gepubliceerd op 08 februari 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende de vorming
12 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende de vorming (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende de vorming.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005 Vorming (Overeenkomst geregistreerd op 23 juni 2005 onder het nummer 75282/CO/126) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.
Zij wordt gesloten in uitvoering van de wet betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 2003 en van de IPA-wet 2005. HOOFDSTUK II. - Doelgroepen
Art. 2.De sociale gesprekspartners verbinden zich ertoe voor de duur van deze overeenkomst bijkomende inspanningen te leveren op het vlak van de permanente vorming van de arbeiders en de opleidingsinitiatieven ter attentie van risicogroepen voort te zetten.
Hierbij streven zij ernaar te anticiperen op de invoering van nieuwe technologieën of arbeidsorganisaties. De opleiding wordt in de sector erkend als een recht en een plicht voor de werknemers.
Zij willen daarbij de volgende doelgroepen bereiken : Een eerste categorie zijn de arbeiders/sters, in dienst van een onderneming van de sector. Voor hen moeten bijzondere inspanningen worden geleverd om hun inzetbaarheid te vergroten. Zij kunnen geconfronteerd worden met de invoering van nieuwe technologieën of met een wijzigende arbeidsorganisatie.
Een tweede categorie zijn de toekomstige werknemers.
Tot deze categorie behoren de volgende personen voor wie de te bereiken doelstellingen nader dienen te worden omschreven : 1. de deeltijds leerplichtigen;2. de jonge werkzoekenden;3. de andere werkzoekenden, ongeacht hun leeftijd. Een bijzondere inspanning zal worden geleverd teneinde de diversiteit van de werknemers in de ondernemingen te bevorderen.
De derde categorie betreft de arbeiders/sters die worden geconfronteerd met ontslag ingevolge sluiten, herstructurering of afslanking van de onderneming.
Art. 3.De sector zal zijn medewerking blijven verlenen aan de tewerkstellingsmaatregelen voor langdurig werklozen in de mate dat er voor deze doelgroep ook effectieve tewerkstelling in de sector aan kan verbonden worden. HOOFDSTUK III. - Doelstellingen Afdeling 1. - Ter attentie van de jongeren
Art. 4.Industrieel leerlingenwezen De sociale gesprekspartners bestendigen voor de duurtijd van de collectieve arbeidsovereenkomst het industrieel leerlingenwezen.
Voor de beroepen, georganiseerd in deze vorm sluiten zij uit dat voor de deeltijds leerplichtigen een arbeidsovereenkomst deeltijds leren/werken zou worden gesloten.
Zij zien de invulling van de wet van 6 mei 1998 (Belgisch Staatsblad van 29 mei 1998) als volgt : 1. Voor de jongeren die het derde jaar beroeps- of technisch onderwijs niet met succes hebben beëindigd, bedraagt de periode gedurende dewelke de minimumvergoeding dient te worden uitbetaald 3 maanden. Zodoende valt deze periode samen met de proefperiode van 3 maanden die in het model van leerovereenkomst wordt vastgesteld. Deze leerling die na deze periode van 3 maanden in dienst blijft van de werkgever wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde om vanaf de 4de maand de volledige leervergoeding te ontvangen die met zijn/haar leeftijdscategorie overeenkomt. 2. De door de wet van 6 mei 1998 vastgestelde leervergoedingen zijn in voege voor alle leerovereenkomsten die na 1 september 1999 werden gesloten met jongeren uit de leeftijdsgroep van 15 tot 18 jaar.3. Het industrieel leerlingenwezen wordt uitgebreid tot de werkzoekende, ouder dan 18 jaar, die : - ofwel een diploma bezit dat niet aansluit bij de functie waarvoor hij/zij een opleiding wenst te volgen; - ofwel een diploma bezit dat wel aansluit bij een functie eigen aan de sector, doch die nog een opleiding wenst te volgen voor een andere of aanvullende functie.
De duur van de opleiding zal minimum zes maanden en maximum vierentwintig maanden bedragen, afhankelijk van het leerprogramma en de vooropleiding van de werkzoekende.
De leervergoeding die voor deze doelgroep wordt toegepast, zal door het paritair comité worden bepaald.
Zowel de duur van de opleiding als het bedrag van de leervergoeding zullen moeten worden bepaald, rekening houdend met het feit dat de geboden opleiding een redelijk alternatief moet bieden ter attentie van de werkloosheid. 4. De duurtijd van de reeds goedgekeurde opleidingen zal door de sociale gesprekspartners worden herzien.Dit, met de bedoeling meer jongeren te bereiken die in aanmerking kunnen komen voor een industriële leerovereenkomst. 5. Voor de doelgroep bedoeld in dit artikel zullen de gesprekspartners samenwerkingsakkoorden sluiten met de opleidingscentra die volledig achter deze vorm van opleiding staan en zich houden aan de voorwaarden en leerprogramma's erkend door het paritair leercomité. Het "opleidingscentrum hout" zal jaarlijks een rondetafel organiseren met de meewerkende centra om te komen tot een coördinatie van de inspanningen. De medewerkende centra zullen niet worden beperkt tot de centra voor deeltijds onderwijs.
Art. 5.Aanwerving en opleiding Alle werknemers die worden aangeworven worden opgeleid voor de functie waarin ze worden aangeworven, hetzij via IBO, hetzij via opleiding op de arbeidsplaats.
Deze doelgroep zal afzonderlijk vermeld worden in het opleidingsplan van de onderneming. De veiligheidsinitiatie maakt deel uit van deze opleiding.
De opleidingsperiode zal over ten minste zes maanden en ten hoogste vierentwintig maanden lopen wanneer de nieuw aangeworvene noch voorkennis, noch ervaring heeft opgedaan voor de functie. De opleidingsperiode zal over ten minste zes en ten hoogste twaalf maanden lopen wanneer de nieuw aangeworvene een voldoende vooropleiding heeft genoten, of deze kennis opdeed door ervaring.
Gedurende de opleidingsperiode heeft de nieuw aangeworven arbeider/ster recht op 90 pct. van het loon voor de functie waartoe hij/zij wordt opgeleid.
Dit onder de voorwaarde dat de nieuw aangeworvene ook in de mogelijkheid wordt gesteld de praktische opleiding in de onderneming aan te vullen met een opleiding uit de door het "Opleidingscentrum hout" geboden programma's.
Deze arbeidsovereenkomsten dienen ter opvolging te worden voorgelegd aan het paritair leercomité.
Art. 6.Opleidingsplannen De sociale gesprekspartners bevelen de ondernemingen aan opleidingsplannen te sluiten, teneinde de in het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Een bijzondere begeleidingsinspanning zal worden geleverd ter attentie van de ondernemingen die minder dan 20 arbeiders tewerkstellen. Zij zullen erop toezien dat de onderneming binnen de twee maanden na de indiening van haar plan, een concreet voorstel van timing ontvangt.
De ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie zal conform de hem toegewezen wettelijke bevoegdheden, betrokken worden bij het door de onderneming opgestelde opleidingsplan.
De onderneming die in uitvoering van artikel 51 (wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten) met betrekking tot de tijdelijke werkloosheid om economische reden reeds eerder een afwijking kreeg vanwege het beperkt paritair comité zal, om deze afwijking een tweede maal te kunnen krijgen, een opleidingsplan moeten voorleggen en uitvoeren.
Art. 7.Opleidingen op initiatief van de werknemer § 1. Tijdens de werkuren Indien bepaalde vakgerichte opleidingen niet na de werkuren kunnen plaatsgrijpen, moet er tussen werkgever en werknemer een gesprek mogelijk zijn over het volgen van deze opleiding in het raam van het betaald educatief verlof. § 2. Buiten de werkuren De werknemer die buiten de werkuren en op eigen initiatief een opleiding volgt die niet in aanmerking komt voor de wettelijke regeling in verband met betaald educatief verlof en die evenmin gebeurt in uitdrukkelijke opdracht van de werkgever, geniet de hierna vermelde voordelen.
Voorwaarde is echter, dat de werkgever vooraf op de hoogte werd gesteld en ermee heeft ingestemd en dat de opleiding met succes werd afgerond.
De werknemer kan dan kiezen voor, ofwel bezoldigde inhaalrust voor de uren die hij heeft verlet voor de opleiding, ofwel een vergoeding door de werkgever, beperkt tot het bedrag dat in voege is voor het betaald educatief verlof. Bedoelde uren worden dan niet als arbeidstijd aangemerkt.
Het aantal uren waarvoor een dergelijk voordeel kan worden verkregen, is beperkt tot 16 uur per schooljaar.
Art. 8.Onderwijs De rol van het onderwijs (zowel voltijds als deeltijds) zal kritisch worden onderzocht. De studie van de beroeps- en opleidingsprofielen zal worden geactiveerd en ter kennis gebracht van de verschillende opleidingsverstrekkers. Projectmatige aanpak moet leiden tot meetbare resultaten.
De modulaire structuur van het beroepsonderwijs zal voort worden gepromoot.
Art. 9.Het "Opleidingscentrum hout" Het "Opleidingscentrum hout" zal de gestelde doelstellingen projectmatig aanvatten teneinde de werkmethode te ontwikkelen en de positieve of negatieve resultaten te benutten ter herhaling van dergelijke projecten.
Het "Opleidingscentrum hout" zal een metingsinstrument ontwikkelen om op sectorvlak de geleverde inspanningen in verband met opleiding te meten.
Zij zal ervoor zorgen dat de bestaande opleidingsstelsels worden afgestemd op de opleidingsplannen van de ondernemingen en dat zij onverwijld voor hen worden opengesteld.
Hierbij zal zij absolute prioriteit verlenen voor de personen die zich inschreven in het sectoraal outplacement of die werden ontslagen in het raam van een herstructurering. HOOFDSTUK IV. - Financiering
Art. 10.Het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking" organiseert de bevordering van de initiatieven voor de opleiding en tewerkstelling van de in artikel 2 omschreven doelgroepen.
Deze opleiding wordt gefinancierd door een werkgeversbijdrage van 0,10 pct. van de brutolonen van de arbeiders aan 108 pct.
Art. 11.De sector zal zijn effectieve medewerking verlenen aan alle federale en regionale initiatieven ter bevordering van de tewerkstelling van langdurig werklozen op wie een begeleidingsplan of inschakelingsparcours van toepassing is. Onder voorbehoud dit begeleidingsplan wordt voortgezet onder voorwaarden die voor de sector stoffering en houtbewerking haalbaar zijn, zal voor deze effectieve medewerking een bijkomende financiële inspanning van 0,05 pct. berekend op de brutolonen aan 108 pct. worden voorbehouden.
Art. 12.De inning van de bijdrage geschiedt door toedoen van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking", overeenkomstig zijn statuten. HOOFDSTUK V. - Duur van de overeenkomst
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN