Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 mei 2022
gepubliceerd op 08 juni 2022

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2022203101
pub.
08/06/2022
prom.
12/05/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 MEI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel om de reglementering van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen aan te passen rekening houdend met de hervorming van het verenigingswerk die op 1 januari 2022 in werking is getreden.

In het licht van het advies nr. 71.166/2 van 28 maart 2022 van de Raad van State en gelet op de gemaakte opmerkingen, wordt hierna enige toelichting gegeven.

Na de vernietiging van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie door het Grondwettelijk Hof (arrest nr. 53/2020 van 23 april 2020), heeft de wet van 24 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/12/2020 pub. 31/12/2020 numac 2020205617 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende het verenigingswerk sluiten betreffende het verenigingswerk de uitoefening van het verenigingswerk in 2021 geregeld (tijdelijke regeling voor één jaar voor welbepaalde activiteiten in de socioculturele sector en de sportsector). Deze tijdelijke regeling bepaalde dat als de activiteit in het kader van het verenigingswerk een loutere voortzetting was van de uitvoering van een aflopende overeenkomst inzake verenigingswerk die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief werd uitgevoerd en als de adviserend arts vaststelde dat deze activiteit verenigbaar was met de algemene gezondheidstoestand van de betrokkene, het verrichten van deze activiteit niet als een "beroepsbezigheid" werd beschouwd voor de toepassing van artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten. De arbeidsongeschikt erkende zelfstandige diende dus niet de toelating van de adviserend arts te hebben (en bijgevolg de voorwaarden van artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 te vervullen) om een dergelijk verenigingswerk tijdens de arbeidsongeschiktheid uit te oefenen. Als de activiteit in het kader van het verenigingswerk echter niet een loutere voortzetting was van de uitvoering van een aflopende overeenkomst inzake verenigingswerk die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief werd uitgevoerd, moest de activiteit daarentegen wel worden beschouwd als een "beroepsbezigheid" in de zin van artikel 19 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 en diende dus steeds de toelating aan de adviserend arts te worden gevraagd om dat verenigingswerk tijdens de arbeidsongeschiktheid te verrichten.

Met ingang van 1 januari 2022 is het verenigingswerk hervormd en geregeld in het kader van het al bestaande artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (hierna het "RSZ-besluit" van 28 november 1969 genaamd). Gelet op deze hervorming wordt ook voorzien dat voor de uitoefening van een activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het "RSZ-besluit" van 28 november 1969 tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid steeds de toelating aan de adviserend arts moet worden gevraagd en dit ongeacht het gaat om de voortzetting van een dergelijke activiteit op grond van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, dan wel om de uitvoering van deze activiteit op basis van een nieuwe overeenkomst die tijdens de arbeidsongeschiktheid is gesloten.

Dit koninklijk besluit voorziet via een wijziging van artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 wel dat wanneer de gerechtigde die, tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid, een activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders heeft verricht in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, over een termijn van één maand te rekenen vanaf de aangifte van de arbeidsongeschiktheid beschikt om een aanvraag tot toelating in te dienen.

Deze regeling wijkt af van de algemene regel die bepaalt dat de zelfstandige voorafgaandelijk de werkhervatting een aanvraag tot toelating moet indienen bij de adviserend arts van zijn verzekeringsinstelling en vóór de betrokken werkhervatting over deze toelating moet beschikken.In samenhang met de wijziging van artikel 19 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 via artikel 1 van onderhavig besluit is dit onderscheid gerechtvaardigd.

Zo is namelijk bepaald dat een activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het "RSZ-besluit" van 28 november 1969 verricht op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid, niet wordt beschouwd als een "beroepsbezigheid", voor zover deze activiteit een loutere voortzetting is van de uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd. Vermits voor een (verdere) uitoefening van deze activiteit op grond van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, vanaf de tweede dag van de arbeidsongeschiktheid wel degelijk de toelating van de adviserend arts noodzakelijk is, wordt via deze specifieke termijn om de werkhervatting mee te delen en de toelating te vragen in het bijzonder vermeden dat de betrokken verzekerde voor deze specifieke tewerkstelling met een beperkt volume en enkele bijzondere karakteristieken op arbeidsrechtelijk en sociaalzekerheidsrechtelijk vlak de toelating aan de adviserend arts al zou moeten vragen op een ogenblik dat hij de arbeidsongeschiktheid bij de adviserend arts nog niet heeft aangegeven en/of dat er nog geen beslissing omtrent de erkenning van de staat van arbeidsongeschiktheid is. In dit kader kan in het bijzonder worden verwezen naar zelfstandigen die pas bij het verstrijken van de carenztijd (de periode van arbeidsongeschiktheid is slecht vergoedbaar voor zover ze minstens acht dagen duurt) aangeven.

Na de aangifte van de arbeidsongeschiktheid dient de zelfstandige binnen een termijn van één maand het nodige te doen opdat de adviserend arts een beslissing over deze werkhervatting tijdens de arbeidsongeschiktheid kan nemen.

Wat de retroactieve uitwerking van het koninklijk besluit betreft, dient het volgende te worden opgemerkt: - artikel 3, 1° heeft uitwerking met ingang van 29 oktober 2021 vermits het koninklijk besluit van 28 oktober 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/10/2021 pub. 29/10/2021 numac 2021042995 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken sluiten houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken op deze datum in werking is getreden.

Om de rechten van de arbeidsongeschikte gerechtigden te kunnen blijven waarborgen inzake de neutralisatie van de financiële vergoedingen die door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten worden toegekend voor de economische of sociale gevolgen die worden ondervonden naar aanleiding van de toepassing van het voormelde koninklijk besluit van 28 oktober 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/10/2021 pub. 29/10/2021 numac 2021042995 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken sluiten (het betreft een voortzetting van de regeling van toepassing op dergelijke vergoedingen toegekend ingevolge de toepassing van het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en elk ander later ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken), past het om de voormelde bepalingen van onderhavig besluit ook op 29 oktober 2021 in werking te laten treden. - de overige bepalingen van dit koninklijk besluit hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2022. Deze weerhouden datum vloeit voort uit de hervorming van het verenigingswerk die ook op 1 januari 2022 in werking is getreden zodat een coherent reglementair kader wordt gewaarborgd.

In deze context dient te worden verwezen naar (i) het koninklijk besluit van 23 december 2021 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en (ii) de wet van 17 maart 2022 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders die beide ook 1 januari 2022 als datum van inwerkingtreding hebben.

Voor het overige is het koninklijk besluit aangepast rekening houdend met de opmerkingen van de Raad van State geformuleerd in zijn advies nr. 71.166/2 van 28 maart 2022.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 71.166/2, van 28 maart 2022, over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten' Op 9 maart 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 28 maart 2022. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Patrick RONVAUX en Christine HOREVOETS, staatsraden, Christian BEHRENDT en Marianne DONY, assessoren, en Béatrice DRAPIER, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Xavier DELGRANGE, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 28 maart 2022.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten 'op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP Artikel 1 In de nota van 15 december 2021 van het beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen die terug te vinden is in het dossier, wordt het volgende gesteld: "Het Grondwettelijk Hof heeft in het arrest nr. 53/2020 van 23 april 2020 de regels op het bijklussen (vgl. de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie) vernietigd. Hierdoor is het sinds 1 januari 2021 niet meer mogelijk om volgens de regels van de voormelde wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten activiteiten te verrichten voor verenigingen of diensten van burger aan burger.

De wet van 24 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/12/2020 pub. 31/12/2020 numac 2020205617 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende het verenigingswerk sluiten betreffende het verenigingswerk regelt de uitoefening van het verenigingswerk in 2021. Het betreft een tijdelijke oplossing voor één jaar. Zij is op 1 januari 2021 in werking getreden en treedt buiten werking op 31 december 2021".

Gelet op hetgeen voorafgaat en indien dat inderdaad de bedoeling van de steller van het ontwerp is, dient er geen nieuw lid ingevoegd te worden tussen het tweede en het derde lid van artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971, maar moet het huidige derde lid vervangen worden door het ontworpen lid [1].

Artikel 2 Artikel 2 strekt ertoe in artikel 23bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 een nieuw lid in te voegen tussen het tweede en het derde lid waarin bepaald wordt dat de gerechtigde die, tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid, verenigingswerk heeft verricht in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, over een termijn van één maand beschikt te rekenen vanaf de aangifte van de arbeidsongeschiktheid om bij de adviserend arts een aanvraag tot toestemming in te dienen om die activiteit tijdens de ongeschiktheid uit te oefenen.

De ontworpen tekst voert aldus een verschil in behandeling in ten opzichte van de andere gerechtigden die toestemming willen krijgen om een beroepsactiviteit uit te oefenen tijdens de ongeschiktheid, aangezien ze krachtens de eerste twee leden van het huidige artikel 23bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 hun aanvraag tot toestemming "voorafgaandelijk" aan de werkhervatting moeten indienen bij de adviserend arts van hun verzekeringsinstelling.

De steller van het ontwerp moet dat verschil in behandeling kunnen verantwoorden.

Artikel 4 Het ontworpen besluit moet met terugwerkende kracht uitwerking hebben.

Er wordt bepaald dat het terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2022, met uitzondering van artikel 3, 1°, waarvoor bepaald wordt dat het terugwerkende kracht heeft tot 29 oktober 2021.

Bestuurshandelingen hebben krachtens een algemeen rechtsbeginsel in de regel geen terugwerkende kracht. Terugwerkende kracht kan evenwel gerechtvaardigd zijn indien de wet die toestaat. Indien ze niet bij de wet wordt toegestaan, is ze alleen aanvaardbaar bij wijze van uitzondering, inzonderheid wanneer ze nodig is voor de continuïteit van de openbare dienst of voor de regularisatie van een feitelijke of rechtstoestand en voor zover de vereisten inzake rechtszekerheid vervuld zijn en de individuele rechten geëerbiedigd worden.

In casu moet de steller van de tekst er zich van vergewissen dat de terugwerkende kracht wel degelijk gerechtvaardigd is op basis van de aldus in herinnering gebrachte beginselen.

De griffier, Béatrice DRAPIER De voorzitter, Pierre VANDERNOOT

12 MEI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wetten van 22 augustus 2002, 29 maart 2012 en 7 mei 2019;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 17 december 2021;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 januari 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 4 februari 2022;

Gelet op het advies nr. 71.166/2 van de Raad van State, gegeven op 28 maart 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/12/2020 pub. 31/12/2020 numac 2020205617 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende het verenigingswerk sluiten, wordt het derde lid vervangen als volgt: "Een activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders verricht op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid, wordt niet beschouwd als een beroepsbezigheid, voor zover deze activiteit een loutere voortzetting is van de uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd.".

Art. 2.In artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018, wordt tussen het tweede en het derde lid, een lid ingevoegd, luidende: "In afwijking van de vorige leden, beschikt de gerechtigde die, tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid, een activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders heeft verricht in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, over een termijn van één maand te rekenen vanaf de aangifte van de arbeidsongeschiktheid om een aanvraag tot toelating in te dienen. De adviserend arts moet zijn beslissing uiterlijk de dertigste werkdag te rekenen vanaf de aanvraag tot toelating nemen. De gerechtigde aan wie een beslissing tot weigering van de toekenning van de toelating om deze activiteit te hervatten ter kennis wordt gebracht wegens de niet verenigbaarheid van deze activiteit met zijn algemene gezondheidstoestand of een beslissing ter kennis wordt gebracht die een einde aan de staat van arbeidsongeschiktheid stelt omdat hij niet beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 19 of 20, geniet tijdens de periode die de ingangsdatum van deze beslissing voorafgaat, uitkeringen berekend overeenkomstig artikel 28bis.".

Art. 3.In artikel 28bis, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 november 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2020 pub. 09/12/2020 numac 2020205169 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en elk ander later ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken" vervangen door de woorden "het koninklijk besluit van 28 oktober 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/10/2021 pub. 29/10/2021 numac 2021042995 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken sluiten houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken en elk ander later koninklijk besluit houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken"; 2° het wordt aangevuld met een lid, luidende: "Voor de toepassing van dit artikel wordt de activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders beschouwd als een onbezoldigde activiteit van niet professionele aard.".

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van artikel 3, 1° dat uitwerking heeft met ingang van 29 oktober 2021.

Art. 5.De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 mei 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL _______ Nota [1] Die opmerking sluit aan bij de vervanging van het derde lid van artikel 100, § 1, van de wet 'betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen', gecoördineerd op 14 juli 1994, bij artikel 12 van de wet 'tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders', aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 10 maart 2022 (artikel 12 van de wet, Parl.St. Kamer 2021-22, nr. 55-2492/003, p. 7 en 8, en 55-2492/004).

^