Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 maart 2003
gepubliceerd op 23 mei 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten, betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten tussen de woonplaats en de werkplaats van de werklieden en werksters

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003200338
pub.
23/05/2003
prom.
12/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/12/2003200338/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 MAART 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten, betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten tussen de woonplaats en de werkplaats van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten, betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten tussen de woonplaats en de werkplaats van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2001 Tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten tussen de woonplaats en de werkplaats van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 9 november 2001 onder het nummer 59594/CO/106.02)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen van de cementagglomeraten, welke onder het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten ressorteren.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1975, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 september 1975 en de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 1991, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1999.

Art. 3.De tussenkomst van de werkgever in de verplaatsingsonkosten van de arbeiders en de arbeidsters tussen woonplaats en tewerkstellingsplaats wordt gebracht op 100 pct. vanaf 1 april 2001, voorzover bij deze verplaatsing gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer.

Het aantal te vergoeden kilometers is het aantal kilometers aangeduid op de vervoerbewijzen die door één of meerdere vervoersondernemingen worden afgeleverd. Bij gebrek aan aanduiding wordt als werkelijk afgelegde afstand beschouwd, de normale afstand langs de weg tussen woonplaats en werkplaats.

Art. 4.De tussenkomst van de werkgever in de verplaatsingsonkosten van de arbeiders en arbeidsters tussen de woonplaats en de werkplaats, voor afstanden van 5 km en meer, wordt gebracht op 60 pct. voor wat betreft de andere vervoermiddelen (eigen vervoer). Wordt hierbij als werkelijk afgelegde afstand beschouwd, de normale afstand langs de weg tussen woon- en werkplaats. Dit betekent dat de werkgever 60 pct. zal terugbetalen van de prijs die normaal betaald wordt voor een abonnement tweede klas voor de bewuste afstand tussen woonplaats en werkplaats.

Art. 5.Kan de werkman of werkster beroep doen op vervoer georganiseerd door de onderneming, maar moet hij een zekere afstand afleggen met een ander vervoermiddel, dan heeft hij recht op de tussenkomst voorzien in de artikelen 3 en/of 4, zo de afstand van dit/deze laatste middel(en) de 5 km bereikt of overschrijdt en enkel voor de op die wijze afgelegde kilometers.

In het geval waar de onderneming zelf voor het vervoer zorgt, echter met deelname in de kosten door de werkman of de werkster, zal deze deelname nochtans de 50 pct. van de werkelijke kosten niet overschrijden.

Art. 6.Arbeiders die zich tussen hun woonplaats en het werk verplaatsen per fiets krijgen een vergoeding die, ongeacht het aantal kilometers forfaitair is vastgesteld op 0,1487 EUR per kilometer.

De in het eerste lid bedoelde arbeiders dienen een schriftelijke verklaring op eer in te dienen om hun verplaatsing per fiets aan te tonen. De werkgever kan op ieder ogenblik de inhoud en de naleving van deze verklaring controleren. Het niet naleven ervan zal de schorsing van de vergoeding tot gevolg hebben.

Praktische modaliteiten worden op ondernemingsvlak geregeld.

Art. 7.De tussenkomst vermeld onder de artikelen 3, 4, 5 en 6 wordt minstens per maand uitbetaald.

Art. 8.In de ondernemingen waar gunstiger maatregelen bestaan, blijven deze behouden.

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001 en is gesloten voor onbepaalde tijd en kan opgezegd worden door één van de partijen mits naleving van een opzegtermijn van drie maanden. Deze opzeg wordt gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten bij een ter post aangetekende brief.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2001 betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten tussen de woonplaats en de werkplaats van de werklieden en werksters Het bedrag van 0,1487 EUR voorzien in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst stemt overeen met 6 BEF. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^