gepubliceerd op 07 september 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen
13 AUGUSTUS 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, strekt ertoe de omzetting van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 (2003/49/EG) betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten, die reeds grotendeels werd verwezenlijkt door middel van het koninklijk besluit van 22 december 2003 te vervolledigen, door de bepalingen van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) te wijzigen met betrekking tot de volledige of gedeeltelijke verzaking aan de inning van de roerende voorheffing, tengevolge van de goedkeuring van de wet van 4 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de volledige omzetting van die richtlijn te verwezenlijken.
DRAAGWIJDTE VAN HET VOORGESTELDE KONINKLIJK BESLUIT Artikel 266, tweede lid, WIB 92, bevatte een beperking van de aan de Koning verleende bevoegdheid met betrekking tot inkomsten van door effecten vertegenwoordigde leningen waarvan de interest wordt gekapitaliseerd of van effecten die geen aanleiding geven tot een periodieke uitbetaling van interest en die worden uitgegeven met een disconto dat overeenstemt met de tot op de vervaldag van het effect gekapitaliseerde interest (o.a. "zero bonds").
De wet van 4 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de omzetting van de richtlijn te verwezenlijken, heft deze beperking gedeeltelijk op door de vervanging van artikel 266, tweede lid, WIB 92, zodat de bevoegdheid die aan de Koning is verleend, eveneens kan worden uitgeoefend voor de inkomsten uit de bovenvermelde effecten waarvan de schuldenaar en de gerechtigde verbonden vennootschappen zijn.
De Koning kan dus volledig afzien van de inning van de roerende voorheffing met betrekking tot de uitkering van interest in de betekenis en onder de voorwaarden voorzien in de genoemde richtlijn, door de bepalingen van de artikelen 107 en volgende van het KB/WIB 92 aan te vullen.
INLEIDING De inleiding van dit besluit wordt aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State, behalve met betrekking tot de verwijzing naar de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 (2003/123/EG) tot wijziging van richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, die geen uitstaans heeft met deze bepalingen. De speciale motivering van de dringende noodzakelijkheid wordt toch behoorlijk gerechtvaardigd door de andere elementen van de inleiding.
BESPREKING VAN DE ARTIKELEN Artikel 1 In artikel 1 wordt bepaald dat dit besluit ertoe strekt de omzetting van de richtlijn te vervolledigen. Deze omzetting vindt haar oorsprong in artikel 7, paragraaf 1, van de richtlijn.
Artikelen 2, 3, 2°, C, 4 en 5, 2° Deze artikelen betreffen vormwijzigingen respectievelijk aan de artikelen 105, 6°, b, 107, § 6, eerste lid, 111, eerste lid, d, en 113, § 7, KB/WIB 92, zoals gewijzigd of ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen.
Artikelen 3, 1° en 2°, A en B, 5, 1° en 6 Deze artikelen passen respectievelijk de artikelen 107, § 1 en § 6, eerste lid, 113, § 1 en 118, § 1bis, tweede lid, KB/WIB 92 aan ten gevolge van de wijziging aan artikel 266, WIB 92.
Artikel 7 Dit artikel betreft een vormwijziging aan artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen.
Artikel 8 Voor de vormwijzigingen zijn de artikelen 2, 3, 2°, C, 4, 5, 2° en 7 van toepassing op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2004, voor zover die inkomsten betrekking hebben op een periode na 31 december 2003.
Voor de uitkeringen van interest tussen verbonden ondernemingen : - wat de inkomsten van kapitalisatiebons en van "zero-bonds" betreft, zijn de artikelen 3, 2°, A, en 6, 1°, van dit besluit van toepassing op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2004, voor zover die inkomsten betrekking hebben op een periode na 31 december 2003; - wat de inkomsten uit vastgoedcertificaten betreft, zijn de artikelen 3, 1° en 2°, B, 5, 1° en 6, 2°, van toepassing op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de datum van publicatie van de wet van 4 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de omzetting van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 (2003/49/EG) betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten te verwezenlijken, in het Belgisch Staatsblad.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
ADVIES 37.587/2/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 29 juli 2004 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen", heeft op 4 augustus 2004 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2/, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In de brief met de adviesaanvraag luidt die motivering aldus : « (l'urgence est motivée)... par le fait : - que l'article 7, § 1er, alinéa 1er de la directive du 3 juin 2003 (2003/49/CE) prévoit que les Etats membres mettent en vigueur les dispositions législatives, réglementaires et administratives nécessaires pour se conformer à cette directive au plus tard le 1er janvier 2004; - que la loi du 4 juillet 2004 modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992. en vue de permettre la transposition de la directive du Conseil de l'Union européenne du 3 juin 2003 (2003/49/CE) concernant un régime fiscal commun applicable aux paiements d'intérêts et de redevances effectués entre des sociétés associées d'Etats membres différents, a modifié l'article 266, CIR 92, afin de permettre au Roi de renoncer à la perception du précompte mobilier, d'une part, sur les revenus des bons de capitalisation et des « zéro-bonds » dont le débiteur et le bénéficiaire sont des sociétés associées et d'autre part, sur les revenus de certificats immobiliers, sauf pour ce qui concerne les attributions ou mises en paiement de revenus afférents, en tout ou partie, à la réalisation du bien immobilier sous-jacent; - que l'article 2, alinéa 1er de la directive du 22 décembre 2003 (2003/123/CE) prévoit que les Etats membres mettent en vigueur les dispositions pour se conformer à cette directive au plus tard le 1er janvier 2005; - qu'il convient dès lors d'apporter aussi rapidement que possible les adaptations nécessaires à l'AR/CIR 92 afin de mettre complètement la législation fiscale belge en concordance avec les directives précitées".
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2/, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Rechtsgrond Aanhef 1. Overeenkomstig artikel 84, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, wordt de motivering van de spoedeisendheid, die in de adviesaanvraag wordt opgegeven, overgenomen in de aanhef van het besluit. In het onderhavige geval is nagelaten in de aanhef van het ontwerpbesluit, dat voor advies aan de afdeling Wetgeving is voorgelegd, het derde streepje van de bijzondere redenen van de spoedeisendheid die in de adviesaanvraag staan, over te nemen.
De aanhef moet wat dat betreft worden aangevuld. 2. Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten moet niet in de aanhef worden vermeld, aangezien ze geen rechtsgrond vormt van het ontwerp.Het eerste lid moet dus vervallen.
Hier staat tegenover dat, aangezien het ontworpen besluit een onderdeel is van de omzetting van die richtlijn in de interne rechtsorde, het zaak is om, zoals vereist door artikel 7 van de genoemde richtlijn 2003/49/EG, en zoals dat gedaan is in de wet van 4 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de omzetting van de genoemde richtlijn 2003/49/EG betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten te kunnen verwezenlijken, in het dispositief een artikel op te nemen waarin verwezen wordt naar de omgezette richtlijn.
Het vijfde en het zesde lid, die het vierde en het vijfde lid worden, moeten worden aangevuld met de vermelding van de data waarop het advies en de akkoordbevinding die erin worden genoemd, verkregen zijn.
De kamer was samengesteld uit : Mevrn. : M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter;
S. Guffens, M. Baguet, staatsraden;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Ronvaux, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van Mevr. S. Gehlen, Staatsraad.
De griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas.
13 AUGUSTUS 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 266, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1994, 4 april 1995 en 4 juli 2004;
Gelet op het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92), inzonderheid : - artikel 105 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 7 april 1995, 23 december 1996, 16 mei 2003 en 22 december 2003; - artikel 107 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 11 december 1996, 4 december 2000, 16 mei 2003 en 22 december 2003; - artikel 111 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003; - artikel 113 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 2003 en 22 december 2003; - artikel 118 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 1993, 26 mei 1994, 1 september 1995, 15 mei 2003 en 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 maart 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 18 maart 2004;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat : - artikel 7, § 1, eerste lid, van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 (2003/49/EG) betreffende een gemeen-schappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten, erin voorziet dat de lidstaten uiterlijk op 1 januari 2004 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om aan deze richtlijn te voldoen; - de wet van 4 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de omzetting van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 (2003/49/EG) betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten te verwezenlijken, artikel 266, WIB 92, heeft gewijzigd teneinde de Koning toe te laten aan de inning van roerende voorheffing te verzaken, enerzijds op de inkomsten van kapitalisatiebons en van "zero-bonds" waarvan de schuldenaar en de gerechtigde verbonden vennootschappen zijn, en anderzijds, op de inkomsten uit vastgoedcertificaten behalve voor wat de toekenningen of betaalbaarstellingen van inkomsten betreft die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de verwezenlijking van het onderliggend onroerend goed; - dientengevolge zo spoedig mogelijk de noodzakelijke aanpassingen aan het KB/WIB 92 dienen te worden aangebracht teneinde de Belgische fiscale wetgeving volledig in overeenstemming te brengen met de voornoemde richtlijn;
Gelet op het advies nr 37.587/2/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2004, in uitvoering van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : I. Algemene bepaling
Artikel 1.Dit besluit strekt ertoe de omzetting van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 (2003/49/EG) betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten te vervolledigen.
II. Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 2.In artikel 105, 6°, b, van het KB/WIB 92, zoals toegevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003, worden de woorden "gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar" iedere keer vervangen door de woorden "die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar wordt of werd behouden".
Art. 3.In artikel 107 van het KB/WIB 92, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 11 december 1996, 4 december 2000, 16 mei 2003 en 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, vervallen de woorden "en van de inkomsten uit vastgoedcertificaten";2° in § 6, eerste lid : A.worden de woorden "met uitzondering van de inkomsten vermeld in artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992," geschrapt;
B. worden de woorden "met uitzondering van de inkomsten uit vastgoedcertificaten, voor wat de toekenningen of betaalbaarstellingen van inkomsten betreft die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de verwezenlijking van het onderliggend onroerend goed," ingevoegd tussen de woorden "schuldvorderingen en leningen," en de woorden "die worden verleend";
C. worden de woorden "op voorwaarde dat, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn, de schuldenaar" vervangen door de woorden "op voorwaarde dat de schuldenaar".
Art. 4.In artikel 111, eerste lid, d, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003, worden de woorden " op voorwaarde dat, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn, de schuldenaar " vervangen door de woorden " op voorwaarde dat de schuldenaar ".
Art. 5.In artikel 113 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 2003 en 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden "inkomsten als vermeld in artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en inkomsten uit vastgoedcertificaten uitgezonderd" vervangen door de woorden "met uitzondering van de inkomsten vermeld in artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992";2° in § 7, worden in de Nederlandse tekst de woorden "op de inkomsten," vervangen door de woorden "op de in § 1 vermelde inkomsten,".
Art. 6.In artikel 118, § 1bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "voor door effecten vertegenwoordigde leningen waarvan de interest wordt gekapitaliseerd of voor effecten die geen aanleiding geven tot een periodieke uitbetaling van interest en die worden uitgegeven met een disconto dat overeenstemt met de tot op de vervaldag van de effecten gekapitaliseerde interest," worden ingevoegd tussen de woorden "voor vastgoedcertificaten," en de woorden "overeen met de periode";2° de woorden " voor vastgoedcertificaten, " worden geschrapt. III. Koninklijk besluit van 22 december 2003 tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen
Art. 7.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot wijziging van het KB/WIB 92 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty's verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen, worden de woorden "Artikel 113, § 1" vervangen door de woorden "Artikel 113".
IV. Inwerkingtreding
Art. 8.De artikelen 2, 3, 2°, A en C, 4, 5, 2°, 6, 1° en 7 zijn van toepassing op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2004, voor zover die inkomsten betrekking hebben op een periode na 31 december 2003.
De artikelen 3, 1° en 2°, B, 5, 1° en 6, 2°, treden in werking op de datum van de bekendmaking van de wet van 4 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de omzetting van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 (2003/49/EG) betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten te verwezenlijken, in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Athene, 13 augustus 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 6 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 16 juli 1994.
Wet van 4 april 1995, Belgisch Staatsblad van 23 mei 1995 - err. 1 juli 1995.
Wet van 4 juli 2004, Belgisch Staatsblad van 7 september 2004.
Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.
Koninklijk besluit van 12 augustus 1994, Belgisch Staatsblad van 10 september 1994.
Koninklijk besluit van 7 april 1994, Belgisch Staatsblad van 29 april 1995.
Koninklijk besluit van 23 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996, 3e editie.
Koninklijk besluit van 16 mei 2003, Belgisch Staatsblad van 5 juni 2003.
Koninklijk besluit van 22 december 2003, Belgisch Staatsblad van 31 december 2003, 2e editie.
Koninklijk besluit van 26 mei 1994, Belgisch Staatsblad van 9 juni 1994.
Koninklijk besluit van 11 december 1996, Belgisch Staatsblad van 14 december 1996.
Koninklijk besluit van 4 december 2000, Belgisch Staatsblad van 23 december 2000, 2e editie.
Koninklijk besluit van 22 oktober 1993, Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1993.
Koninklijk besluit van 1 september 1995, Belgisch Staatsblad van 5 oktober 1995 - err. 20 oktober 1995.
Koninklijk besluit van 15 mei 2003, Belgisch Staatsblad van 12 juni 2003.
Gecoördineerde wetten op de Raad van State, wet van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.