gepubliceerd op 25 december 1997
Koninklijk besluit tot verruiming van de toepassingssfeer van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging tot bepaalde leden van het gewezen personeel van de openbare sector in Afrika
12 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit tot verruiming van de toepassingssfeer van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging tot bepaalde leden van het gewezen personeel van de openbare sector in Afrika
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 33, eerste lid, 3°;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 294, § 1, 11°;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 17 november 1997;
Gelet op het advies van de Algemene Raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 3 november 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 oktober 1997;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 2 december 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd wegens het feit dat de toekenning van verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging aan de betrokkenen moet gewaarborgd blijven. Tot 31 december 1993 vielen de betrokkenen onder de verzekering voor geneeskundige verzorging zoals geregeld bij decreet van 4 augustus 1959 op de verzekering voor gezondheidszorg van de administratieve en militaire ambtenaren en gewezen ambtenaren van de beroepsmagistraten, van de ambtenaren en gewezen ambtenaren van de rechterlijke orde en van de gerechtelijke politie bij de parketten. Dat decreet werd met ingang van 1 januari 1994 opgeheven door de wet van 6 augustus 1993 houdende sociale en diverse bepalingen. Daarnaast voorzag die wet in de mogelijkheid om de toepassing van de wet van 9 augustus 1963 uit te breiden tot categorieën van personen waarop het decreet van 4 augustus 1959 van toepassing is geweest. Dat gebeurde bij koninklijk besluit van 23 december 1993, "koninklijk besluit tot verruiming van de toepassingssfeer van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging tot bepaalde leden van het gewezen personeel van de openbare sector in Afrika" genaamd. Bij arrest nr 68.288 van 24 september 1997 vernietigde de Raad van State dit koninklijk besluit omdat de ingeroepen hoogdringendheid onterecht was. Momenteel zijn de betrokkenen dus op geen enkele wijze gedekt inzake geneeskundige verzorging. Bovendien geldt de veronderstelling dat zij nooit gedekt zijn geweest, zodat de tegemoetkomingen die ze sinds 1994 hebben ontvangen, onverschuldigd waren en diensvolgens kunnen worden teruggevorderd. Omdat een dergelijke situatie onaanvaardbaar is, moet er onverwijld een nieuw koninklijk besluit worden genomen dat aan die personen zowel in het verleden als in de toekomst een stelsel van geneeskundige verzorging waarborgt;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§1. De wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt voor de in artikel 34 van dezelfde wet bedoelde geneeskundige verstrekkingen verruimd : 1° tot de personen die bedoeld werden in artikel 2, § 1, 1°, 2°, 3°, 2) en 4°, van het decreet van 4 augustus 1959 op de verzekering voor gezondheidszorg van de administratieve en militaire ambtenaren en gewezen ambtenaren van de beroepsmagistraten, van de ambtenaren en gewezen ambtenaren van de rechterlijke orde en van de gerechtelijke politie bij de parketten;2° tot de weduwnaars en weduwen van de in 1° bedoelde gerechtigden;3° tot de kinderen van de in 1° en 2° bedoelde gerechtigden, die volle wezen zijn en de leeftijd niet overschreden hebben tot dewelke de kinderbijslagen worden toegekend;4° tot de personen ten laste van de hiervoor bedoelde gerechtigden. De personen die de in het vorige lid gestelde voorwaarden vervullen en die gerechtigde of persoon ten laste zijn of kunnen zijn krachtens een wettelijk, reglementair of statutair stelsel van verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, met uitsluiting van het stelsel bepaald bij het koninklijk besluit van 28 juni 1969 tot verruiming van de werkingssfeer van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging tot de nog niet beschermde personen, zijn uitgesloten van de werkingssfeer van dit besluit.
De uitsluiting geldt niet voor : a) de feitelijk gescheiden of de van tafel en bed gescheiden echtgenote of echtgenoot die persoon ten laste is of kan zijn krachtens een andere regeling op grond van artikel 123, 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;b) de in het eerste lid bedoelde rechthebbenden die tevens gerechtigden of personen ten laste zijn krachtens het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen wordt verruimd, of krachtens het koninklijk besluit van 28 juni 1969 tot verruiming van de werkingssfeer van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging tot de leden van de kloostergemeenschappen. In dat geval hebben zij recht op de geneeskundige verstrekkingen andere dan die opgesomd in artikel 1 van het voornoemd koninklijk besluit van 30 juli 1964. § 2. De in § 1 bedoelde toepassing is afhankelijk van het vervullen van de voorwaarde dat de gerechtigde, op 31 december 1993, zich nog effectief op de verplichtingen van de Staat voortvloeiend uit artikel 37, derde lid, van de wet van 28 december 1973 betreffende de budgettaire voorstellen 1973-1974, kan beroepen. Het bewijs hiervan wordt geleverd door een attest, conform het model in bijlage, verstrekt door de Administratie der pensioenen van het Ministerie van Financiën.
Art. 2.§ 1. De in artikel 1 bedoelde gerechtigden hebben voor henzelf en voor de personen te hunnen laste recht op de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 34 van de voormelde gecoördineerde wet op voorwaarde dat zij aangesloten zijn bij een ziekenfonds of ingeschreven bij een gewestelijke dienst van de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en bij die gelegenheid aan hun verzekeringsinstelling het attest bedoeld in artikel 1, § 2, overhandigen. § 2. De in artikel 1 bedoelde gerechtigden zijn vrijgesteld van de wachttijd voor het recht op de geneeskundige verstrekkingen.
Art. 3.Een inhouding van 360 frank per maand wordt gedaan op het pensioen van de in artikel 1, eerste lid, § 1, 1°, 2° en 3°, en derde lid, b), bedoelde gerechtigden. Deze inhouding wordt verricht door het Ministerie van Financiën en de opbrengst ervan wordt overgemaakt aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. De personen die geen dusdanig pensioen genieten, zijn ertoe gehouden aan hun ziekenfonds of de gewestelijke dienst een maandelijkse bijdrage van 360 frank te betalen; voor deze laatste categorie van personen is, in aanvulling op de bepalingen van artikel 2, de tegemoetkoming op de verstrekkingen opgeschort tot de nodige bijdragen zijn betaald.
Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde inhouding of bijdrage is gekoppeld aan het indexcijfer 116,50 (basis 1988 = 100) van de consumptieprijzen. Dit bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan de hoegrootheid van het op 31 oktober van het voorgaande jaar bereikte indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 4.De verhoogde tegemoetkoming van de verzekering waarin is voorzien in artikel 37, §§ 1 en 2, van de voornoemde gecoördineerde wet, wordt toegekend, voor henzelf en voor de personen te hunnen laste, aan de in artikel 1 bedoelde gerechtigden die de leeftijd van 65 of 60 jaar, naargelang het een man of een vrouw betreft, hebben bereikt wanneer zij aan de voorwaarden voldoen die gesteld worden aan de gepensioneerde werknemers in uitvoering van de bepalingen van voornoemd artikel 37, §§ 1 en 2.
Art. 5.De verhoogde tegemoetkoming van de verzekering waarin is voorzien in artikel 37, §§ 1 en 19, van de voornoemde gecoördineerde wet, wordt toegekend, voor henzelf en voor de personen te hunnen laste, aan de in artikel 1 bedoelde rechthebbenden die in een van de in artikel 37, § 19, van dezelfde gecoördineerde wet bedoelde toestanden verkeren, voor zover ze voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld in het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de voornoemde gecoördineerde wet.
Evenzo wordt de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering toegekend, voor henzelf en voor de personen te hunnen laste, aan de in artikel 1, § 1, bedoelde gerechtigden die de leeftijd van 65 of 60 jaar, naar gelang het een man of een vrouw betreft, hebben bereikt, als zij voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld voor de gepensioneerde werknemers, ter uitvoering van de bepalingen van artikel 37, § 1, van de voornoemde gecoördineerde wet.
De gerechtigden die op 1 juli 1997 de verhoogde verzekeringstegemoetkoming genieten, behouden dat recht onder de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 11 van het voornoemd koninklijk besluit van 8 augustus 1997.
Art. 6.De bepalingen van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996 welke geen betrekking hebben op de uitkeringen, zijn van toepassing op de in artikel 1 bedoelde rechthebbenden, behoudens indien daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken bij dit besluit.
Art. 7.In artikel 294, § 1, 11°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de woorden « 23 decembrer 1993 » vervangen door de woorden « 12 december 1997 ».
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994 met uitzondering van artikel 4 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1994 en ophoudt van kracht te zijn op 30 juni 1997 en artikel 5 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 1997.
De in dit besluit bedoelde personen, aangesloten of ingeschreven ten laatste op 30 juni 1994 hebben recht, op de in artikel 2, § 1, voorziene verstrekkingen met ingang van 1 januari 1994.
Art. 9.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, M. DE GALAN