Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 november 2020
gepubliceerd op 09 december 2020

Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2020205169
pub.
09/12/2020
prom.
22/11/2020
ELI
eli/besluit/2020/11/22/2020205169/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit waarvan ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel artikel 28bis van het koninklijk besluit 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten te wijzigen opdat, in het kader van de cumulatieregel die van toepassing is wanneer de zelfstandige die arbeidsongeschikt werd erkend een activiteit met de toelating van de adviserend arts uitoefent, elke uitkering, elk voordeel of elke rente die/dat wordt toegekend wegens het derven van de beroepsinkomsten van deze toegelaten activiteit in aanmerking moet worden genomen, behalve - de financiële (aanvullende) voordelen toegekend door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten om het hoofd te bieden aan de economische of sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie (behalve wanneer de betrokken persoon reeds recht had op een dergelijke vergoeding vóór de COVID-19-pandemie); - de aanvullende crisisuitkering toegekend aan sommige arbeidsongeschikt erkende zelfstandigen en meewerkende echtgenoten die de toegelaten activiteit moeten onderbreken.

Dit besluit werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State in zijn advies 68.043/2 van 12 oktober 2020.

De Raad van State heeft evenwel de wens geuit bepaalde verduidelijkingen in een Verslag aan U op te nemen.

Bijgevolg worden deze verduidelijkingen hieronder vermeld.

De maatregelen van het besluit zijn niet expliciet in de tijd beperkt.

Een expliciete tijdsbeperking voor deze maatregelen blijkt niet wenselijk omdat deze zou kunnen leiden tot een onderscheiden behandeling tussen de verschillende arbeidsongeschikt erkende sociaal verzekerden op basis van het precieze tijdstip waarop de financiële tegemoetkoming naar aanleiding van de COVID-19-pandemie wordt toegekend. Door echter uitdrukkelijk in het koninklijk besluit te bepalen dat er een verband moet zijn met de COVID-19-pandemie (met de aanvullende precisering dat deze bepaling enkel van toepassing is indien de regeling op grond waarvan de financiële vergoeding wordt toegekend, uitdrukkelijk bepaalt dat deze vergoeding wordt toegekend om de rechtstreekse of onrechtstreekse economische of sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie het hoofd te bieden), is er onrechtstreeks een beperking in de tijd: zodra de regeling met betrekking tot de financiële tegemoetkoming niet langer uitwerking heeft, zal de vastgestelde neutralisatie zonder voorwerp worden.

De Raad van State wees vervolgens erop dat in de ontwerptekst niet op een algemene wijze rekening werd gehouden met de financiële vergoedingen toegekend door de federale Staat in het kader van de COVID-19-pandemie. Wat de financiële tegemoetkomingen van de federale Staat betreft (die in principe socialezekerheids- of socialebijstandsuitkeringen zijn en als een in aanmerking te nemen rente, tegemoetkoming of uitkering kunnen worden beschouwd), geldt het uitgangspunt dat zij steeds in aanmerking moeten worden genomen, tenzij uitdrukkelijk wordt bepaald dat een neutralisatie van toepassing is. Er wordt dus in principe rekening gehouden met de socialezekerheidsprestaties waarin specifiek wordt voorzien in het kader van de COVID-19-crisis (zoals bijvoorbeeld de tijdelijke werkloosheiduitkering wegens overmacht "COVID-19"). De regels vervat in artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 hebben immers betrekking op de precieze vaststelling van het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering die zelf een socialezekerheidsprestatie is. De voorziene neutralisatie heeft betrekking op de aanvulling (de aanvullende crisisuitkering) die wordt toegekend bovenop de 'basisprestatie': het niet voorzien van een neutralisatie kan ertoe leiden dat het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering lager wordt en de toegekende aanvulling dus volledig of gedeeltelijk haar uitwerking verliest.

Wat het toepassingsgebied van de betrokken maatregelen betreft, spreekt het voor zich dat de verwijzingen naar de financiële vergoedingen die door 'de gemeenschappen' of overeenkomstig een ' [...] gemeenschapsregelgeving' worden toegekend, ook betrekking hebben op de financiële vergoedingen die de Brusselse gemeenschapscommissies zouden hebben toegekend, gelet op het voorwerp van de voorgestelde regels.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Sociale Zaken, Fr. VANDENBROUCKE De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 68.043/2 van 12 oktober 2020 over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten' Op 17 september 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 12 oktober 2020. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Patrick RONVAUX en Christine HOREVOETS, staatsraden, Christian BEHRENDT en Marianne DONY, assessoren, en Esther CONTI, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Yves CHAUFFOUREAUX, eerste auditeur en Aurore PERCY, adjunct auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 12 oktober 2020.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten 'op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Het ontwerp van koninklijk besluit strekt tot wijziging van artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 'houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten'.Dat artikel voorziet, in bepaalde omstandigheden, in de vermindering of de schorsing van de uitkeringen wanneer de als arbeidsongeschikt erkende zelfstandige met toelating van de adviserende arts een beroepsbezigheid uitoefent en het bedrag van de beroepsinkomsten uit de toegelaten bezigheid een bepaalde drempel overschrijdt.

Het ontworpen besluit bepaalt dat: - "in dit kader (...) er eveneens rekening [wordt] gehouden met elke uitkering, vergoeding of rente die wegens het derven van dat inkomen wordt verleend;" (1) - de "financiële vergoedingen die door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten worden toegekend voor de economische gevolgen die worden ondervonden naar aanleiding van de toepassing van het ministerieel besluit van 13 maart 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/03/2020 pub. 13/03/2020 numac 2020030303 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken type ministerieel besluit prom. 13/03/2020 pub. 13/03/2020 numac 2020030302 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19 sluiten en elk ander later ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, of die overeenkomstig andere gewestelijke, gemeenschaps-, provinciale of gemeentelijke regelgeving worden toegekend voor de economische gevolgen die worden ondervonden naar aanleiding van de COVID-19-pandemie", voor de berekening van het bedrag van de beroepsinkomsten uit die beroepsbezigheid vrijgesteld zijn van die assimilatie; (2) - de aanvullende crisisuitkering, toegekend krachtens het koninklijk besluit van 15 september 2020 'houdende toekenning, ingevolge de COVID-19 pandemie, van een aanvullende crisisuitkering aan sommige arbeidsongeschikt erkende zelfstandigen en meewerkende echtgenoten' eveneens vrijgesteld is van die assimilatie. (3) 2. In advies 67.969/2 van 30 september 2020 heeft de afdeling Wetgeving zich gebogen over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 sluiten tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994' dat, in het kader van de verplichte verzekering die van toepassing is op de loontrekkende werknemers, voorziet in de vrijstelling van dezelfde financiële vergoedingen voor het bepalen van de hoedanigheid van persoon ten laste, enerzijds, en voor het berekenen van het beroepsinkomen in geval van uitoefening van een beroepsbezigheid tijdens de arbeidsongeschiktheid, anderzijds.

In dat advies heeft de afdeling Wetgeving het volgende opgemerkt: "1. Door de neutralisatie te beogen van 'de financiële vergoedingen die door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten worden toegekend voor de economische gevolgen die worden ondervonden naar aanleiding van de toepassing van het ministerieel besluit van 13 maart 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/03/2020 pub. 13/03/2020 numac 2020030303 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken type ministerieel besluit prom. 13/03/2020 pub. 13/03/2020 numac 2020030302 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19 sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en door elk ander later ministerieel besluit met dezelfde strekking, of die overeenkomstig andere gewestelijke, gemeenschaps-, provinciale of gemeentelijke regelgeving worden toegekend voor de economische gevolgen die worden ondervonden naar aanleiding van de COVID-19-pandemie' lijkt het toepassingsgebied van het ontworpen artikel 225, § 3, achtste lid, en van het ontworpen artikel 230, § 1ter, tiende lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 sluiten zeer ruim en zou er onzekerheid kunnen ontstaan over de exacte bepaling van de financiële vergoedingen die in aanmerking genomen zullen worden bij de berekening van de beroepsinkomsten. De beoogde neutralisatie is bovendien onbeperkt in de tijd.

Naar aanleiding van een vraag over dat toepassingsgebied zoals beoogd in het ontwerp en over de regelingen die in financiële vergoedingen voorzien waarop de ontworpen bepalingen betrekking hebben of zullen hebben, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: 'Le projet de texte est inspiré par l'article 6 de la loi du 29 mai 2020 portant diverses mesures fiscales urgentes en raison de la pandémie du COVID-19.(4) Dans ce contexte, le législateur a également défini un large champ d'application.

Compte tenu de la multitude d'entités existant au niveau régional et local en Belgique, il est impossible de prévoir une liste exhaustive dans la réglementation de l'assurance indemnités. En définissant un champ d'application large (plutôt qu'une énumération exhaustive), nous estimons que cela permet justement d'éviter qu'une certaine intervention financières ne soit pas prise en compte indûment, et que certaines situations ne soient donc pas prises en considération.

Néanmoins, nous estimons que, dans le cadre de la délimitation du champ d'application, il conviendrait peut-être d'ajouter explicitement la disposition suivante au projet d'articles 225, § 3, alinéa 8, et 230, § 1erter, alinéa 10, de l'arrêté royal du 3 juillet 1996 : 'Deze bepaling is bovendien enkel van toepassing als in de regeling op grond waarvan de financiële vergoeding wordt verleend, uitdrukkelijk is bepaald dat deze vergoeding wordt verleend om aan de rechtstreekse of onrechtstreekse economische of sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie het hoofd te bieden'.

Cette disposition précise, à notre avis, le champ d'application dans le cadre de la pandémie COVID-19.

La fixation d'une limite explicite dans le temps pour cette mesure de neutralisation n'est selon nous pas souhaitable, car elle pourrait instaurer un traitement inégal entre les différents assurés sociaux reconnus en incapacité de travail en fonction du moment précis où l'intervention financière suite à la pandémie COVID-19 est octroyée au titulaire reconnu en incapacité de travail lui-même ou à la personne qui cohabite avec lui.

Toutefois, en stipulant explicitement qu'il doit y avoir un lien avec la pandémie COVID-19 (avec la précision supplémentaire proposée ci-dessus selon laquelle cette disposition ne s'applique que si le régime sur la base duquel la compensation financière est octroyée prévoit expressément que cette compensation est octroyée pour faire face aux conséquences économiques ou sociales directes ou indirectes de la pandémie COVID-19), il y a une limitation indirecte dans le temps. Dès que la réglementation relative à l'intervention financière cesse de produire ses effets, la neutralisation fixée deviendra sans objet.' 2. De ontworpen artikelen 225, § 3, achtste lid, en 230, § 1ter, tiende lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 sluiten moeten worden aangevuld met de voorwaarde zoals die is voorgesteld door de gemachtigde van de minister.(5) Wat betreft de mogelijkheid om voor de toepassing van de voorgenomen maatregelen een tijdslimiet vast te stellen, wordt nota genomen van de bovenstaande toelichting.

Dit antwoord zou moeten worden opgenomen in het verslag aan de Koning dat bij het ontworpen besluit dient te worden gevoegd. 3. De ontworpen artikelen 225, § 3, achtste lid, en 230, § 1ter, tiende lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 sluiten hebben geen betrekking op de financiële vergoedingen die over het algemeen door de Federale Staat worden toegekend in het kader van de COVID [19 pandemie]. Naar aanleiding van een vraag in dat verband heeft de gemachtigde van de minister de volgende toelichting gegeven: 'En ce qui concerne les interventions financières de l'Etat fédéral (qui sont en principe des interventions de 'sécurité sociale' ou d''assistance sociale' et peuvent être qualifiées de pension, de rente, d'intervention ou d'indemnités à prendre en compte), le principe de base est qu'elles doivent toujours être prises en considération, sauf s'il est expressément prévu qu'une neutralisation est applicable. Il est donc tenu compte en principe des prestations de sécurité sociale ou d'assistance sociale spécifiquement prévues dans le cadre de la crise COVID-19 (comme, par exemple, le droit passerelle de crise).

Les règles énoncées aux articles 225 et 230 de l'arrêté royal du 3 juillet 1996 concernent en effet la fixation précise du montant de l'indemnité d'incapacité de travail qui constitue elle-même une prestation de sécurité sociale.

Les neutralisations prévues dans le projet d'article 225, § 3, alinéas 9 et 10, et d'article 230, § 1erter, alinéa 11, de l'arrêté royal du 3 juillet 1996 concernent des compléments octroyés en plus de la 'prestation de base'. Si on ne prévoit pas de neutralisation, cela peut avoir pour conséquence de réduire le montant de l'indemnité d'incapacité de travail, et donc de faire perdre au complément octroyé la totalité ou une partie de ses effets.

Je vous confirme par ailleurs que le texte de l'article 225 ou de l'article 230 de l'arrêté royal du 3 juillet 1996 devrait être modifié si d'autres mesures fédérales (futures) devaient également être neutralisées.' Deze toelichting, die zou moeten worden opgenomen in het verslag aan de Koning, maakt het mogelijk die weglating te begrijpen, zelfs indien dat tegenstrijdig lijkt te zijn met het feit dat aan de ontworpen bepalingen een zeer ruime strekking wordt gegeven voor wat betreft de geneutraliseerde financiële vergoedingen die door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten worden toegekend. 4. Wat ten slotte het toepassingsgebied betreft van de maatregelen waarop het ontwerp betrekking heeft, spreekt het vanzelf dat de verwijzingen in de ontworpen bepalingen naar de financiële vergoedingen die door de 'gemeenschappen' of overeenkomstig een 'gemeenschapsregelgeving' zouden zijn toegekend, uiteraard ook betrekking hebben op de financiële vergoedingen die door de Brusselse gemeenschapscommissies zouden zijn toegekend, gelet op het voorwerp van de overwogen regels. Dit zou moeten worden opgenomen in het verslag aan de Koning." 3. Die opmerkingen moeten mutatis mutandis herhaald worden met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit aangezien de vrijgestelde financiële vergoedingen in dezelfde bewoordingen omschreven worden. BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF De precieze rechtsgrond van het ontwerp is artikel 86, § 3, eerste en tweede lid, van de wet 'betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen' gecoördineerd op 14 juli 1994. Die leden zijn alleen gewijzigd bij een wet van 29 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012021057 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten 'houdende diverse bepalingen (I)'. Bijgevolg moet in het eerste lid verwezen worden naar de precieze rechtsgrond en moeten daarin de woorden "bij de wet van 22 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/08/2002 pub. 28/09/2002 numac 2002022739 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden sluiten en" weggelaten worden.

DISPOSITIEF Artikel 1 Het ontworpen artikel 28bis, § 5, tweede lid, van het voornoemde koninklijk besluit van 20 juli 1971 moet worden aangevuld met de datum van het daarin genoemde koninklijk besluit, te weten 15 september 2020.

DE GRIFFIER Esther CONTI DE VOORZITTER Pierre VANDERNOOT _______ Nota's (1) Ontworpen artikel 28bis, § 3, vierde lid, tweede zin, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 (artikel 1, 1°, van het ontwerp).(2) Ontworpen artikel 28bis, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 (artikel 1, 2°, van het ontwerp).(3) Ontworpen artikel 28bis, § 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 (artikel 1, 2°, van het ontwerp).(4) Voetnoot 4 van het geciteerde advies: Artikel 6 van de wet van 29 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2020 pub. 11/06/2020 numac 2020021216 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie sluiten 'houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie' voorziet in een fiscale vrijstelling van de vergoedingen in het kader van de steunmaatregelen die door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten getroffen worden naar aanleiding van de COVID-19-pandemie.(5) Voetnoot 5 van het geciteerde advies : Deze voorwaarde is overigens vergelijkbaar met een van de voorwaarden bepaald in artikel 6 van de wet van 29 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2020 pub. 11/06/2020 numac 2020021216 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie sluiten 'houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie'. 22 NOVEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 86, § 3, eerste en tweede lid, gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012021057 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen, gegeven op 15 juli 2020;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 juli 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 19 augustus 2020;

Gelet op het advies nr. 68.043/2 van de Raad van State, gegeven op 12 oktober 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 28bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3, wordt het vierde lid aangevuld met de volgende zin: "In dit kader wordt er eveneens rekening gehouden met elke uitkering, vergoeding of rente die wegens het derven van dat inkomen wordt verleend."; 2° het wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende als volgt: " § 5.Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met de financiële vergoedingen die door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten worden toegekend voor de economische of sociale gevolgen die worden ondervonden naar aanleiding van de toepassing van het ministerieel besluit van 13 maart 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/03/2020 pub. 13/03/2020 numac 2020030303 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken type ministerieel besluit prom. 13/03/2020 pub. 13/03/2020 numac 2020030302 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19 sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en elk ander later ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, of die overeenkomstig andere gewestelijke, gemeenschaps-, provinciale of gemeentelijke regelgeving worden toegekend voor de economische of sociale gevolgen die worden ondervonden naar aanleiding van de COVID-19-pandemie. In dit kader mag het evenwel niet gaan om een, in voorkomend geval verminderde, financiële vergoeding waarop de betrokkene zonder de toepassing van de voormelde regelgeving bepaald naar aanleiding van de COVID-19-pandemie zou hebben kunnen aanspraak maken. Deze bepaling is bovendien enkel van toepassing als in de regeling op grond waarvan de financiële vergoeding wordt verleend, uitdrukkelijk is bepaald dat deze vergoeding wordt verleend om aan de rechtstreekse of onrechtstreekse economische of sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie het hoofd te bieden.

Voor de toepassing van dit artikel wordt evenmin rekening gehouden met de aanvullende crisisuitkering toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 september 2020 houdende toekenning, ingevolge de COVID-19-pandemie, van een aanvullende crisisuitkering aan sommige arbeidsongeschikt erkende zelfstandigen en meewerkende echtgenoten.".

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.

Art. 3.De minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 november 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Fr. VANDENBROUCKE De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL

^