gepubliceerd op 29 december 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
13 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb voor te leggen aan Uw Majesteit, werd in de Ministerraad overlegd. Het gaat over een reeks maatregelen die moeten worden getroffen ter omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2004/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de gemeenschap.
Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft als wettelijke grondslag de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake het vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg.
Het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, dat strekt tot omzetting van met name de Richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 houdende wijziging van de Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, verleent aan de spoorwegondernemingen die houder zijn van een vergunning en een veiligheidsattest, toegangsrechten voor het Trans-Europees netwerk voor goederenvervoer per spoor en beoogde vanaf 15 maart 2008 dit toegangsrecht tot het gehele net van internationale goederendiensten uit te breiden.
De Richtlijn 2004/51/EG die uiterlijk tegen 31 december 2005 moet omgezet zijn, maakt deel uit van een pakket maatregelen dat werd aangekondigd in het Witboek over het vervoersbeleid en dat de Richtlijn 2004/49/EG over spoorwegveiligheid in de Gemeenschap (« Spoorwegveiligheidsrichtlijn »), de Richtlijn 2004/50/EG houdende wijziging van de interoperabiliteitsrichtlijnen en de verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (« Spoorwegbureauverordening ») omvat. Dit pakket maatregelen, « het tweede spoorwegpakket » genoemd, werd aangenomen met het oog op een verdere ontwikkeling van het communautair regelgevingskader op spoorweggebied, zoals dat wordt gevormd door de Richtlijnen 2001/12/EG, 2001/13/EG en 2001/14/EG, die « het eerste spoorwegpakket » worden genoemd.
Voornoemde Richtlijn 2004/51/EG stelt als datum voor de uitbreiding tot het gehele net van de toegangsrechten voor internationale goederendiensten 1 januari 2006 voorop, teneinde de verwachte voordelen op het gebied van de verschuiving in vervoerswijze en de ontwikkeling van het internationaal goederenvervoer per spoor te vergroten.
Bovendien zorgt de Richtlijn 2004/51/EG overeenkomstig het beginsel van de vrije dienstverrichting vanaf 1 januari 2007 eveneens voor de uitbreiding van de toegangsrechten tot alle soorten goederendiensten per spoor (dus met inbegrip van de nationale diensten), teneinde het spoorwegvervoer ten opzichte van andere vervoerswijzen efficiënter te maken. Met deze uitbreiding ligt het tevens in de bedoeling het duurzaam vervoer tussen en binnen de lidstaten te vergemakkelijken, doordat de concurrentie wordt bevorderd en nieuw kapitaal en nieuwe ondernemingen worden aangetrokken.
Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
ADVIES 39.517/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 1 december 2005 door de Minister van Mobiliteit verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur", heeft op 7 december 2005 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt : « En raison de l'urgence motivée par le fait que la Directive 2004/51/CE du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 modifiant la Directive 91/440/CEE du Conseil relative au développement de chemins de fer communautaires doit être transposée au plus tard pour le 31 décembre 2005, (...). » De Raad van State, afdeling wetgeving, beperkt overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Het aldus onderzochte ontwerp geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Aangezien het ontworpen besluit ertoe strekt wetsbepalingen te wijzigen, moet het voldoen aan artikel 3bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en meer bepaald voorafgegaan worden door een verslag aan de Koning.2. Artikel 1 zou als een tweede lid moeten worden ingevoegd in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de vo orwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur.3. De in artikel 5 van het ontwerp vastgestelde nadere regels inzake de inwerkingtreding moeten worden gewijzigd.De verwijzing aldaar naar 1 januari 2006 is immers zinloos als de toekomstige wijzigingstekst van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 vóór die datum wordt bekendgemaakt. Indien de tekst daarentegen zou worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad na 1 januari 2006, zou de terugwerking die het verwijzen naar die datum tot gevolg zou hebben, doelloos zijn, gelet op de strekking van het ontwerp.
Het zou volstaan te bepalen dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2006. 4. Om rekening te houden met de vervanging van artikel 10, lid 6, van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 bij artikel 1, 2), c), van Richtlijn 2001/51/EG, dient artikel 15, § 2, van het koninklijk besluit van 12 maart 2003, te worden geredigeerd als volgt : « § 2.Beperkingen zijn mogelijk indien er andere economisch levensvatbare spoorwegalternatieven onder marktvoorwaarden voorhanden zijn. » 5. In het kader van de omzetting van artikel 10, lid 5, van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991, zoals het is gewijzigd bij artikel 1, lid 2, b), van richtlijn 2001/51/EG, dient de redactie te worden herzien van artikel 18 van het voormelde koninklijk besluit van 12 maart 2003, alsmede het opschrift van de daarin vervatte afdeling IV. De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter, De heren P. Liénardy en P. Vandernoot, staatsraden;
Mevr. C. Gigot, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer Y. Chauffoureaux, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.
De griffier, De voorzitter, C. Gigot. M.-L. Willot-Thomas.
13 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Richtlijn 2004/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van de Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap uiterlijk tegen 31 december 2005 omgezet moet zijn;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 oktober 2005;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 39.517/4, gegeven op 7 december 2005 bij toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, en van het advies van Onze Ministers die erover hebben beraadslaagd in de Ministerraad, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 juni 2004, wordt een tweede alinea ingevoegd, luidend als volgt : « Dit besluit strekt tot omzetting van de Richtlijn 2004/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van de Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap. »
Art. 2.In artikel 13 van hetzelfde besluit, wordt een 6° ingevoegd, luidend als volgt : « 6°. Elke spoorwegonderneming die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie, voor de levering van diensten van vervoer van goederen ».
Art. 3.Afdeling IV van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit dat artikel 18 omvat, wordt vervangen als volgt : « Afdeling IV. - Overeenkomsten tussen de beheerder van de spoorweginfrastructuur en de spoorwegonderneming.
Art. 18.Elke spoorwegonderneming die spoorwegdiensten verzekert, sluit met de beheerder van de spoorweginfrastructuur een overeenkomst die de wederzijdse rechten en verplichtingen van elke partij vastlegt.
De voorwaarden die deze akkoorden inhouden zijn niet-discriminerend en doorzichtig ».
Art. 4.In artikel 15, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « over de spoorweg » ingevoegd tussen de woorden « oplossingen » en « tegen ».
Art. 5.In artikel 100, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « 15 maart 2008 » vervangen door de woorden « 1 januari 2006 ».
Art. 6.Artikel 100, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « en van artikel 13, 6°, dat op 1 januari 2007 in werking treedt ».
Art. 7.Dit besluit treedt inwerking op 1 januari 2006.
Gegeven te Brussel, 13 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT