Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 oktober 2006
gepubliceerd op 26 oktober 2006

Koninklijk besluit tot bepaling van het directiebrevet dat vereist is voor de bevordering tot de graad van hoofdcommissaris van politie

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000611
pub.
26/10/2006
prom.
12/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/12/2006000611/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot bepaling van het directiebrevet dat vereist is voor de bevordering tot de graad van hoofdcommissaris van politie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, inzonderheid op artikel 32;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 26 november 2004;

Gelet op het protocol nr. 134 van 19 januari 2005 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 1 maart 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 28 september 2005;

Gelet op de adviezen van de Raad van State nr. 32.941/2 van 13 mei 2002, nr. 40.083/2 van 12 april 2006 en nr. 40.883/2/V van 8 augustus 2006;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de wet van 26 april 2002" : de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten;2° "HCP" : hoofdcommissaris van politie;3° "proeven tot meting van de potentialiteit en de vaardigheid inzake management" : het geheel van tests waarmee wordt nagegaan in hoeverre een kandidaat geschikt is om een ambt van hoger officier in de politiediensten uit te oefenen;4° "promotieopleiding HCP" : de promotieopleiding tot het behalen van het directiebrevet;5° "kandidaat" : de officier die deelneemt aan de procedure betreffende de toelating tot de promotieopleiding HCP;6° "cursist" : de officier toegelaten tot de promotieopleiding HCP;7° "stagiair" : de officier die, in het raam van de promotieopleiding HCP, stages uitvoert;8° "jury" : de in artikel 7 bedoelde jury;9° "algemene directie" : de algemene directie van het personeel, bedoeld in artikel 7, 4°, van het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie;10° "algemene inspectie" : de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;11° "directiebrevet" : het in artikel 32, 3°, van de wet van 26 april 2002 bedoelde directiebrevet.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het officierskader van het operationeel kader van de politiediensten.

HOODSTUK II. - De kandidaatstelling

Art. 3.De Minister van Binnenlandse Zaken draagt de algemene directie op om, in functie van de door hem goedgekeurde kaderbehoeften, de promotieopleiding HCP te organiseren.

Art. 4.Ten minste vier maanden vóór de organisatie van de promotieopleiding HCP doet de algemene directie een oproep tot kandidaatstelling voor de promotieopleiding HCP met vermelding van : 1° de uiterste datum van indiening van de kandidaatstellingen;2° de in artikel 5 bedoelde toelatingsvoorwaarden. De kandidaatstellingen moeten worden ingediend bij de algemene directie.

HOODSTUK III. - De toelatingsvoorwaarden

Art. 5.Om te worden toegelaten tot de promotieopleiding HCP moet de kandidaat : 1° ten minste zeven jaar anciënniteit in het officierskader hebben;2° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau A bij de federale Rijksbesturen, zoals opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, met uitzondering van de diploma's die werden behaald ingevolge een basisopleiding die werd verstrekt door een politieschool;3° door de jury geschikt zijn bevonden op grond van : a) het onderzoek van de professionele vaardigheden bedoeld in artikel 16;b) het in artikel 17 bedoeld advies over het potentieel van de kandidaat om de functie van hoofdcommissaris uit te oefenen;c) het selectie-interview bedoeld in artikel 23. De in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde voorwaarden, moeten vervuld zijn op de uiterste datum van indiening van de kandidaatstellingen. HOOFDSTUK IV. - De jury

Art. 6.De jury beslist over : 1° de toelating tot de promotieopleiding HCP;2° het al dan niet slagen voor de promotieopleiding HCP. De jury beslist bij meerderheid van stemmen. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 7.De jury is als volgt samengesteld : 1° de inspecteur-generaal van de algemene inspectie of één van de door hem aangewezen adjunct-inspecteurs-generaal, voorzitter;2° de directeur-generaal van de algemene directie of zijn door hem aangewezen plaatsvervanger;3° twee hoofdcommissarissen van de federale politie of hun plaatsvervangers aangewezen door de commissaris-generaal;4° drie hoofdcommissarissen van de lokale politie of hun plaatsvervangers, aangewezen door de vaste commissie van de lokale politie. De directeur-generaal van de algemene directie of zijn plaatsvervanger waakt er over dat het secretariaat van de jury wordt verzekerd.

Art. 8.De kandidaat die meent dat hij een grond tot wraking in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek kan inbrengen tegen een jurylid of die meent dat een jurylid hem onmogelijk onpartijdig kan beoordelen, moet dit jurylid wraken voordat de beslissing betreffende de toelating tot de promotieopleiding HCP wordt genomen, tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.

De wraking wordt op straffe van niet-ontvankelijkheid bij gemotiveerd verzoekschrift gevraagd aan de voorzitter van de jury of, wanneer de voorzitter van de jury wordt gewraakt, aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

Nadat het wrakende personeelslid en het gewraakte lid van de jury hun standpunt hebben uiteengezet, beslist de voorzitter van de jury of, in voorkomend geval, de Minister van Binnenlandse Zaken. Hij stelt de leden van de jury en het wrakende personeelslid in kennis van de beslissing. In voorkomend geval wijst hij de plaatsvervanger aan. HOOFDSTUK V. - De selectieprocedure voor de toelating tot de promotieopleiding HCP Afdeling 1 - Algemene bepalingen

Art. 9.De algemene directie gaat na of de kandidaat voldoet aan de in artikel 5, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde toelatingsvoorwaarden.

Art. 10.Aan de kandidaten die niet voldoen aan de in artikel 9 bedoelde voorwaarden, deelt de algemene directie schriftelijk de redenen van niet-ontvankelijkheid van hun kandidaatstelling mee.

Art. 11.Indien het aantal kandidaten die aan de in artikel 9 bedoelde voorwaarden voldoen, meer bedraagt dan twee en een halve keer de overeenkomstig artikel 3 per taalrol bepaalde behoeften, draagt de algemene directie de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de algemene directie op om een selectieproef onder de vorm van een vergelijkend examen te organiseren.

De in het eerste lid bedoelde selectieproef bestaat uit een examen dat de algemene beroepskennis toetst, waarbij de te kennen leerstof voorafgaand aan de kandidaten wordt meegedeeld.

Art. 12.Is laureaat van de in artikel 11 bedoelde selectieproef, degene wiens resultaten zich boven het gemiddelde van de referentiepopulatie of minder dan één standaardafwijking onder dat gemiddelde bevinden.

De kandidaten worden gerangschikt in volgorde van de behaalde resultaten. Indien hun resultaten gelijkwaardig zijn, worden de kandidaten overeenkomstig de artikelen II.I.7 en II.I.8 RPPol gerangschikt.

Art. 13.De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de algemene directie bezorgt de resultaten van de in artikel 11 bedoelde selectieproef aan de algemene directie.

Art. 14.De algemene directie stelt vervolgens de rangschikking op.

Zij licht de kandidaten en de voorzitter van de jury daarover in.

Art. 15.De jury gaat na, in dalende orde van rangschikking en tot wanneer aan de in artikel 3 bedoelde behoeften is voldaan, of de kandidaten geschikt zijn op basis van de gegevens bedoeld in artikel 5, eerste lid, 3°.

De algemene directie bezorgt haar daartoe van ambtswege of op haar vraag de nodige kandidaatstellingen. Afdeling 2. - De professionele vaardigheden

Art. 16.Het onderzoek van de professionele vaardigheden steunt op : 1° het persoonlijk dossier van de kandidaat;2° zijn loopbaanverloop. Afdeling 3. - De proeven tot meting van de potentialiteit en de

vaardigheid inzake management

Art. 17.Een commissie verstrekt, na de deelname van de kandidaat aan de in artikel 19 bedoelde tests, de jury een advies over het potentieel van de kandidaat om de functie van hoofdcommissaris uit te oefenen.

Onverminderd de verantwoordelijkheden en opdrachten die de minister van Binnenlandse Zaken, gezamenlijk met de minister van Ambtenarenzaken, aan het selectiebureau van de federale overheid (SELOR) toebedeelt, wordt de in het eerste lid bedoelde commissie als volgt samengesteld : 1° de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de algemene directie of zijn door hem aangewezen plaatsvervanger, voorzitter;2° ten minste twee bijzitters.

Art. 18.De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de algemene directie wijst de bijzitters aan onder de leden van het operationeel kader van de politiediensten die bekleed zijn met de graad van hoofdcommissaris van politie en die de opleiding van bijzitter hebben gevolgd. Hij wijst een gelijk aantal bijzitters van de federale en de lokale politie aan.

Art. 19.De commissie verstrekt haar advies aan de hand van de beoordeling van de proeven tot meting van de potentialiteit en de vaardigheid inzake management. Die testen omvatten : 1° een persoonlijkheidsvragenlijst;2° simulatieoefeningen;3° een interview. De in het eerste lid bedoelde beoordeling wordt opgenomen in een gemotiveerd verslag.

Art. 20.De directie van de rekrutering en van de selectie van de algemene directie staat in voor de organisatie van de proeven tot meting van de potentialiteit en de vaardigheid inzake management.

Art. 21.De voorzitter van de commissie bezorgt het advies aan de voorzitter van de jury.

Art. 22.De kandidaat die overeenkomstig artikel 25, tweede lid, bij een vorige selectie geschikt is bevonden of die overeenkomstig artikel 27, tweede lid, een gunstige vermelding heeft gekregen, is definitief vrijgesteld van de proeven tot meting van de potentialiteit en de vaardigheid inzake management. Afdeling 4. - Het interview

Art. 23.De jury nodigt de kandidaat uit voor een interview waarbij ze beoordeelt of de kandidaat beantwoordt aan het profiel vereist voor de uitoefening van de functie van hoofdcommissaris van politie. Zij roept de kandidaat op om voor haar te verschijnen op de dag en de plaats die zij bepaalt.

Art. 24.Behoudens overmacht wordt de kandidaat bij afwezigheid op het interview ambtshalve uitgesloten van de selectie. De jury vermeldt de afwezigheid in een proces-verbaal dat in tweevoud wordt opgemaakt en waarvan één exemplaar ter kennis wordt gebracht aan de kandidaat hetzij per aangetekende brief, hetzij tegen ontvangstbewijs.

HOODSTUK VI. - De toelating tot de promotieopleiding HCP

Art. 25.De stemming van de jury over de toelating tot de promotieopleiding HCP is geheim.

De stemming resulteert in een beslissing met de vermelding « geschikt » of « ongeschikt ». De vermelding « ongeschikt » betekent dat de kandidaat door de jury niet wordt toegelaten tot de promotieopleiding HCP.

Art. 26.De voorzitter van de jury brengt de kandidaat en, naar gelang van het geval, de korpschef of de commissaris-generaal onverwijld en schriftelijk op de hoogte van de beslissing van de jury.

Art. 27.Voor de toepassing van artikel 22 beslist de jury over het resultaat van de proeven tot meting van de potentialiteit en de vaardigheid inzake management bij meerderheid van stemmen.

De in het eerste lid bedoelde stemming resulteert in een beslissing met de vermelding « gunstig » of « ongunstig ». HOOFDSTUK VII. - De promotieopleiding HCP Afdeling 1 - Algemene bepaling

Art. 28.Tijdens de volledige duur van de promotieopleiding HCP wordt de cursist vrijgesteld van de verplichting tot het volgen van de voortgezette baremische opleiding. Afdeling 2 - Het opleidingsprogramma

Art. 29.De promotieopleiding HCP is een opleiding gespreid over maximum twee academiejaren en omvat lessen aan de in artikel IV.II.27 RPPol bedoelde nationale school voor officieren met een totale duur van ten minste 150 uur die betrekking hebben op de volgende domeinen : 1° luik I : Leiding en beheer : de rol van de leider, integratie in de interne en externe politionele omgeving, de ontwikkeling van de strategie : minimum 75 uur;2° luik II : Leiding en coördinatie van politieoperaties inzake gerechtelijke politie en bestuurlijke politie : minimum 75 uur. De vaste commissie van de lokale politie geeft een voorafgaand advies over de inhoud van de in het eerste lid, 1° en 2° bedoelde luiken van de opleiding.

Art. 30.De opleiding omvat eveneens drie stages met elk een minimumduur van 100 uren, respectievelijk in de federale politie, de lokale politie en in privé-ondernemingen en/of overheidsinstellingen.

Art. 31.De jury bepaalt de organisatieprincipes van de stages.

Art. 32.Voor elk van de drie stages stelt de stagiair een activiteitenverslag op volgens het model gevoegd als bijlage 1.

Art. 33.Voor elk van de drie stages maakt de stagiair het voorwerp uit van een evaluatie door een stagemeester die daartoe wordt aangewezen in de stageplaats. Hiertoe stelt de stagemeester een stageverslag op volgens het model gevoegd als bijlage 2 en bezorgt het vervolgens aan de nationale school voor officieren.

Art. 34.De directeur van de nationale school voor officieren is verantwoordelijk voor de organisatie van de promotieopleiding HCP. Afdeling 3 - Regels betreffende de examens en het slagen

Onderafdeling 1. - De examens

Art. 35.De cursisten leggen op het einde van de promotieopleiding HCP een examen af voor de jury. Dat examen omvat : 1° een geïntegreerde schriftelijke proef met betrekking tot de in artikel 29, eerste lid, 1° en 2° bedoelde luiken van de opleiding;2° een mondelinge proef bestaande uit : a) de verdediging van de in 1° bedoelde geïntegreerde schriftelijke proef;b) bijkomende vragen betreffende de materie opgenomen in het opleidingsprogramma, de activiteiten- en stageverslagen evenals, eventueel, het verloop van de stage.

Art. 36.De jury bepaalt de tijd waarover alle cursisten beschikken voor het afleggen van de in artikel 35, 1° en 2°, bedoelde schriftelijke en mondelinge proef. Zij beslist of de cursisten documentatie mogen raadplegen en onder welke voorwaarden.

Art. 37.De nationale school voor officieren bereidt de vragen van de schriftelijke proef voor en legt ze voor aan de jury.

De jury bekrachtigt de voorgestelde vragen.

De nationale school voor officieren staat in voor de verbetering van de schriftelijke proef.

Art. 38.Behoudens overmacht wordt de cursist die niet deelneemt aan het examen geacht niet te zijn geslaagd.

Indien de reden geldig wordt geacht, wordt het examen ambtshalve uitgesteld. De cursist wordt hiervan onverwijld op de hoogte gebracht.

Onderafdeling 2. - Het slagen

Art. 39.Na deliberatie beslist de jury over het al dan niet geslaagd zijn voor de promotieopleiding HCP. Voor de beslissing over het al dan niet geslaagd zijn, baseert de jury zich op een globale evaluatie van de schriftelijke en mondelinge proef alsmede op de activiteiten- en stageverslagen.

Art. 40.De voorzitter van de jury brengt ten hoogste 14 kalenderdagen na de deliberatie de deelnemers schriftelijk op de hoogte van hun resultaat.

Art. 41.De algemene inspectie kent het directiebrevet toe aan de geslaagde kandidaten. HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 42.In afwijking van artikel 5, eerste lid, 2°, zijn de kandidaten die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, benoemd zijn in de graad van commissaris van politie en die geen houder zijn van het in artikel 5, eerste lid, 2°, bedoelde diploma, vrijgesteld van die toelatingsvoorwaarde op voorwaarde dat zij laureaat zijn van een aanvullende toelatingsproef aan de selectieprocedure bedoeld in de artikelen 9 en volgende.

De in het eerste lid bedoelde aanvullende toelatingsproef wordt door de directie van de rekrutering en van de selectie van de algemene directie georganiseerd en beoogt de analytische, conceptuele en synthesevaardigheden van de kandidaten te beoordelen. De kandidaten die ten minste 50 % voor die proef hebben behaald, worden toegelaten tot de selectieprocedure bedoeld in de artikelen 9 en volgende.

De kandidaat die bij een aanvullende toelatingsproef ten minste 50 % heeft behaald, is definitief vrijgesteld van die proef.

Art. 43.Voor de personeelsleden die toegelaten zijn tot de promotieopleiding HCP binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, omvat de opleiding, in afwijking van artikel 30, slechts één stage, namelijk de stage in privé-ondernemingen en/of overheidsinstellingen.

Art. 44.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 31 maart 2005.

Art. 45.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 oktober 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Bijlage 1 bij Ons besluit van 12 oktober 2006 Model van het activiteitenverslag van de stagiair Deel 1 - Algemene context van de stage 1. Identiteit van de stagiair : .. . . . 2. Gegevens betreffende de organisatie waar de stage plaatsvindt : a) Naam : .. . . . b) Adres : .. . . . c) Identiteit van de stagemeester, zijn functie en zijn beroepscoördinaten : .. . . . d) Activiteitsdomein : .. . . . e) Aantal personeelsleden en organogram : .. . . . f) Omzet/jaarlijkse begroting : .. . . . g) Voornaamste klanten : .. . . . h) Voornaamste leveranciers : .. . . . 3. Andere nuttige informatie : .. . . .

Deel 2 - Kritische analyse van het verloop van de stage 1. Analyse Het gaat om het identificeren van praktijken, procedures, (formele of informele) systemen, zoals het proces van toewijzing van taken of het beheer van de interne communicatie, en de toetsing ervan aan de beroepservaring en het academische onderwijs van de nationale school voor officieren verstrekt in het raam van de promotieopleiding HCP.2. Voorstel tot oplossing Op basis van de analyse, betreft het de voorstellen van prioritaire concrete actie(s) om de werking van de organisatie waar de stage wordt gelopen, te verbeteren. Datum en handtekening van de stagiair : . . . . .

Datum en handtekening van de stagemeester : . . . . .

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 oktober 2006 tot bepaling van het directiebrevet dat vereist is voor de bevordering tot de graad van hoofdcommissaris van politie.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Bijlage 2 bij Ons besluit van 12 oktober 2006 Model van het stageverslag van de stagemeester Deel 1 - Algemene context van de stage 1. Identiteit van de stagiair : .. . . . 2. Gegevens betreffende de organisatie waar de stage plaatsvindt : a) Naam : .. . . . b) Adres : .. . . . c) Identiteit van de stagemeester, zijn functie en zijn beroepscoördinaten : .. . . . d) Activiteitsdomein : .. . . . e) Aantal personeelsleden en organogram : .. . . . f) Omzet/jaarlijkse begroting : .. . . . g) Voornaamste klanten : .. . . . h) Voornaamste leveranciers : .. . . . 3. Andere nuttige informatie : .. . . .

Deel 2 - Evaluatie * 1. De persoonlijkheidskenmerken 1.eerlijkheid - integriteit 2. discretie 3.objectiviteit - onpartijdigheid - oordeel - open geest 4. meningsvorming en -uiting - assertiviteit - karaktervastheid 5.bekwaamheid tot het bevorderen van een positieve werksfeer 6. klantgerichtheid 7.zin voor maat - doordracht en gematigd gebruik van het toevertrouwde gezag 8. zelfbeheersing - koelbloedigheid - stressbeheer 9.orde - methode - stiptheid - respect voor de termijnen 10. correcte uitvoering van de richtlijnen 11.opvoeding - beleefdheid - handigheid om met mensen om te gaan - tact 12. voorkomen 2.Professionele bekwaamheden 13. professionele kennis 14.technisch kunnen 15. fysieke inzetbaarheid 16.schriftelijke manier van uitdrukken : duidelijkheid - juistheid - synthesegeest 17. mondelinge manier van uitdrukken : duidelijkheid - juistheid 3.Prestaties 18. verantwoordelijkheidszin 19.beschikbaarheid voor de dienst 20. hoeveelheid nutig gepresteerd werk - energie- en activiteitsniveau 21.kwaliteit van de geleverde dienst - professioneel bewustzijn 22. initiatief - creativiteit 23.autonomie 4. Managementvaardigheden 24.organisatiezin 25. ruimheid van blik - visie 26.bekwaamheid om te leiden en te controleren 27. bekwaamheid om de werking van de dienst te verbeteren 28.wijze van rekenschap geven - openheid 29. bekwaamheid om zijn medewerkers te motiveren 30.bekwaamheid om te delegeren 31. opleidingscapaciteit en de bekwaamheid om zijn kennis over te dragen 32.bekwaamheid om met zijn medewekers doelstellingen vast te leggen 33. pertinentie in de evaluatie van zijn medewerkers 5.Potentieel 34. wil tot verbeteren - volharding 35.bereidheid tot veranderen - aanpassingsvermogen 36. vooruitgangspotentieel 37.mogelijkheid om meer complexe taken op zich te nemen 6. Eventueel commentaar betreffende het activiteitenverslag van de stagiair en het verloop van de stage Datum en handtekening van de stagiair : Datum en handtekening van de stagemeester : Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 oktober 2006 tot bepaling van het directiebrevet dat vereist is voor de bevordering tot de graad van hoofdcommissaris van politie. ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL _______ Nota * Criteria kunnen niet beoordeeld worden of zijn niet vatbaar voor evaluatie.

^