gepubliceerd op 19 oktober 2010
Koninklijk besluit houdende toekenning van subsidies voor personeelskosten, infrastructuur, materieel en uitrusting en coördinatie aan de gemeenten die een overeenkomst operationele prezone sluiten met de Staat
12 OKTOBER 2010. - Koninklijk besluit houdende toekenning van subsidies voor personeelskosten, infrastructuur, materieel en uitrusting en coördinatie aan de gemeenten die een overeenkomst operationele prezone sluiten met de Staat
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, artikel 2;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikel 221, tweede lid;
Gelet op de wet van 23 december 2009 houdende de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2010, artikel 2.13.2 programma 54/7, gewijzigd door de wet van 19 mei 2010;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 augustus 2010;
Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 1 september 2010;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het voorliggende ontwerp dringend moet van kracht worden aangezien de beschikbare federale middelen moeten vastgelegd worden tegen het eind van het begrotingsjaar. Er werd, gezien de val van de Regering, pas zekerheid verkregen over deze middelen bij de Ministerraad van 20 juli 2010.
De financiële toestand van de gemeenten is over het algemeen zeer slecht en zich beroepend op de hervormingen die de uitvoering van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid met zich zal meebrengen, laten de gemeenten na de noodzakelijke investeringen in de brandweer te doen. Deze situatie leidt tot een groeiend personeelstekort en een stagnatie in de samenwerking en coördinatie tussen de gemeenten van een toekomstige zone onderling. Om de gemeenten en de oprichting van de hulpverleningszones de nodige impulsen te geven, is het noodzakelijk dat het voorliggende ontwerp zo snel mogelijk van kracht wordt, zodat de beschikbare middelen tijdig beschikbaar zijn voor de gemeenten en de uitvoering van de overeenkomst OPZ efficiënt kan gepland worden.
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 48.720/2/V, gegeven op 15 september 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° hulpverleningszone : de hulpverleningszone bedoeld in het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones;2° overeenkomst operationele prezone, hierna genoemd overeenkomst : de overeenkomst die gesloten wordt tussen de Staat en de gemeenten die een brandweerdienst organiseren en gelegen zijn op het gebied van een hulpverleningszone zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones;3° OPZ : de groep van gemeenten die partij zijn in de overeenkomst;4° residentiële bevolking : de natuurlijke personen die zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een gemeente;5° actieve bevolking : de natuurlijke personen die een professionele activiteit uitoefent op het grondgebied van een gemeente;6° kadastraal inkomen : het gemiddeld normaal netto-inkomen van één jaar zoals vermeld in artikel 471 van het wetboek van de inkomstenbelasting van 10 april 1992;7° belastbaar inkomen : het belastbaar inkomen zoals bedoeld in artikel 6 van het wetboek van de inkomstenbelasting van 10 april 1992;8° recurrent risico : vaak voorkomend risico dat beperkte schade tot gevolg heeft, onderverdeeld in 5 categorieën : a) woningbrand;b) buitenbrand;c) ambulance-interventies;d) dringende interventies;e) niet-dringende interventies.9° punctueel risico : lokaliseerbaar en weinig voorkomend risico dat aanzienlijke schade tot gevolg heeft, onderverdeeld in 9 categorieën : a) kinderdagverblijven en scholen;b) vestigingen voor gezondheidszorg : ziekenhuizen, opvangcentra voor jongeren, rusthuizen, instellingen voor gezondheidszorg;c) industrieën : industriële bedrijven met meer dan 50 werknemers;d) Seveso 1-sites zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1991 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;e) Seveso 2-sites en kerncentrales : zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1991 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;f) andere risico's : plaatsen waar veel mensen bijeenkomen, inzonderheid stadions, theaters, bioscopen, stations, luchthavens; g) tunnels : spoorwegtunnels en verkeerstunnels met een lengte van meer dan 200 m.; h) leidingen : ondergrondse leidingen voor koolwaterstof;i) hoge gebouwen : woongebouwen die minstens 12 verdiepingen hoog zijn. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term « gemeente » ook een brandweerintercommunale bedoeld. Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden subsidies
Art. 2.§ 1. De gemeenten die een brandweerdienst organiseren en gelegen zijn binnen het grondgebied van een hulpverleningszone kunnen een overeenkomst sluiten met de Staat.
Het doel van deze overeenkomst is het verbeteren van de coördinatie binnen de OPZ, de toepassing van het principe van de snelste adequate hulp bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, het uitvoeren van een risicoanalyse voor de OPZ en een rationeel beheer van het materieel van de OPZ in functie van de risicoanalyse.
De doelstellingen bepaald in de overeenkomst moeten op het eind van de overeenkomst bereikt worden door de gemeenten van de OPZ. § 2. De gemeenten bedoeld in paragraaf 1 duiden één gemeente aan die hen vertegenwoordigt voor de ondertekening van de overeenkomst en in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst, hierbij inbegrepen het financieel beheer van de toegekende subsidies. § 3. De overeenkomst wordt gesloten voor de duur van ten hoogste 1 jaar en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
Art. 3.In het kader van de uitvoering van de overeenkomst kunnen, binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, subsidies toegekend worden als tegemoetkoming voor de volgende kosten : 1° personeelskosten van bijkomend operationeel personeel;2° personeelskosten voor personeelsleden die een opleiding aan de provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten volgen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de hulpdiensten, ten belope van 50 % van de wedde of vergoedingen waarop het operationeel personeel recht heeft tijdens het volgen van deze opleiding;3° personeelskosten voor harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden van het operationeel personeel binnen de OPZ;4° infrastructuurkosten voor renovatie of verbouwing van bestaande brandweerkazernes;5° de aankoopprijs van persoonlijke beschermingsmiddelen;6° de aankoopprijs van brandweermaterieel;7° kosten voor alle nodige initiatieven tot verbetering van de administratieve en operationele coördinatie en van de hulpverlening binnen de OPZ, zoals bepaald in de overeenkomst. Afdeling 3. - Maximumbedrag subsidies
Art. 4.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, wordt aan de OPZ een subsidie toegekend onder de vorm van een globale enveloppe. § 2. Het bedrag van de globale enveloppe per OPZ wordt berekend aan de hand van de volgende formule : D = (g1. P1) + (g2. P2) + (g3.P3) + (g4.P4) + (g5.P5) + (g6.P6) waarbij : D = het aandeel van de OPZ in de federale enveloppe P1 = de verhouding tussen de residentiële bevolking van de OPZ en de residentiële bevolking van alle OPZ;
P2 = de verhouding tussen de actieve bevolking van de OPZ en de actieve bevolking van alle OPZ;
P3 = de verhouding tussen het kadastraal inkomen van de OPZ en het kadastraal inkomen van alle OPZ;
P4 = de verhouding tussen het belastbaar inkomen van de OPZ en het belastbaar inkomen van alle OPZ;
P5 = de verhouding tussen de aanwezige risico's op het grondgebied van de OPZ en de aanwezige risico's op het grondgebied van alle OPZ;
P6= de verhouding tussen de oppervlakte van de OPZ en de oppervlakte van alle OPZ.
Art. 5.In de formule bedoeld in artikel 4, wordt het volgende gewicht toegekend aan de criteria : 1° Residentiële bevolking (g1) 70 % 2° Actieve bevolking (g2) 15 % 3° Kadastraal Inkomen (g3) -5 % 4° Belastbaar Inkomen (g4) -5 % 5° Risico's (g5) 10 % 6° Oppervlakte (g6) 15 % Art.6. De maximumenveloppe, uitgedrukt in een percentage van de beschikbare federale middelen, wordt, in toepassing van de bepalingen van de artikelen 4 en 5, per OPZ opgelijst in bijlage 1. Afdeling 4. - Uitbetalingsmodaliteiten
Art. 7.De subsidies worden betaald aan de gemeente die in de overeenkomst aangeduid wordt als vertegenwoordiger van de OPZ.
Art. 8.§ 1.De betaling van de subsidies gebeurt in twee schijven. § 2. De eerste schijf bedraagt 70 % van de maximumenveloppe van de OPZ en wordt uitbetaald 50 dagen na het sluiten van de overeenkomst. § 3. De tweede schijf bedraagt 30 % van de maximumenveloppe van de OPZ en kan worden toegekend na afloop van de overeenkomst en op voorwaarde dat : 1° de uitgaven goedgekeurd worden overeenkomstig de bepalingen van Afdeling 6;2° de doelstellingen bepaald in de overeenkomst bereikt werden. § 4. De betaling van de subsidie gebeurt via een trekkingsrecht van
100 %. Afdeling 5. - Evaluatie
Art. 9.De evaluatie inzake het behalen van de doelstellingen uit de overeenkomst gebeurt door de FOD Binnenlandse Zaken. Afdeling 6. - Financiële controle
Art. 10.De gemeente-vertegenwoordiger legt een gedetailleerde uitgavenraming voor voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.
De uitgaven worden ingedeeld in 3 categorieën : 1° personeelskosten;2° werkingskosten;3° investeringskosten.
Art. 11.§ 1. De gemeente-vertegenwoordiger dient voor elke categorie van uitgaven bedoeld in artikel 10, tweede lid, de verantwoordingsstukken en betalingsbewijzen in, ten laatste drie maanden na het verstrijken van de overeenkomst. § 2. De uitgaven die in aanmerking komen zijn enkel die uitgaven die gedaan werden in het begrotingsjaar waarover de overeenkomst liep. § 3. Onder verantwoordingsstukken bedoeld in paragraaf 1 wordt begrepen : de facturen die uitgaan van externe leveranciers, de bestelbons die van de gemeente-vertegenwoordiger uitgaan, gedetailleerde schuldvorderingen en interne facturen. Die volledige en leesbare documenten kunnen de originele exemplaren zijn, ofwel kopieën.
Aan de verantwoordingsstukken wordt een verklaring op erewoord van de gemeenteontvanger van de gemeente-vertegenwoordiger gevoegd waarin de gedetailleerde en volledige lijst van de ingezonden kopieën is opgenomen en waarin geattesteerd wordt dat zij met de originele documenten overeenstemmen. § 4. Onder betalingsbewijzen bedoeld in paragraaf 1 wordt begrepen : de kopieën van rekeninguittreksels of ieder door de begunstigde van een kwijting voorziene document of, bij gebreke daaraan, een verklaring op erewoord van de gemeenteontvanger waarin de gedetailleerde en volledige lijst van de gedane uitgaven is opgenomen en waarin verklaard wordt dat zij wel degelijk betaald werden. Kopieën van een betalingsopdracht of -bevel hebben geen enkele bewijswaarde.
Art. 12.§ 1. De kosten die niet verantwoord worden zoals bedoeld in artikel 11 geven geen aanleiding tot het ontvangen van een subsidie.
Het betreffende bedrag kan geheel of gedeeltelijk, op beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde, teruggevorderd worden. § 2. Ingeval van niet-naleving van een verplichting uit de overeenkomst, kan de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde, de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk schorsen, verminderen of terugvorderen.
Art. 13.Dit besluit krijgt uitwerking op 15 september 2010.
Art. 14.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 oktober 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM
Bijlage 1 MAXIMUMPERCENTAGE PER OPZ
Provincie
Operationele prezone
Maximumpercentage
Waals Brabant
Hulpverleningszone Waals-Brabant
3,51 %
Henegouwen
Henegouwen West
3,48 %
Henegouwen Oost
4,51 %
Henegouwen Centrum
5,57 %
Luik
Hulpverleningszone 1
0,72 %
Hulpverleningszone 2
5,03%
Hulpverleningszone 3
1,09%
Hulpverleningszone 4
2,25 %
Hulpverleningszone 5
0,75 %
Hulpverleningszone 6
1,13 %
Luxemburg
Hulpverleningszone Luxemburg
4,98 %
Namen
Hulpverleningszone Namen
6,34 %
Antwerpen
Hulpverleningszone 1
5,68 %
Hulpverleningszone 2
3,43 %
Hulpverleningszone 3
3,68 %
Hulpverleningszone 4
1,89 %
Hulpverleningszone 5
2,47 %
Limburg
Hulpverleningszone Noord
1,77 %
Hulpverleningszone Oost
2,93 %
Hulpverleningszone Zuidwest
3,69 %
Oost-Vlaanderen
Hulpverleningszone Centrum
5,06 %
Hulpverleningszone Meetjesland
1,22 %
Hulpverleningszone Oost
1,54 %
Hulpverleningszone Vlaamse Ardennen
1,58 %
Waasland
1,98 %
Zuid-Oost
2,43 %
Vlaams Brabant
Hulpverleningszone Oost
4,67%
Hulpverleningszone West
4,98%
West-Vlaanderen
Hulpverleningszone 1
4,22 %
Hulpverleningszone 2
2,13 %
Hulpverleningszone 3
2,82 %
Hulpverleningszone 4
2,48 %
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 12 oktober 2010 houdende toekenning van subsidies voor personeelskosten, infrastructuur, materieel en uitrusting en coördinatie aan de gemeenten die een overeenkomst operationele prezone sluiten met de Staat.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM