis, § 1, 3de alinea van dezelfde overeenkomst, voor werklieden vanaf 50 jaar die tussen 1 januari 1997 en 31 december 2008 ontslagen worden zonder op brugpensioen gesteld te zijn, wordt verlengd tot 31 december 2008.
In artikel 20, § 1 van dezelfde overeenkomst wordt volgende 2e alinea toegevoegd : « Vanaf 1 januari 2008 wordt als aanpassing aan de index en de welvaart de aanvullende vergoeding bij volledige werkloosheid gebracht op 5,20 EUR voor een hele uitkering en 2,60 EUR voor een halve uitkering. » In artikel 20, § 2 van dezelfde overeenkomst wordt volgende 3e alinea toegevoegd : « Vanaf 1 januari 2008 wordt als aanpassing aan de index en de welvaart de aanvullende vergoeding voor tijdelijke werkloosheid gebracht op 9,40 EUR voor een hele uitkering en 4,70 EUR voor een halve uitkering. » In artikel 20bis, § 1 van dezelfde overeenkomst wordt volgende 5e alinea toegevoegd : « Voor de toepassing van artikel 21, artikel 21bis en artikel 22 wordt als aanpassing aan de index en de welvaart het bedrag van 77 EUR gebracht op 80 EUR vanaf 1 januari 2008. » In artikel 20bis, § 2 van dezelfde overeenkomst wordt volgende 5e alinea toegevoegd : « Voor de toepassing van artikel 21, artikel 21bis en artikel 22 wordt als aanpassing aan de index en de welvaart het bedrag van 38,50 EUR gebracht op 40 EUR vanaf 1 januari 2008. » Artikel 22, § 1 en § 2 : De aanvullende vergoeding voor oudere zieken, zoals bepaald in artikel 20bis, § 1 en § 2, van dezelfde overeenkomst, in voltijdse en deeltijdse betrekking, wordt verlengd tot 31 december 2008. § 2. Plafonnering van de tenlasteneming door het fonds voor bestaanszekerheid van de bijzondere werkgeversbijdragen op het conventioneel brugpensioen : Aan artikel 19septies worden volgende alinea's toegevoegd : « Het fonds voor bestaanszekerheid neemt voor brugpensioenen die ingegaan zijn vóór 1 juli 2007 de bijzondere werkgeversbijdragen op het conventioneel brugpensioen ten laste tot maximum het bedrag van de forfaitaire bijzondere werkgeversbijdrage die vóór 1 juli 2007 op deze brugpensioenen verschuldigd zijn.
Voor brugpensioenen die ingegaan zijn na 30 juni 2007 wordt de tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid in de bijzondere werkgeversbijdragen op het conventioneel brugpensioen beperkt tot in het totaal maximum 75 EUR per maand. » Het « Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid » wordt belast met de verdere uitwerking van deze bepaling. § 3. Invoering van het recht op seniorenvakantie Er wordt een artikel 19decies ingevoerd dat als volgt luidt : «
Art. 19decies.§ 1. De in artikel 5, § 1 en artikel 5bis, § 6 bedoelde werklieden en werksters, tewerkgesteld in een voltijdse of een deeltijdse dienstbetrekking hebben vanaf 2007 recht op de vergoeding vastgesteld in artikel 20, § 2, voor zover ze als arbeider van 50 jaar of meer van een aanvullend vakantiegeld genieten na een periode van inactiviteit dat geheel of ten dele door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ten laste wordt genomen.
Het aantal uitkeringen is gelijk aan het aantal uitkeringen dat door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt toegekend. § 2. Indien, werklieden en werksters, bedoeld in artikel 5bis, § 6, en de grensarbeiders van in België gevestigde ondernemingen, niet voldoen aan de voorwaarde vermeld in artikel 19decies, § 1, dan wordt een gelijkwaardige forfaitaire vergoeding toegekend volgens de modaliteiten en de voorwaarden vastgesteld door het college van de voorzitters. » . § 4. Tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid in de brugpensioenen op 56 jaar met 40 jaar beroepsloopbaan Aan artikel 19ter wordt een § 7 toegevoegd : « In afwijking van de §§ 2 en 3, hebben de werklieden waarvan het brugpensioen ingaat vanaf 1 januari 2008 vanaf hun zesenvijftigste verjaardag recht op de vergoeding voorzien in artikel 20bis. Dit recht wordt enkel verkregen indien de werklieden 56 jaar zijn op het moment waarop het brugpensioen ingaat en zij minstens 40 jaar beroepsloopbaan tellen. ».
In artikel 19septies wordt volgende tweede alinea toegevoegd : « Deze tenlasteneming door het fonds van bestaanszekerheid geldt eveneens voor de bijzondere werkgeversbijdragen op de brugpensioenen vanaf 56 jaar waarvoor, conform artikel 19ter, § 7, een vergoeding voorzien is van het fonds voor bestaanszekerheid. » § 5. Doorbetaling aanvullende vergoeding bij wedertewerkstelling In artikel 19ter wordt een § 8 toegevoegd, die luidt als volgt : « Het fonds voor bestaanszekerheid blijft de vergoeding voorzien in artikel 20bis doorbetalen aan de bruggepensioneerde werklieden in geval van werkhervatting als werknemer of zelfstandige.
De werkgever die een bruggepensioneerde als werknemer of zelfstandige het werk laat hervatten, dient het fonds hiervan onverwijld op de hoogte te brengen, volgens de modaliteiten vastgelegd door het fonds.
In geval van werkhervatting als werknemer of zelfstandige bij de werkgever die ontslagen heeft of bij een werkgever die tot dezelfde technische bedrijfseenheid behoort als de werkgever die ontslagen heeft, wordt de betaling van de bovengenoemde vergoeding stopgezet. De werkgever die een dergelijke bruggepensioneerde hertewerkstelt dient het fonds voor bestaanszekerheid hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen. Doet hij dat niet dan zijn alle sociale en fiscale lasten op de uitkering bedoeld in artikel 20bis die aan de betrokken werknemer werden uitgekeerd ten laste van de werkgever die de bruggepensioneerde opnieuw tewerkstelt. » HOOFDSTUK VI. - Werkzekerheid Verlenging werkzekerheidclausule
Art. 14.De bepalingen inzake de werkzekerheidclausule zoals opgenomen in hoofdstuk VIII, 8.1. van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005 houdende het nationaal akkoord 2005-2006 worden verlengd tot en met 31 december 2008. Deze bepalingen omvatten : § 1. Principe Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn en vooraleer de mogelijkheid tot beroepsopleiding voor de getroffen werklieden werd onderzocht. § 2. Procedure Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de volgende sectorale overlegprocedure worden nageleefd : 1. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere werklieden, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie in. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat, licht hij voorafgaandelijk, schriftelijk en tegelijkertijd zowel de betrokken werklieden individueel in alsook de voorzitter van het nationaal paritair comité. 2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de werkliedenvertegenwoordigers dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen worden genomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij. 3. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat in de onderneming, kan, binnen de veertien dagen kalenderdagen na de informatie aan de werklieden en aan de voorzitter van het paritair comité, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de werklieden vertegenwoordigen. § 3. Sanctie Bij niet-naleving van de procedure bepaald in § 2, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken arbeider een bijkomende opzeggingsvergoeding te betalen die gelijk is aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzeggingstermijn.
In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het verzoeningsbureau van het nationaal paritair comité op vraag van de meest gerede partij.
De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure. De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.
De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het verzoeningsbureau niet toepast. § 4. Definitie In dit artikel wordt onder « meervoudig ontslag » verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal werklieden treft dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddeld werkliedenbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van drie werklieden voor ondernemingen van minder dan dertig werklieden. Ook ontslagen ingevolge een sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. HOOFDSTUK VII. - Opleiding A. Bijdrage risicogroepen
Art. 15.De bijdrage risicogroepen wordt voor de duurtijd van onderhavig akkoord bepaald op 0,10 pct.
B. Engagement opleidingsinspanningen
Art. 16.De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competentie van de werklieden, en bijgevolg van de ondernemingen.
Het jaarlijks engagement inzake opleidingsinspanningen ten belope van 0,9 pct. in tijd te besteden aan beroepsopleiding ten opzichte van het geheel van de door de totaliteit van de werklieden gepresteerde uren zoals voorzien in het nationaal akkoord 2005-2006, wordt verhoogd met 0,15 pct. in 2007 en met 0,15 pct. in 2008.
Onder « beroepsopleiding » wordt verstaan : vorming die de kwalificatie van de arbeider bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, inclusief on-the-job-training. Deze beroepsopleiding dient tijdens de werkuren te gebeuren. Daarbij wordt aanbevolen dat de vorming zo maximaal mogelijk op alle categorieën van werklieden zou slaan.
De op ondernemingsvlak reeds bestaande inspanningen inzake beroepsopleiding voor werklieden kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van de bovengenoemde 1,05 pct. in 2007 en 1,2 pct. in 2008.
Dit engagement zal jaarlijks op ondernemingsvlak geëvalueerd worden door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale delegatie. Tegelijkertijd zullen eveneens de vooruitzichten inzake beroepsopleiding besproken worden. Deze evaluatie en bespreking gebeurt ter gelegenheid van de jaarlijkse inlichtingen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden.
In de loop van het tweede kwartaal van 2008 zal onder dezelfde voorwaarden opnieuw een nationaal gecoördineerde enquête georganiseerd worden. Ondernemingen die niet antwoorden op deze enquête kunnen geen beroep doen op de financiële tussenkomsten van de paritaire opleidingsinstanties van de sector, volgens de modaliteiten vastgelegd door de Raad van Bestuur van de paritaire opleidingsinstanties.
C. Opleidingsplannen Vanaf 1 januari 2008 zijn alle ondernemingen die een Ondernemingsraad hebben opgericht of, bij ontstentenis, een Comité Bescherming en Preventie op het Werk, er toe gehouden om een globaal opleidingsplan op te stellen, dat voor advies voorgelegd zal worden aan de ondernemingsraad. In ondernemingen zonder ondernemingsraad maar enkel met een comité bescherming en preventie op het werk wordt dit opleidingsplan voor advies voorgelegd aan de syndicale delegatie.
Tegen 31 maart van elk jaar moet het plan definitief zijn opgemaakt.
Indien het boekhoudkundig jaar niet samenvalt met het kalenderjaar, gebeurt dit binnen de 3 maanden na het einde van het boekhoudkundig jaar.
In het 4e kwartaal van 2008 wordt deze methode voor eerst geëvalueerd op sectoraal vlak. Deze evaluatie wordt herhaald in het 4e kwartaal van 2010. Alsdan wordt paritair beslist de methode te handhaven, dan wel terug te schroeven.
Onder « opleidingsplan » wordt verstaan : een globaal overzicht van enerzijds de opleidingsbehoeften in de onderneming en anderzijds de wijze waarop er zal aan tegemoet gekomen worden.
Bij de opmaak van het opleidingsplan zullen de opleidingsbehoeften in alle afdelingen en personeelsgroepen onderzocht worden.
Jaarlijks wordt de uitvoering van het opleidingsplan gerapporteerd aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de syndicale delegatie.
De ondertekenende partijen kunnen voor einde 2007 de nadere modaliteiten bepalen.
D. Opleidings CV
Art. 18.Vanaf 1 januari 2008 houdt elke onderneming, in het belang van de permanente vorming en van de verworven beroepservaring voor de verdere loopbaan, van elke arbeider een « opleidings CV » bij.
Dit opleidings CV is een inventaris van de uitgeoefende functies en gevolgde opleidingen tijdens zijn loopbaan in betrokken onderneming (ook de informele opleidingen, werkplekleren, taakverbreding, en dergelijke) en de opleidingen op eigen initiatief van de werkman.
Deze inventaris wordt gevalideerd door werkgever en werknemer in een gemeenschappelijk document, waarvan de werknemer bij uitdiensttreding een uittreksel dient te krijgen. Sectoraal zal een suppletief en eenvoudig model vastgelegd worden in een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten tegen 31 december 2007.
E. Opleidingen buiten de normale werkuren
Art. 19.Rekening houdend met de al bestaande afspraken, bevelen en de ondertekenende partijen aan dat de nationale en provinciale opleidingsfondsen met ingang van 1 januari 2008 initiatieven voor opleidingen buiten de normale werkuren aanbieden, zoals afstandsleren en premiesystemen. HOOFDSTUK VIII. - Arbeidstijd en flexibiliteit
Art. 20.Partijen vragen het koninklijk besluit « Kleine Flexibiliteit » van 6 februari 2006 te verlengen tot 30 juni 2009.
Art. 21.Het artikel 6, § 3, van het nationaal akkoord 1995-1996 van 16 september 1995, dat voorziet in de mogelijkheid de inhaalrust ten beloop van maximaal het wettelijk bepaald aantal overuren niet toe te kennen, onder voorwaarde dat er op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, wordt verlengd tot 30 juni 2009.
Art. 22.Het sectoraal model jaartijd, zoals ingesteld door het nationaal akkoord 1997-1998 van 13 mei 1997, en gewijzigd door het nationaal akkoord 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, door het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003 door het nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005, wordt verlengd tot 30 juni 2009, rekening houdende met de volgende wijzigingen (aanpassing data) : - punt 2, 1e alinea : « Procedure op ondernemingsvlak : indien de onderneming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement aangepast conform de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen. Deze aanpassing geldt tot uiterlijk 30 juni 2009. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1 juli 2009 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt. »; - punt 4 : « Evaluatie : op het einde van het jaar 2007 en het jaar 2008 wordt op nationaal vlak het verloop van de besprekingen op ondernemingsvlak ter uitvoering van de bepalingen van dit punt geëvalueerd. » HOOFDSTUK IX. - Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur en voor uitzendarbeid
Art. 23.Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid die worden omgezet in arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur vanaf 1 juni 2007 nemen de volledige in de betrokken onderneming opgebouwde anciënniteit over.
Deze arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur mogen geen proefperiode voorzien, en voor zover de totale, niet noodzakelijk ononderbroken, duur van deze arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en deze arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid minimum 14 dagen bedraagt.
Worden enkel in aanmerking genomen, arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid die begonnen zijn na 1 januari 2006 en waarvan de onderbrekingen tussen deze arbeidsovereenkomsten maximum 4 maanden bedragen. HOOFDSTUK X. - Loopbaanplanning A. Sectoraal model loopbaanplanning
Art. 24.1. Verlenging van de ondernemingsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen § 1. Artikel 6, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 inzake het sectoraal model loopbaanplanning, wordt gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2009. § 2. Het nieuwe artikel 6 luidt als volgt : « Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak die geregistreerd en neergelegd zijn bij de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen bij de Federale overheidsdienst van Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal Overleg, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die betrekking hebben op tijdelijke herstructureringoperaties, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2009, tenzij partijen op ondernemingsvlak beslist hebben, in het kader van de onderhandelingen over de uitbreiding van het sectoraal model loopbaanplanning, deze niet te verlengen. » 2. Verlenging van de procedure inzake de afwijking op het sectoraal model Artikel 8, § 3, met betrekking tot de duurtijd van de afwijking van het sectoraal model voor ondernemingen zonder een brugpensioenakkoord, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 inzake het sectoraal model loopbaanplanning algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 november 2002 - Belgisch Staatsblad van 9 januari 2003, wordt verlengd tot en met 30 juni 2009.3. Aanpassing sectoraal model loopbaanplanning aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst 77quater Het sectoraal model loopbaanplanning wordt vanaf 1 juni 2007 aangepast aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst 77quater gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 30 maart 2007, en aan de wettelijke bepalingen tot uitvoering van deze overeenkomst, inzonderheid het recht van + 55 jarigen op een vermindering van de loopbaan met 1/5 en de openstelling van de formule voor een 4/5e tewerkstelling in flexibele arbeidsstelsels waar de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur lager is dan de sectorale arbeidsduur. B. Verlenging van de brugpensioenakkoorden
Art. 25.Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak worden tot en met 30 juni 2009 verlengd in het kader van het sectoraal model loopbaanplanning zoals bepaald in artikel 22, punt 1 van dit akkoord.
Art. 26.Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen, gesloten op provinciaal en gewestelijk vlak die geregistreerd en neergelegd zijn bij de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale overheidsdienst van Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal Overleg, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2009.
Art. 27.Het brugpensioen voor werklieden voorzien in punt 3.5.c. van het nationaal akkoord 1997-1998 van 13 mei 1997 en verlengd door de nationale akkoorden 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, door het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003 door het nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005 met betrekking tot het brugpensioen op 58 jaar, voor zover de werklieden in toepassing van de brugpensioenreglementering het noodzakelijke beroepsverleden kunnen rechtvaardigen, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2009.
Art. 28.De regeling zoals voorzien in punt 3.5.d. van het nationaal akkoord 1997-1998 en verlengd door de nationale akkoorden 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, door het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003 door het nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005, met betrekking tot de verlaging van de brugpensioenleeftijd tot 56 jaar, voor zover de werklieden in toepassing van de brugpensioenreglementering 33 jaar beroepsverleden kunnen rechtvaardigen en 20 jaar in een nachtregeling gewerkt hebben, zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2008.
Art. 29.De regeling zoals voorzien in punt 3.6. van het nationaal akkoord 1997-1998 en verlengd door de nationale akkoorden 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, door het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003 door het nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005, met betrekking tot het halftijds brugpensioen zoals voorzien bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2008.
Art. 30.Vanaf 1 januari 2008 wordt in uitvoering van het Interprofessioneel akkoord een brugpensioenregeling op 56 jaar mits 40 jaar loopbaan voorzien. Het fonds voor bestaanszekerheid komt tussen in de kost van dit brugpensioen conform artikel 13, § 4 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 31.De aanvullende vergoeding van de bruggepensioneerde werklieden wordt verder betaald bij werkhervatting als werknemer of als zelfstandige bij een andere werkgever dan deze die ontslagen heeft of bij een werkgever die niet tot dezelfde technische bedrijfseenheid behoort als de werkgever die ontslagen heeft. Voor zover de arbeider reeds vergoedingen ontvangt van het Fonds voor Bestaanszekerheid, zal deze vergoeding van het Fonds eveneens worden verder betaald bij werkhervatting volgens de modaliteiten bepaald in artikel 13, § 5, van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XI. - Vervoerskosten
Art. 32.Vanaf 1 januari 2007 worden door de werkgevers de vervoerkosten van de werklieden die worden ingeschakeld in de tewerkstellingscellen ten laste genomen, dit rekening houdend met de werkelijke afstanden afgelegd om deel te nemen aan de activiteiten van de tewerkstellingscellen en dit volgens de tarieven vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997, gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1999, behoudens andere regelingen op ondernemingsvlak.
Art. 33.In de loop van het akkoord wordt een paritaire werkgroep opgericht ten einde een oplossing uit te werken voor de vervoersproblematiek voor werfarbeiders. HOOFDSTUK XII. - Diversen A. Verlenging van bestaande bepalingen van bepaalde duur opgenomen in onderstaande collectieve arbeidsovereenkomsten
Art. 34.Artikel 8, inzake de carenzdag, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1992 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (provincie Oost-Vlaanderen, behoudens het Land van Waas) met registratienummer 30491/CO/111.1/2.
Artikel 9, inzake de carenzdag, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1992 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (Land van Waas) met registratienummer 30489/CO/111.1/2.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 15 maart 1993 inzake de carenzdag (West-Vlaanderen) met registratienummer 32756/CO/111.1/2.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1994 inzake de personen behorend tot de risicogroepen (Land van Waas) met registratienummer 36886/CO/111.1/2, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2002 met registratienummer 63777/CO/111.1/2.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 1995 inzake de personen behorend tot de risicogroepen (Oost-Vlaanderen, behoudens het Land van Waas.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1995 ter uitbreiding van de notie risicogroepen (Limburg) met registratienummer 37887/CO/111.1/2.
Al de bepalingen van bepaalde duur van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op ondernemingsvlak en bekrachtigd door de Gewestelijke Paritaire Secties.
B. Overuren
Art. 35.Partijen hebben de intentie om representatieve gegevens te verzamelen inzake overuren in de metaalbouwsector. Daartoe zal in een paritaire werkgroep een methode op punt gesteld worden. HOOFDSTUK VIII. - Sociale vrede
Art. 36.De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tijdens de duurtijd van onderhavige overeenkomst.
Bijgevolg zal op provinciaal, gewestelijk of op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze overeenkomst uit te breiden.
Deze overeenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen. Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.
Partijen herbevestigen de conventionele bepalingen geldig in de sector wat de procedures betreft en meer bepaald artikel 2 van de verzoeningsprocedure zoals vastgelegd in het paritair comité op 13 januari 1965.
Partijen herbevestigen eveneens voor de duur van onderhavig akkoord de bijkomende spoedprocedure die door het nationaal akkoord 1989-1990 ingevoerd werd.
Art. 37.De bestaande sectorale regels inzake sociale vrede zullen tegen einde september 2007 opgenomen worden in één enkele collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XIV. - Duur
Art. 38.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2007 tot 31 december 2008, behoudens waar anders vermeld en met uitzondering van de bepalingen vermeld in volgende artikels : hoofdstuk II, hoofdstuk III, hoofdstuk IV, hoofdstuk VII, hoofdstuk IX, artikel 24, punt 3 en artikel 31 van hoofdstuk X en hoofdstuk XI en artikel 35 van hoofdstuk XII, die gesloten worden voor onbepaalde duur.
De bepalingen van onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het nationaal paritair comité en waarvoor een opzegtermijn van 6 maanden geldt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 november 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2007-2008 De onderhandeling van de enveloppe op ondernemingsvlak De werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers op nationaal, provinciaal en lokaal vlak verbinden er zich toe om volgende regels toe te passen en te doen toepassen bij de onderhandeling van de enveloppe op het ondernemingsvlak, bepaald in hoofdstuk II van dit nationaal akkoord 2007-2008 van 31 mei 2007. 1. Berekening en omzetting a) Indien zowel de werkgevers als alle in de syndicale afvaardiging van de in de onderneming vertegenwoordigde vakbonden op ondernemingsvlak akkoord gaan over een onderhandeling over de besteding van de enveloppe kunnen de ondernemingen en hun syndicale delegatie voor werklieden op hun vlak onderhandelen over de aanwending van de budgettaire enveloppe ten belope van 0,7 pct.van de loonmassa van de werklieden, zoals vastgelegd in hoofdstuk II van dit nationaal akkoord 2007-2008. Over deze aanwending kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden. b) Onder « loonmassa » worden begrepen : de brutolonen met name zowel de basisuurlonen als de effectieve uurlonen (met inbegrip van de eindejaarspremies, de ploegenpremies, het overloon, enz.) en bijhorende sociale lasten (Sociale Zekerheidsbijdragen werkgever en andere sociale lasten). c) Deze enveloppe mag aangewend worden voor de financiering van bijkomende voordelen, loonsverhogingen of andere verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden.d) Het percentage van de enveloppe mag niet wordt overschreden, zodat : - enerzijds het recurrent effect op de gemiddelde uurloonkost van de werklieden niet hoger mag zijn dan het percentage van de enveloppe; - anderzijds de loonmassa voor de periode gaande van 1 januari 2007 tot 31 december 2008 ingevolge de toekenning van de enveloppe niet mag stijgen met meer dan het percentage van de enveloppe. e) In de onderhandeling over de invulling van de enveloppe kan rekening gehouden worden met het effect van automatische verhogingen als gevolg van de op ondernemingsvlak toepasbare barema's.2. Onderhandelingsprocedure a) Voorafgaandelijk aan elke onderhandeling, moeten zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de onderneming vertegenwoordigde vakbonden op ondernemingsvlak akkoord gaan over een onderhandeling over de besteding van de enveloppe.In de multizetelondernemingen wordt de beslissing genomen op groepsniveau.
Deze beslissing heeft niet alleen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook over het niveau waar deze onderhandelingen zullen gevoerd worden. b) Op voorwaarde dat zowel de werkgever als alle in de syndicale delegatie van de onderneming vertegenwoordigde vakbonden akkoord gaan om ondernemingsonderhandelingen over de besteding van de enveloppe te voeren, kunnen deze starten vanaf het sluiten van dit nationaal akkoord.Ze dienen volledig afgerond te zijn ten laatste op 15 juni 2007. Indien nodig, kan de bovenstaande termijn om te komen tot een collectieve arbeidsovereenkomst, na akkoord van alle partijen op ondernemingsvlak, verlengd worden tot uiterlijk 20 juli 2007, voor zover het ondernemingsoverleg reeds begonnen werd voor de datum van 15 juni 2007.c) De onderhandelingen verlopen conform de bestaande tradities van overleg in de onderneming.d) Zo het overleg leidt tot een akkoord, dienen de gemaakte afspraken vastgelegd te worden in een collectieve arbeidsovereenkomst, te sluiten op 15 juni 2007 ten laatste, behoudens de toepassing van de verlenging conform b).e) Een afschrift van de aldus gesloten collectieve arbeidsovereenkomst moet onmiddellijk ter informatie overgemaakt worden aan de voorzitter van nationaal paritair comité. f) Indien geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent de enveloppe en indien tegen 15 juni 2007, behoudens de toepassing van de verlenging conform b), dit overleg niet uitmondt in het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst, worden vanaf 30 juni 2007 de effectieve uurlonen van de werklieden verhoogd met 0,7 pct., conform de bepalingen voorzien in artikel 5 van het nationaal akkoord 2007-2008. 3. Geschillenprocedure a) Indien in de loop van de ondernemingsonderhandelingen over de aanwending van de enveloppe op ondernemingsvlak een geschil zou ontstaan waarbij binnen een redelijke termijn geen oplossing gevonden kan worden, wordt beroep gedaan op tussenkomst van regionale vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties.b) Indien de tussenkomst van regionale vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties geen einde stelt aan het geschil, wordt de normale verzoeningsprocedure op nationaal vlak gevolgd.Bij dreigend conflict kan evenwel beroep gedaan worden op de spoedprocedure (verzoening binnen de 48 uur). c) De vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van het nationaal verzoeningsbureau dienen in de eerste plaats te onderzoeken of het geschil zich situeert binnen de toegekende budgettaire enveloppe.Indien dit niet het geval is, wordt het overleg terug binnen het paritair afgesproken kader geplaatst en opnieuw naar de onderneming verwezen. Zo dit wel het geval is wordt de bemiddeling ten gronde gevoerd. d) Indien in de loop van bovengenoemde procedure er een geschil ontstaat inzake de interpretatie van de berekeningen voor de invulling van de op ondernemingsvlak bepaalde enveloppe, wordt onmiddellijk beroep gedaan op de tussenkomst van het nationaal paritair comité.e) Op geen enkel niveau kan toegestaan worden dat de uiterste datum van 15 juni 2007 voor het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst overschreden wordt, behalve in geval voorzien in 2, b). Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 november 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2007-2008 Sociaal akkoord van 31 mei 2007 Stelsel van de aanmoedigingspremies in de privésector in uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering In toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 houdende hervorming van het stelsel van aanmoedigingspremies in de privésector zoals later gewijzigd, en in uitvoering van het akkoord 2005-2006 van de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners van 20 januari 2005 verklaren de ondertekenende partijen dat de werklieden ressorterend onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw en tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest tot 31 december 2008 gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies in het raam van het zorgkrediet en het opleidingskrediet en van de aanmoedigingspremie voor ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 november 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET